Van iemand die erop uittrok om het griezelen te leren


Παραμύθι για ένα παλικάρι που ξεκίνησε να μάθει τι θα πει φόβος


Een vader had twee zonen waarvan de oudste knap en verstandig was en zich overal wist aan te passen, de jongste echter was dom, begreep niets en kon niet leren. Als de mensen hem zagen zeiden zij: "Daar zal die vader nog last mee krijgen!" Als er iets te doen viel, dan moest de oudste het altijd opknappen. Maar wanneer zijn vader hem 's avonds laat ofwel 's nachts vroeg, iets te halen en de weg leidde dan over het kerkhof of een andere griezelige plek, dan antwoordde hij: "Och nee vader, daar ga ik niet heen, dat vind ik griezelig," want hij was bang. Of, wanneer er 's avonds bij het vuur verhalen verteld werden waarvan je kippenvel kreeg dan zeiden de toehoorders dikwijls: "O, wat griezelig!" De jongste zoon zat dan in een boek en hoorde het aan en kon maar niet begrijpen wat dat betekende. "Altijd zeggen zij, wat griezelig, wat griezelig! Ik vind het helemaal niet griezelig; dat zal wel weer zo'n kunst zijn waarvan ik niets begrijp."
Nu gebeurde het, dat zijn vader eens tot hem sprak: "Hoor eens, jij daar in de hoek, je wordt groot en sterk, jij moet ook iets leren om je brood mee te verdienen. Kijk eens hoe je broer zijn best doet, maar met jou is het boter aan de galg gesmeerd." - "Maar vader," antwoordde hij, "ik wil best wat leren, ja wat mij betreft zou ik graag leren griezelen, daar begrijp ik nog helemaal niets van." De oudste broer begon te lachen toen hij dat hoorde en dacht bij zichzelf: Mijn hemel, wat is mijn broer een domkop, daar komt nooit iets van terecht wie een haakje wil worden moet zich tijdig ombuigen. Zijn vader zuchtte en antwoordde: "Griezelen zal je wel leren, maar je brood zal je daarmee niet verdienen."
Kort daarop kwam de koster op bezoek; de vader klaagde zijn nood en vertelde dat zijn jongste zoon in alles zo slecht beslagen ten ijs kwam, hij wist niets en leerde niets. 'stel je voor, toen ik hem vroeg waarmee hij zijn brood wilde verdienen zei hij warempel dat hij wilde leren griezelen." - "Als dat alles is," antwoordde de koster, "dan kan hij dat wel bij mij leren, stuur hem maar naar mij toe, ik zal hem wel bijschaven." De vader vond het best, want hij dacht: Dan wordt die jongen toch nog een beetje bijgewerkt. De koster nam hem dus in huis en hij moest de klok luiden. Na een paar dagen wekte de koster hem om middernacht en zei tegen hem dat hij moest opstaan, in de kerktoren klimmen en de klok luiden. Ik zal jou wel eens leren griezelen, dacht de koster en liep heimelijk vooruit. Toen de jongen boven kwam en zich omkeerde om het klokkentouw te grijpen zag hij op de trap tegenover het galmgat een witte gedaante staan. "Wie is daar," riep hij, maar de gedaante gaf geen antwoord en bewoog zich niet. "Geef antwoord," riep de jongen, "of maak dat je wegkomt, je hebt hier 's nachts niets te maken." Maar de koster bleef onbeweeglijk staan, opdat de jongen zou denken dat hij een spook was. De jongen riep voor de tweede maal: "Wat moet je hier? Spreek, als je een eerlijke kerel bent, of ik gooi je de trap af." De koster dacht: Het zal wel niet zo ernstig gemeend zijn, hield zich stil en stond daar alsof hij van steen was. Toen maande de jongen hem voor de derde maal en toen dat ook tevergeefs was, nam hij een aanloop en gooide het spook de trap af. Het viel tien treden naar beneden en bleef in een hoek liggen. Daarop luidde de jongen de klok, liep naar huis en zonder een woord te zeggen ging hij naar bed en sliep verder. De vrouw van de koster wachtte een hele tijd op haar man, maar hij kwam niet terug. Tenslotte werd zij bang, wekte de jongen en vroeg: "Weet je niet waar mijn man gebleven is? Hij is voor jou de toren opgegaan. "Nee," antwoordde de jongen, "maar er stond iemand op de trap tegenover het galmgat en omdat hij geen antwoord gaf en ook niet weg ging, heb ik hem voor een boef aangezien en hem de trap afgegooid. Gaat u er maar heen, dan zult u zien of hij dat was; het zou me spijten." De vrouw holde weg en vond haar man die in een hoek lag te jammeren en een been had gebroken.
Zij droeg hem naar beneden en spoedde zich daarna met luid misbaar naar de vader van de jongen. "Uw zoon," riep zij, "heeft groot onheil aangericht, hij heeft mijn man van de trap gegooid zodat hij een been gebroken heeft. Haal die deugniet bij ons weg!" De vader schrok, liep er snel heen en schold de jongen uit: "Wat zijn dat voor goddeloze streken, die moet de duivel je ingeblazen hebben." - "Vader," antwoordde hij, "luister nou eens even: ik ben geheel onschuldig, hij stond daar midden in de nacht als iemand die kwaad in de zin heeft. Ik wist niet wie het was en heb hem driemaal gemaand te spreken of weg te gaan." - "Ach," sprak de vader, "met jou beleef ik niets dan narigheid, ga uit mijn ogen, ik wil je niet meer zien." - "Ja vader, heel graag. maar wacht tot het dag is, dan ga ik erop uit om te leren griezelen, dan kan ik toch iets waarmee ik mijn brood kan verdienen." - "Leer wat je wilt," sprak de vader, "het is mij om het even. Hier heb je vijftig daalders, ga daarmee de wijde wereld in en zeg aan niemand waar je vandaan komt en wie je vader is, want ik schaam mij voor je." - "Ja vader, zoals u wilt, als u niet meer van mij verlangt dan dat, dan kan ik mij daar gemakkelijk aan houden."
Toen de dag aanbrak, stak de jongen de vijftig daalders in zijn zak, ging de grote weg op en sprak steeds voor zich heen: "Kon ik maar griezelen, kon ik maar griezelen." Er kwam een man aan die het gesprek dat de jongen met zichzelf voerde hoorde, en toen ze een stuk verder waren en de galg konden zien zei de man tegen hem: "Zie je, daar is de boom waar er zeven bruiloft gevierd hebben met de dochter van de touwslager en nu leren zij vliegen, ga daaronder zitten en wacht tot de nacht invalt, dan leer je wel griezelen." - "Als het anders niet is," antwoordde de jongen, "dan is dat gemakkelijk gedaan; maar als ik zo snel leer griezelen, dan krijg jij mijn vijftig daalders, kom morgen maar bij mij terug." Toen liep de jongen naar de galg, ging eronder zitten en wachtte tot de avond viel. En omdat hij het koud had maakte hij een vuur aan, maar te middernacht werd de wind zo koud dat hij het ondanks het vuur niet warm kon krijgen. En toen de wind de gehangenen tegen elkaar sloeg zodat ze heen en weer bewogen, dacht hij: Ik heb het hier beneden al zo koud, wat zullen die daar boven rillen van de kou. En omdat hij een medelijdend hart had, zette hij de ladder tegen de galg, klom naar boven, knoopte de een na de ander los en haalde ze alle zeven naar beneden. Daarop pookte hij het vuur op, blies het aan en zette hen er omheen, zodat zij zich konden warmen. Doch zij zaten daar maar en bewogen zich niet en hun kleren vatten vlam. Toen zei hij: "Let een beetje op, anders breng ik jullie weer naar boven." De doden echter hoorden niets, zwegen en lieten hun lompen verbranden. Toen werd hij boos en zei: "Als jullie niet wilt opletten dan kan ik er ook niets aan doen, ik heb geen zin met jullie te verbranden," en hij hing ze een voor een weer op. Daarna ging hij bij zijn vuur zitten en sliep in en de volgende morgen kwam de man bij hem om die vijftig daalders en sprak: "Nou, weet je nu wat griezelen is?" - "Nee," antwoordde hij, "hoe zou ik dat weten? Die daarboven hebben hun mond niet opengedaan en zij waren zo dom dat zij die paar oude lappen die zij aan hun lijf hebben, lieten verbranden." - Toen begreep de man dat hij die dag geen vijftig daalders zou beuren. Hij ging weg en sprak: "Zo iemand heb ik nog nooit ontmoet."
De jongen ging ook zijns weegs en begon weer voor zich uit te mompelen: "Ach, als ik maar kon griezelen, ach, griezelde ik maar." Dat hoorde een voerman die achter hem aankwam en hij vroeg: "Wie ben jij?" - "Dat weet ik niet," antwoordde de jongen. De voerman vroeg verder: "Waar kom je vandaan?" - "Dat weet ik niet." - "Wie is je vader?" - "Dat mag ik niet zeggen." - "Wat brom je toch steeds in je baard?" - "Nou," zei de jongen, "ik zou willen griezelen, maar niemand kan het mij leren." - "Laat dat domme geklets," sprak de voerman, "kom ga met mij mee, ik zal zien dat ik je onderdak verschaf." De jongen ging met de voerman mee en 's avonds kwamen zij bij een herberg waar zij wilden overnachten. Toen sprak hij bij het binnentreden van de gelagkamer weer hardop: "Kon ik maar griezelen, kon ik maar griezelen." De waard die het hoorde, begon te lachen en sprak: "Als je daar behoefte aan hebt, dan is er hier wel gelegenheid voor." - "Ach, wees stil," zei de waardin, "al meer dan één eigenwijze jonge man heeft er met zijn leven voor geboet, het zou jammer zijn van die mooie ogen als die het daglicht niet meer zouden zien." Maar de jongen zei: "Al is het nog zo moeilijk, ik wil het nu eenmaal leren, daarom ben ik erop uitgetrokken." Hij liet de waard dan ook niet met rust voor deze vertelde dat niet ver daar vandaan een betoverd slot stond waar iemand wel kon leren wat griezelen was, als hij maar drie nachten in dat slot wilde waken. De koning had aan degene die het wilde wagen zijn dochter tot vrouw beloofd en dat was de schoonste jonkvrouw die door de zon beschenen werd. In het slot waren ook grote, door boze geesten bewaakte schatten, die dan vrij zouden komen en een arme meer dan rijk konden maken. Velen waren er al binnen gegaan maar nog geen enkele was er weer uitgekomen. De volgende morgen ging de jongen naar de koning en sprak: "Zo het mij vergund is, dan zou ik wel drie nachten in het betoverde slot willen waken." De koning keek hem aan en daar de jongen hem beviel sprak hij: "Je mag nog drie dingen vragen, maar het moeten levenloze dingen zijn en die mag je meenemen naar het slot." De jongen dacht even na en zei toen: "Dan vraag ik om een vuur, een draaibank en een houtsnijbank met het mes."
De koning liet al deze dingen overdag voor hem naar het slot brengen. Toen de nacht inviel liep de jongen er naar toe, legde in een van de kamers een groot vuur aan, zette de houtsnijbank met het mes ernaast en ging op de draaibank zitten. "Ach, als ik maar griezelde," sprak hij, "maar hier zal ik het ook wel niet leren." Tegen middernacht wilde hij zijn vuur eens opporren en toen hij erin zat te blazen klonk plotseling geschreeuw uit een hoek: "Au, miauw, wat hebben wij het koud." - "Zotskappen," riep de jongen, "waarom schreeuwen jullie? Als jullie het koud hebt, kom dan bij het vuur zitten om je te warmen." En toen hij dat gezegd had, kwamen twee grote zwarte katten met een geweldige sprong op hem af, gingen ieder aan een kant van hem zitten en keken hem met vurige ogen heel wild aan. Na een poosje, toen zij warm waren geworden, spraken zij: "Vriend, zullen we eens kaarten?" - "Waarom niet," antwoordde hij, "maar laat eerst jullie poten zien." Zij strekten hun klauwen uit. "Hé," zei hij, "wat hebben jullie lange nagels, wacht, die moet ik eerst afknippen." Daarop pakte hij ze bij hun nekvel, tilde ze op de houtsnijbank en schroefde hun poten vast. "Ik heb eens naar jullie vingers gekeken en dan vergaat mij de lust om te kaarten!" Hij sloeg ze dood en wierp ze naar buiten in het water. Toen hij echter die twee tot zwijgen had gebracht, kwamen er uit alle hoeken en gaten zwarte katten en zwarte honden aan gloeiende kettingen, steeds maar meer en meer zodat hij zich niet meer kon bergen en zij schreeuwden verschrikkelijk, trapten op zijn vuur, trokken het uit elkaar en wilden het uitdoven. Hij keek het een poosje rustig aan maar toen het hem te bar werd pakte hij zijn houtsnijmes en riep: "Weg met jullie boeventuig," en hij hakte op ze in. Een gedeelte sprong weg, de anderen sloeg hij dood en wierp ze naar buiten in de vijver. Teruggekomen blies hij in de vonken zodat het vuur opnieuw begon te branden en warmde zich erbij. En toen hij daar zo zat kon hij zijn ogen niet langer openhouden en kreeg slaap. Hij keek om zich heen en zag in de hoek een groot bed staan. "Dat komt goed van pas, sprak hij en ging erin liggen. Maar toen hij zijn ogen wilde sluiten begon het bed vanzelf te rijden en reed het hele slot door. "Goed zo," sprak hij, "vooruit maar." En zo rolde het bed voort alsof er zes paarden voorgespannen waren, de drempels over en de trappen op en af tot opeens, hopsasa, het omsloeg, helemaal ondersteboven, zodat het als een berg boven op hem kwam te liggen.
Maar hij wierp de dekens en de kussens de lucht in, kroop er uit en zei: "Laat nu maar rijden wie rijden wil," ging bij het vuur liggen en sliep tot de dag aanbrak. 's Morgens kwam de koning en toen hij hem daar op de grond zag liggen dacht hij dat de spoken hem hadden omgebracht en dat hij dood was. Hij zei: "Het is toch zonde van zo'n mooi mensenkind." Dat hoorde de jongen; hij richtte zich op en zei: "Zover is het nog niet." De koning was verbaasd maar ook verheugd en hij vroeg hoe het gegaan was. "Heel goed," antwoordde de jongen, "er is één nacht om, de twee andere zullen ook wel voorbij gaan. De jongen ging terug naar de herberg en daar zette de waard grote ogen op. "Ik had niet gedacht, dat ik je levend terug zou zien; heb je nu geleerd wat griezelen is?" - "Nee," antwoordde de jongen, "alles is tevergeefs, was er maar iemand die het mij kon leren."
De tweede nacht toog hij opnieuw naar het oude slot, ging bij het vuur zitten en hief weer zijn oude lied aan: "Kon ik maar griezelen." Tegen middernacht hoorde hij lawaai en gestommel, eerst zachtjes, toen steeds harder, dan was het weer even stil en tenslotte kwam met luid geschreeuw een half mens uit de schoorsteen naar beneden en viel voor hem neer. "Hola," riep hij, "er hoort nog een helft bij, dit is niet genoeg." Toen begon het lawaai opnieuw, het raasde en beide en de andere helft viel ook naar beneden. "Wacht," sprak hij, "ik zal eerst het vuur een beetje voor je aanblazen." Toen hij dat gedaan had en weer omkeek waren de beide stukken met een klap bij elkaar gekomen en er zat een afschuwelijke man op zijn plaats. "Zo zijn wij niet getrouwd," sprak de jongen, "die bank is van mij." De man wilde hem opzij duwen maar de jongen liet zich dat niet welgevallen, schoof hem met geweld opzij en ging weer op zijn plaats zitten. Toen vielen er nog meer mannen naar beneden, de een na de ander en zij namen negen knekels en twee doodskoppen, zetten die overeind en begonnen te kegelen. De jongen kreeg er ook zin in en vroeg: "Hoor eens, mag ik meedoen?" - "Ja, als je geld hebt." - "Geld genoeg," antwoordde hij, "maar de ballen zijn niet helemaal rond." Toen nam hij de doodskoppen, klemde ze in de draaibank en draaide ze rond. "Ziezo, nu rollen ze beter," sprak hij, "kijk eens, nu gaat het fijn." Hij speelde mee en verloor wat geld, maar toen het twaalf uur sloeg, was alles voor zijn ogen opeens verdwenen. Hij ging liggen en sliep rustig in. De volgende morgen kwam de koning naar hem kijken. "Hoe is het je deze keer vergaan?" vroeg hij. "Ik heb gekegeld," antwoordde de jongen, "en een paar centen verloren." - "Heb je dan niet gegriezeld?" - "Och wat," zei hij, "ik heb plezier gemaakt. Als ik maar wist wat griezelen was."
De derde nacht ging hij weer op zijn bank zitten en sprak knorrig. "Als ik nu maar griezelde." Laat in de nacht kwamen zes grote mannen een doodkist binnenbrengen. Toen sprak hij: "Haha, dat is vast mijn neefje dat een paar dagen geleden gestorven is!" wenkte hem met zijn vinger en riep: "Kom neefje, kom!" Zij zetten de doodkist op de grond, maar hij ging er naartoe en nam het deksel eraf er lag een dode man in. Hij voelde aan zijn gezicht maar het was ijskoud. "Wacht," sprak hij, "ik zal je een beetje warmen," en hij ging naar het vuur, maakte zijn hand warm en legde die op het gezicht van de dode maar die bleef koud. Toen nam hij hem uit de kist, ging bij het vuur zitten en nam de dode op schoot en wreef zijn armen om het bloed weer in beweging te krijgen. Toen ook dat niet hielp bedacht hij dat wanneer twee mensen in bed liggen ze elkaar verwarmen en hij legde hem in zijn bed, dekte hem toe en ging naast hem liggen. Na een poosje werd de dode warm en begon te bewegen. Toen sprak de jongen: "Kijk eens neefje, heb ik je niet mooi verwarmd?" De dode echter riep "Nu ga ik je wurgen!" - "Wat!," antwoordde de jongen, "is dat mijn loon? Dan ga je meteen weer de kist in," en hij tilde hem op, wierp hem erin en deed de deksel dicht; toen kwamen de zes mannen en droegen hem weer weg. "Ik kan maar niet griezelen," zei hij, "hier leer ik het mijn levensdagen niet."
Daarop kwam er een man binnen die groter was dan alle anderen en hij zag er verschrikkelijk uit, maar hij was oud en had een lange witte baard. "O, jij onderkruipsel," riep hij, "nu zal je spoedig leren wat griezelen is, want je moet sterven." - "Niet zo haastig," antwoordde de jongen, "als ik moet sterven, ben ik er toch zelf ook nog bij." - "Ik zal je wel krijgen," sprak de boze geest. "Kalm aan, maak je niet dik, zo sterk als jij bent ben ik ook en wellicht nog sterker." - "Dat zullen we zien," sprak de oude man, "als je sterker bent dan ik, laat ik je gaan. Kom laten we de proef op de som nemen." Toen bracht hij hem door donkere gangen naar het vuur van een smidse, nam een bijl en sloeg het aambeeld met één slag de grond in. "Dat kan ik nog veel beter," zei de jongen en liep naar het andere aambeeld. De oude ging naast hem staan om toe te kijken en zijn witte baard hing naar beneden. Toen pakte de jongen de bijl, doorkliefde het aambeeld met één houw en klemde daarbij de baard van de oude man erin vast. "Nu heb ik je," sprak de jongen, "nu ben jij het die moet sterven." Daarop pakte hij een ijzeren stang en sloeg op de oude los tot die begon te jammeren en hem smeekte op te houden, dan zou hij hem grote schatten geven. De jongen trok de bijl eruit en liet hem los. De oude man bracht hem weer terug naar het slot en toonde hem in een kelder drie kisten vol goud. Hij sprak: "Daarvan behoort één deel aan de armen, één deel aan de koning en het derde is voor jou." De klok van het kasteel sloeg twaalf uur, de geest verdween en de jongen stond in het donker. "Ik zal er wel uit zien te komen," sprak hij, en tastte in het rond. Hij vond de weg naar de kamer en viel in slaap bij zijn vuur. De volgende morgen kwam de koning die zei: "Nu zal je wel geleerd hebben wat griezelen is." - "Nee," antwoordde de jongen, "het was niet veel bijzonders. Mijn dode neef was er en er is een man met een baard gekomen die mij daar beneden veel geld heeft laten zien, maar wat griezelen is heeft niemand mij verteld." De koning sprak: "Jij hebt het slot verlost en zult mijn dochter trouwen." - "Dat is alles goed en wel," antwoordde hij, "maar ik weet nog steeds niet wat griezelen is."
Daarop werd het goud naar boven gebracht en de bruiloft werd gevierd, maar de jonge koning, hoe lief hij zijn gemalin ook had en hoe gelukkig hij ook was, zei nog steeds: "Als ik maar kon griezelen, als ik maar griezelde." Dat ergerde de jonge koningin tenslotte, maar haar kamermeisje zei: "Ik zal u wel helpen en dan leert hij heus wel griezelen." Zij ging naar buiten naar de beek die door de tuin stroomde en liet daar een hele emmer vol grondels uit ophalen. 's Nachts als de jonge koning sliep, moest zijn vrouw de deken wegtrekken en de emmer koud water vol grondels over hem uitgieten, zodat die kleine visjes om hem heen spartelden. En toen werd hij wakker en riep: "Hu, wat griezelig, wat griezelig, lieve vrouw. Ja, nu weet ik wat griezelen is."
Μια φορα κι εναν καιρο ζούσε ένας πατέρας με δυο γιους. Ο μεγαλύτερος ήταν έξυπνος κι επιτήδειος και ήξερε να τα βγάζει πάντοτε πέρα. Ο μικρός όμως ήταν κουτός, τίποτα δεν καταλάβαινε, τίποτα δεν μπορούσε να μάθει. Κι όσοι τον έβλεπαν, έλεγαν: Αυτό το παιδί θα είναι το βάσανο του πατέρα του!"
Όποια δουλειά κι αν είχαν, την έκανε πάντα ο μεγαλύτερος. Όταν όμως ο πατέρας τον έστελνε για θέλημα αργά το βράδυ ή, ακόμα χειρότερα, μέσα στη νύχτα, κι ο δρόμος περνούσε απ' το προαύλιο της εκκλησίας ή κάποιο άλλο ερημικό μέρος, τότε εκείνος απαντούσε:
"Αχ, όχι πατέρα μου, δεν πάω. Και μόνο που το σκέφτομαι, ανατριχιάζω απ το φόβο μου!" Γιατί ήταν φοβητσιάρης. Τα βράδια πάλι, μπροστά στο τζάκι, όταν διηγιόντουσαν τρομαχτικές ιστορίες, απ' αυτές που σου σηκώνουν την τρίχα, τότε πολλοί έλεγαν: (Αχ, πώς φοβήθηκα!" Ο μικρός γιος, καθισμένος στη γωνιά του, τ άκουγε όλα αυτά και δεν μπορούσε να τα καταλάβει. " Λένε όλοι τους: Φοβάμαι και φοβάμαι! Ε γ ώ δεν φοβάμαι, όσο κι αν βάζω τα δυνατά μου! θά 'ναι, φαίνεται, άλλη μια δύσκολη τέχνη, απ' αυτές που δεν καταλαβαίνω! "
Νά όμως που μια φορά ο πατέρας του γύρισε και του είπε: " Γιά άκου εδώ, εσύ, στη γωνιά σου. Είσαι πια μεγάλος και δυνατός, πρέπει κι εσύ να μάθεις κάτι, να βγάζεις το ψωμί σου. Βλέπεις πώς δουλεύει και κουράζεται ο αδερφός σου; Εσύ όμως τζάμπα τρως και πίνεις! "
- " Α, πατέρα μου ", απάντησε ο μικρός γιος. " Πολύ θά 'θελα να μάθω κι ε γ ώ κάτι. Κι αν περνούσε απ' το χέρι μου, τότε θα μάθαινα να φοβάμαι και ν'ανατριχιάζω ακόμα απ' το φόβο μου. Ακόμα δεν έ χω καταλάβει τίποτα απ' αυτή την τέχνη".
Ο μεγαλύτερος γιος γέλασε όταν τ άκουσε, και είπε με το νου του: "Θεούλη μου, τι χαζός που είναι ο αδερφός μου. Ποτέ του δεν πρόκειται να καταφέρει τίποτα. Όποιος θέλει να οργώσει, ξεκινάει πουρνό πουρνό".
Ο πατέρας αναστέναξε και αποκρίθηκε: " Εντάξει, θα μάθεις να φοβάσαι. Αλλά με το φόβο δεν θα μπορέσεις να κερδίσεις το ψωμί σου ".
Μετά από λίγο ήρθε μουσαφίρης στο σπίτι τους ο καντηλανάφτης.. Κι ο πατέρας άρχισε να παραπονιέται και να του λέει τον πόνο του, πόσο κουτός κι ανίκανος σε όλα ήταν ο μικρός του γιος, που δεν ήξερε τίποτα και τίποτα δεν μπορούσε να μάθει. " Φαντάσου: όταν τον ρώτησα πώς θα προτιμούσε να βγάζει το ψωμί του, μου είπε πως θά 'θελε πάρα πολύ να μάθει να φοβάται ". -
"Αν αυτό είναι όλο κι όλο το πρόβλημα σου ", απάντησε ο καντηλανάφτης, " δώσ' τον σε μένα παραγιό, κι ε γ ώ θα τον μάθω να φοβάται. Αν τον βάλεις στη δούλεψη μου, θα τον στρώσω μια χαρά". Ο πατέρας χάρηκε, γ ι α τ ί σκέφτηκε: " Ο μικρός θα ξεμυτίσει λιγάκι από δω μέσα και θα μάθει τι θα πει φόβος ". Ο καντηλανάφτης λοιπόν τον πήρε μαζί του, στο σπίτι του, και τον έβαλε να χτυπάει τις καμπάνες. Μετά από λίγες μέρες τον ξύπνησε μέσα στ' άγρια μεσάνυχτα και τον έστειλε ν' ανέβει στο καμπαναριό να χτυπήσει τις καμπάνες.
" Τώρα θα καταλάβεις τι εστί τρομάρα ", σκέφτηκε και ανέβηκε στα κρυφά στις σκάλες πριν απ' τον παραγιό του. Ό τ α ν το παιδί έφτασε πάνω, στις καμπάνες, και γύρισε γ ι α να πάρει το σκοινί, είδε στις σκάλες, μπροστά στο φεγγί τ η , μια μορφή λευκόντυμένη.
" Ποιος είσαι; ", ρώτησε με δυνατή φωνή. Αλλά η μορφή δεν απάντησε, δεν σάλεψε, δεν κουνήθηκε ρούπι.
" Απάντησε μου ", φώναξε το παλικάρι. " Ή φύγε αμέσως. Δεν έχεις καμιά δουλειά εδώ, μέσα στη νύχτα ". Ο καντηναλάφτης όμως έμεινε ακίνητος, γ ι α να πιστέψει ο παραγιός του ότι είχε απέναντι του ένα φάντασμα.
Για δεύτερη φορά φώναξε ο νεαρός: " Τι θέλεις εδω Μίλα! Αν είσαι τίμιος άνθρωπος, δώσε μου απάντηση . . . Αλλιώς θα σε π ε τ ά ξω κάτω απ' τις σκάλες! "
Ο καντηλανάφτης δεν τον πίστεψε. " Μπα, δεν θα το κάνει! ", σκέφτηκε κι εξακολούθησε να στέκεται ακίνητος κι αμίλητος, σαν νά 'ταν από πέτρα.
Το παλικάρι τότε τον ρώτησε γ ι α τρίτη φορά. Κι όταν έμεινε χωρίς απάντηση κι αυτή του η ερώτηση, πήρε φόρα κι έσπρωξε το φάντασμα και το γκρέμισε κάτω απ' τις σκάλες. Ο καντηλανάφτης κουτρουβαλιάστηκε δέκα σκαλιά κι έμεινε κουβαριασμένος σε μια γωνιά. Ο παραγιός του χτύπησε τις καμπάνες, γύρισε σπίτι και χωρίς να πει λέξη έπεσε ξανά γ ι α ύπνο.
Η καντηλανάφτισσα περί μενε τον άντρα της, περίμενε, περίμενε, εκείνος όμως δεν ερχόταν. Τελικά τη ζώσανε τα φίδια, ξύπνησε τον παραγιό και τον ρώτησε: "Μήπως ξέρεις πού είναι ο άντρας μου; Ανέβηκε στο καμπαναριό πριν από σένα ".
- " Ό χ ι ", αποκρίθηκε το παλικάρι. " Δεν ξέρω. Αλλά εκεί πάνω, στο καμπαναριό, μπροστά στο φεγγίτη, ήταν ένας που δεν μιλούσε και δεν ήθελε να πει ποιος ήταν και δεν έφευγε. Θάρρεψα λοιπόν πως ήταν κάποιος σκανταλιάρης και τον γκρεμοτσάκισα κάτω απ' τις σκάλες. Γιά πήγαινε να δεις. Θα λυπηθώ πολύ αν ήταν ο καντηλανάφτης ". Η γυναίκα έφυγε τρέχοντας. Και πράγματι βρήκε τον άντρα της πεσμένο σε μια γωνιά, μ ένα πόδι σπασμένο, να κλαίει και να χτυπιέται απ τους πόνους. Τον κουβάλησε στο σπίτι κι ύστερα έτρεξε με φωνές και κλάματα στον πατέρα του νεαρού. " Ο γιος σου ", του είπε, " μας έφερε μεγάλη συμφορά. Έ ρ ι ξ ε τον άντρα μου απ τις σκάλες και τού ' σπάσε το πόδι. Έ λ α να τον πάρεις τον ακαμάτη απ το σπίτι μας ". Ο πατέρας τρόμαξε, πήγε τρέχοντας και έδειρε το γ ι ο του. " Τι σκανταλιές είναι αυτές, πάλι; Ο Οξαποδώς σ' έσπρωξε να κάνεις τέτοια πράγματα! "
- " Πατέρα μου ", απάντησε ο μικρός γιος, " άκουσε με, δεν φταίω. Είδα κάποιον μπροστά μου να στέκεται μέσα στη νύχτα, σαν άνθρωπος κακός, που έχει κακό στο νου του. Δεν ήξερα ποιος ήταν και τρεις φορές τον ρώτησα, τρεις φορές του είπα να μιλήσει ή να φύγει ".
- " Αχ ", αναστέναξε ο πατέρας του. " Όλο έγνοιες και βάσανα θά ' χω μ εσένα. Φύγε απ' τα μάτια μου. Δεν θέλω π ια να σε βλέπω ".
- " Εντάξει, πατέρα μου. Θα φύγω. Περίμενε μόνο να ξημερώσει και θα π ά ω να βρω την τύχη μου και να μάθω να φοβάμαι. Έ τ σ ι θά ' χω κι ε γώ μια τέχνη που θα μπορεί να με θρέψει ".
- " Ά ν τ ε να μάθεις ό,τι θέλεις ", του είπε ο πατέρας του. α Εμένα το ίδιο μου κάνει. Πάρε και πενήντα τάλαρα να πορευτείς στην αρχή. Κι όταν σε ρωτάνε, να μη λες από πού είσαι και ποιος είναι ο πατέρας σου, γιατί ντρέπομαι για λογαριασμό σου ".
-" Εντάξει, πατέρα μου. Θα κάνω αυτό που θέλεις. Είναι εύκολο και δεν θα το ξεχάσω ".
Μόλις, λοιπόν, χάραξε ο Θεός τη μέρα, το παλικάρι έχωσε τα πενήντα τάλαρα στην τσέπη του και βγήκε στον μεγάλο δρόμο. Κι όπως περπατούσε, μονολογούσε kι έλεγε: " Α χ , και να μπορούσα να φοβηθώ! Μακάρι να μπορούσα να φοβηθώ! " Σ τ ο δρόμο που πήγαινε, συνάντησε κάποιον κι άρχισαν vα περπατάνε μαζί. Κι έτσι όπως περπατούσαν, ο ξένος άκουσε τα λόγια που έλεγε ο νεαρός στον εαυτό του. Μετά από λίγο συνάντησαν ένα δέντρο ψηλό, που στα κλαδιά του κρέμονταν εφτά κρεμασμένοι. Ο ξένος τότε λέει στο παλικάρι: " Βλέπεις αυτό εκεί το δέντρο; Σ τ α κλαριά του μόλις παντρεύτηκαν εφτά νομάτοι με την κόρη του σχοινοπλόκου. Και τώρα μαθαίνουν να πετάνε. Κάτσε από κάτω και περίμενε να νυχτώσει. Και τότε θα μάθεις μια χαρά τι θα πει φόβος ".
- " Αν δεν χρειάζεται τ ί π ο τ α άλλο, τότε δεν θα δυσκολευτώ ", απάντησε το παλικάρι. " Αν όμως μάθω τόσο γρήγορα να φοβάμαι, τότε θα σου δώσω τα πενήντα μου τάλαρα. Έ λ α αύριο το πρωί, νωρίς νωρίς, να με βρεις, και θα σου τα δώσω ". Και πήγε κάτω απ' το δέντρο με τους κρεμασμένους, κάθισε και περίμενε τη νύχτα. Κι επειδή κρύωνε, άναψε φωτιά. Τα μεσάνυχτα όμως η παγωνιά ήταν μεγάλη και φυσούσε πολύ και παρ όλη τη φωτιά του δεν μπορούσε να ζεσταθεί. Ο άνεμος έδερνε τους κρεμασμένους και τους χτυπούσε τον έναν πάνω στον άλλον και τους κουνούσε πέρα-δώθε. Κι ο νεαρός είπε με το νου του: " Κάνει τόσο κρύο που έχω ξεπαγιάσει ακόμα κι εγώ εδώ κάτω, που στέκομαι δίπλα στη φωτιά. Φαντάσου πόσο θα κρυώνουν αυτοί εκεί πάνω, που τους δέρνει ο άνεμος κι η παγωνιά ". Κι επειδή είχε καλή καρδιά, έστησε τη σκάλα, ανέβηκε, τους έλυσε έναν έναν και τους κατέβασε κοντά στη φωτιά και τους εφτά. Ύστερα συδαύλισε τις φλόγες και τους έβαλε γύρω να ζεσταθούν. Αυτοί όμως κάθονταν ασάλευτοι και δεν μιλούσαν κι οι φλόγες άρχισαν να γλείφουν τα ρούχα τους.
Εκείνος τότε τους είπε: " Προσέξτε, γιατί θα σας ξανακρεμάσω εκεί που ήσασταν ". Οι πεθαμένοι όμως δεν απάντησαν, δεν σάλεψαν κι άφησαν τα ρούχα τους να καίγονται. Το παλικάρι τότε θύμωσε και τους είπε: " Αν δεν προσέχετε, εγώ δεν μπορώ να σας βοηθήσω. Αλλά δεν θα κάτσω να καώ μαζί σας ". Και μ' αυτά τα λόγια τούς ξανακρέμασε με τη σειρά στα κλαδιά τού δέντρου. Ύστερα πλάγιασε κοντά στη φωτιά κι αποκοιμήθηκε.
Το πρωί ήρθε ο ξένος, να πάρει τα πενήντα τάλαρα. Και τον ρώτησε: " Λοιπόν; Ξέρεις τώρα τι θα πει φόβος; "
- " Ό χ ι ", αποκρίθηκε ο νεαρός. " Πού να ξέρω; Αυτοί εκεί πάνω ούτε που άνοιξαν το στόμα τους. Άσε που είναι ακόμα πιο χαζοί από μένα. Να φανταστείς ότι τους έβαλα να καθίσουν κοντά στη φωτιά να ζεσταθούν, και κόντεψαν να κάψουν τα ρούχα τους ". 0 ξένος τότε κατάλαβε ότι δεν θα τσέπωνε τα πενήντα τάλαρα κι έφυγε λέγοντας: " Δεν έ χ ω ματαϊδεί τέτοιον ατρόμητο".
Το παλικάρι συνέχισε κι α υ τ ό το δρόμο του κι άρχισε πάλι να μονολογεί και να λέει: " Αχ, και να μπορούσα να φοβηθώ! Μακάρι να μπορούσα! " Κι ένας αμαξάς, π ο υ ερχόταν π ί σ ω τ ο υ , τον άκουσε και ρώτησε: " Ποιος ε ί σ α ι; "
- " Δεν ξέρω ", αποκρίθηκε το π α λ ι κάρι.
Ο αμαξάς τον ξαναρώτησε: " Πούθε έρχεσαι; "
- " Δεν ξέρω ". - " Και π ο ι ο ς είναι ο π α τ έ ρ α ς σου; "
- α Αυτό δεν μ π ο ρ ώ να το πω ". - " Και τι μουρμουρίζεις συνέχεια ανάμεσα στα δόντια σου; "
- " Αχ ", αποκρίθηκε ο νεαρός, " θά ' θ ε λ α τόσο πολύ να μ ά θ ω να φοβάμαι, αλλά κανείς δεν μπορεί να μου εξηγήσει τι θα πει φόβος ".
- " Ά σ ε τις κουταμάρες ", είπε ο αμαξάς, " κι έλα μαζί μου. Θα κ ο ι τ ά ξ ω να σε βολέψω κ ά π ο υ κι εσένα ". Το παλικάρι τον ακολούθησε και το βράδυ έφτασαν σ' ένα πανδοχείο, όπου στάθηκαν να περάσουν τ η ν ύ χ τ α . Μπαίνοντας εκεί, το παλικάρι μονολόγησε πάλι και είπε: " Αχ, Θεέ μου, ας μάθαινα επιτέλους τι θα πει φόβος! " Κι ο ταβερνιάρης, που τον άκουσε, γέλασε και του είπε: " Αν έχεις όρεξη να μάθεις τι θα πει φόβος, ήρθες στον σωστό τόπο ".
- " Αχ, κράτα τη γ λ ώ σ σ α σου ", είπε η ταβερνιάρισσα, " κι έτσι έχασαν τ η ζωή τους κ ά μ π ο σ α γενναία παλικάρια. Κρίμα στα μάτια του και στην ομορφιά του, να μην ξαναδεί το φως του ήλιου! " Το παλικάρι όμως επέμεινε: " Ό σ ο δύσκολο κι αν είναι, ε γ ώ θέλω να μ ά θ ω να φοβάμαι. Στο κάτω κάτω γι αυτό το λόγο ξεκίνησα να βρω την τ ύ χ η μου στον κόσμο ". Και δεν έλεγε ν αφήσει τον ταβερνιάρη σε χλοερό κλαρί, ώσπου τελικά εκείνος αναγκάστηκε να του πει π ω ς εκεί κοντά βρισκόταν ένας καταραμένος πύργος, όπου θα μπορούσε και ο πιο γενναίος να μάθει τι σημαίνει φόβος, αρκεί να περνούσε εκεί μέσα κλεισμένος τρεις ολόκληρες νύχτες. Κι ο βασιλιάς της χώρας είχε υποσχεθεί την κόρη του σ' όποιον θα τολμούσε να κάνει τέτοιο κατόρθωμα. Η βασιλοπούλα ήταν η πιο όμορφη κοπέλα που είχε αντικρίσει ποτέ ο ήλιος.
Στον πύργο ήταν κρυμμένοι αμύθητοι θησαυροί κι αμέτρητα δαιμόνια αγρυπνούσαν π ά ν ω τους. Αλλά μ ε τ ά από τ ρ ε ι ς νύχτες οι θησαυροί θα ελευθερώνονταν. Κι ήταν αρκετοί γ ι α να κάνουν πλούσιο ακόμα και τον π ι ο φ τ ω χ ό . Πολλοί είχαν δοκιμάσει την τ ύ χ η τους κι είχαν μπει μέσα στον καταραμένο πύργο. Αλλά κανείς δεν είχε βγει ζωντανός από κει μέσα. Την άλλη μέρα τ ο πρωί το παλικάρι πάει στο βασιλιά και του λέει: " Αν μ' αφήσεις, βασιλιά μου, θα μ π ω στον καταραμένο πύργο και θα μείνω εκεί μέσα τρεις μέρες και τρεις νύχτες ".
Ο βασιλιάς γύρισε, τον είδε, κι επειδή του άρεσε, είπε: Μπορείς να ζητήσεις τρία π ρ ά γ μ α τ α και να τα πάρεις μαζί σου στον καταραμένο πύργο . Μόνο που πρέπει να είναι άψυχα και τα τ ρ ί α ". Το παλικάρι τότε αποκρίθηκε: " Θα πάρω μια φωτιά, έναν τόρνο κι έναν πάγκο μαραγκού με το μαχαίρι του ".
Ο βασιλιάς πρόσταξε να τα μεταφέρουν αμέσους στον π ύ ρ γ ο , όσο έ φ ε γ γ ε ακόμα τ ο φως της μέρας. Ό τ α ν νύχτ ω σ ε , ανέβηκε το παλικάρι στον πύργο, διάλεξε ένα δ ω μ ά τ ι ο κι άναψε τη φ ω τ ι ά του, ακούμπησε δίπλα τον π ά γ κ ο με το μαχαίρι και κάθισε στον τόρνο. " Αχ, Θεέ μου, να μάθαινα τι θα πει φόβος! ", έλεγε και ξανάλεγε.
"Μου φαίνεται όμως ότι ούτε δω θα καταφέρω τίποτα". Κατά τα μεσάνυχτα σηκώθηκε να συδαυλίσει τη φ ω τ ι ά του. Κι όπως φυσούσε τα κάρβουνα να πάρουν φ ω τ ι ά τα ξύλα, άκουσε ξάφνου από μ ι α γ ω ν ι ά: " Νιάου, νιάου! Τι κρύο που κ ά ν ε ι! "
- " Τι φωνάζετε, βρε χαϊβάνια; ", γύρισε και είπε το π α λ ι κ ά ρ ι . " Αφού κρυώνετε, ελάτε κοντά να ζεσταθείτε ". Δεν είχε καλά καλά αποσώσει τη κουβέντα του και δυο θεόρατες μαύρες γάτες βρέθηκαν μ' ένα σάλτο δίπλα του τα μάτια τους πετούσαν φλόγες και τον κοιτούσαν αγριεμένες. Κι αφού ζεστάθηκαν λιγάκι, γύρισαν και του είπαν: Φιλαράκο, είσαι γ ι α μια π α τ ρ ί δ α χ α ρ τ ι ά; "
- " Και γ ι α τ ί όχι; ", απάντησε εκείνος. " Δ ε ί ξ τ ε μου όμως π ρ ώ τ α τα νύχια σας ". Οι γ ά τ ε ς έβγαλαν τότε τα νύχια τους. Κι εκείνος είπε: " Ω! Μά την αλήθεια, έχουν παραμακρύνει. Για σταθείτε να σας τα κόψω, μια στιγμή! " Τις αρπάζει λοιπόν α π ' το σβέρκο, τις βάζει π ά ν ω στον π ά γ κ ο του και πιάνει τα π ό δ ι α τους στη μέγγενη, Τώρα που είδα τα νύχια σας από κοντά, μού 'φυγε η όρεξη να παίξω μαζί σας χαρτιά ", τους λέει κι αμέσως τ ι ς σκοτώνει και τ ι ς π ε τ ά ε ι έ ξ ω α π ' τ ο παράθυρο, στην τάφρο του π ύ ρ γ ο υ .
Μόλις όμως ξεμπέρδεψε μ' αυτές τις δυο και γύρισε να ξεκουραστεί κοντά στη φ ω τ ι ά του, άρχισαν να πετιούνται α π ' όλες τις μεριές, απ' όλες τις γ ω ν ί τ σ ε ς , μαύρες γάτες και μαύρα σκυλιά, με περιλαίμια από φωτιά. Κι ήταν α μ έ τ ρ η τ α τα ζώα , τόσο που τ ο παλικάρι δεν είχε πια τόπο να σταθεί: ούρλιαζαν φ ρ ι χ τ ά κι απαίσια, ποδοπατούσαν τη φωτιά του, τραβολογούσαν τα ξύλα και τα κάρβουνα από δω κι από κει και κόντευαν να του τη σβήσουν. Εκείνος έμεινε κάμποσες στιγμές ήσυχος και τ α κοίταζε. Όταν όμως είδε ότι τελειωμό δεν είχαν κι ότι από μόνα τους δεν επρόκειτο να σταματήσουν, π ή ρ ε το μαχαίρι του και φώναξε δυνατά: " Φ ύ γ ε τ ε , βρομερά ζ ω ν τ α ν ά! Χαθείτε από μπροστά μ ο υ! "
Ά λ λ α τό 'βαλαν στα πόδια, άλλα πρόλαβε και τα σκότωσε κι ύστερα τα π έ τ α ξ ε κι αυτά στα νερά της τάφρου. Γυρίζοντας φύσηξε τα κάρβουνα να ξαναφουντώσει τη φ ω τ ι ά του και κάθισε να ζεσταθεί. Κι έτσι όπως καθόταν, δεν μπορούσε να κρατήσει τα μ ά τ ι α του ανοιχτ ά και κόντευε π ι α να τον πάρει ο ύπνος. Έ ρ ι ξ ε τότε μια ματιά γύρω του και είδε στη γ ω ν ι ά ένα μεγάλο κρεβάτ ι." Ούτε π α ρ α γ γ ε λ ί α να το ε ί χ α! ", είπε με το νου του. Και ξάπλωσε να κοιμηθεί. Μόλις όμως έκλεισε τα βλέφαρα του, το κρεβάτι σηκώθηκε κι άρχισε να π ε τ ά ε ι σ' ολόκληρο τον π ύ ρ γ ο . " Μια χ α ρ ά είναι ", σκέφτηκε το π α λ ι κ ά ρ ι . " Ό , τ ι π ρ έ π ε ι! " Και το κρεβάτι έτρεχε, λες κι ήταν ζεμένα έξι άλογα και το τραβούσαν, ανεβοκατέβαινε σκάλες, περνούσε διαδρόμους, διέσχιζε σάλες.
Ώ σ π ο υ , ξάφνου, δίνει μια, χ ο π! κι αναποδογυρίζει κι έρχεται τα πάνω κάτω και τον κουκουλώνει. Εκείνος όμως π ε τ ά ε ι από πάνω του κουβέρτες και σ τ ρ ώ μ α τ α και μαξιλάρια, σηκώνεται και λέει: "Τέρμα για μένα. Ας ανεβεί ο επόμενος! " Και μ' α υ τ ά τα λόγια ξ ά π λ ω σ ε κοντά στη φωτιά του και κοιμήθηκε μονορούφι μέχρι το πρωί . Μόλις ξημέρωσε, ήρθε στον πύργο ο βασιλιάς.
Κι όταν τον είδε ξαπλωμένο κ α τ α γ ή ς , τον πέρασε γ ι α πεθαμένο και φαντάστηκε ότι τον είχαν ξεπαστρέψει τα φ α ν τ ά σ μ α τ α . " Κ ρ ί μ α το όμορφο το π α λ ι κ ά ρ ι! ," είπε στενοχωρημένος. Ο νεαρός ό μ ω ς τον άκουσε και σηκώθηκε λέγοντας: " Ε, μη βιάζεσαι και τόσο πολύ! Α κ ό μ α εδώ είμαι! " Ο βασιλιάς έμεινε μ' ανοιχτό το στόμα. Χάρηκε όμως και τον ρώτησε π ώ ς πέρασε τη νύχτα. " Μια χαρά πέρασα ," αποκρίθηκε ο νεαρός. " Κι αφού πέρασε η πρώτη νύχτα , θα περάσουν και οι άλλες." Όταν π ή γ ε στον ταβερνιάρη, εκείνος δεν πίστευε στα μ ά τ ι α του. " Δεν το περίμενα να σε ξαναδώ ζωντανό ", του είπε. " Έ μ α θ ε ς τ ώ ρ α π ι α τι θα πει φόβος; "
- " Ό χ ι ", του απάντησε το π α λ ι κ ά ρ ι . " Ό λ ε ς μου οι π ρ ο σ π ά θ ε ι ε ς πάνε στράφι. Μακάρι να βρισκότανε κάποιος να μου το εξηγήσει! "
Τη δεύτερη νύχτα ξαναπήγε στον πύργο, κάθισε κοντά στη φ ω τ ι ά του κι άρχισε πάλι το ίδιο τροπάρι: " Αχ, και να μπορούσα να φ ο β η θ ώ! Αχ, και να μπορούσα να φοβηθώ! " Ό τ α ν κόντευαν τα μεσάνυχτα, ακούστηκε βρόντος και κρότος φοβερός, που ολοένα δυνάμωνε. Μετά απλώθηκε γ ι α μια σ τ ι γ μ ή σ ι ω π ή . Κι ύστερα ένας μισός άνθρωπος έπεσε απ ' την καμινάδα και κατρακύλησε στα πόδια του ουρλιάζοντας. " Ε, εσύ! ", φώναξε το π α λ ι κ ά ρ ι . " Πού είναι το άλλο σου μ ι σ ό; Δεν μπορεί να μείνεις έτσι! " Αμέσως ξανάρχισαν τα β ο γ κ η τ ά και τα ουρλιαχτά και σε λίγο έπεσε και το υπόλοιπο μισό κορμί απ' την καμινάδα. " Κάτσε ", του λέει το π α λ ι κ ά ρ ι . " Θα ρίξω ξύλα στη φωτιά, να ζεσταθείς λιγάκι ". Ό τ α ν όμως τέλειωσε κι ε τ ο ι μ ά σ τ η κ ε να καθίσει πάλι στον πάγκο του, τι να δει; Τα δυο μισά κορμιά είχαν ενωθεί κι είχαν στρογγυλοκαθίσει στον π ά γ κ ο του.
" Ε, δεν είπαμε κι έτσι! ", φώναξε το παλικάρι. "Ο πάγκος είναι δικός μου ". Ο μισός-μισός άνθρωπος δεν εννοούσε να παραμερίσει, ο νεαρός όμως δεν τό 'βαλε κ ά τ ω: τον έσπρωξε δυνατά και κάθισε ξανά στη θέση του. Τ ό τ ε άρχισαν να πέφτουν κι άλλοι άνθρωποι, μισοί μισοί, απ' την καμινάδα, ο ένας μετά τον άλλον. Κρατούσαν εννέα ανθρώπινα κόκαλα, που τά ' στησαν όλα μαζί κι άρχισαν να τα σημαδεύουν με δυο νεκροκεφαλές. Το παλικάρι ζήλεψε και τους ρώτησε: " Γιά ακούστε, μπορώ να παίξω κι εγώ μαζί σας; "
- " Να π α ί ξ ε ι ς . Ά μ α έχεις λεφτά .. . . "
- " Λ ε φ τ ά έ χ ω , αλλά οι μπάλες σας δεν είναι ολοστρόγγυλες ", τους απάντησε, πήρε τ ι ς νεκροκεφαλές και άρχισε να τ ι ς πελεκάει στον τόρνο του, ώσπου έγιναν στ αλήθεια ολοστρόγγυλες. " Έτσι μπράβο! ", είπε. " Τ ώ ρ α θα κυλάνε πολύ καλύτερα από πριν. Αρχίζουμε; " Έ τ σ ι έ π α ι ξ ε μαζί τους κι έχασε λ ί γ α α π ' τ α χ ρ ή μ α τ α του. Ό τ α ν όμως χτύπησαν μεσάνυχτα, όλα εξαφανίστηκαν από μπροστά του. Τότε π λ ά γ ι α σ ε κι εκείνος κι α π ο κ ο ι μ ή θ η κ ε ήσυχα ώς το ξημέρωμα.
Την άλλη μέρα ο βασιλιάς ξανάρθε και τον ρώτησε: " Πώς τα πήγες τούτη τη ν ύ χ τ α; "
- " Έπαιξα μπάλες με κάτι φιλαράκια ", του αποκρίθηκε το παλικάρι. " Κι έχασα λίγα χρήματα".
- " Και δεν φοβήθηκες; "
- " Τ ι να φοβηθώ; Ε γ ώ διασκέδασα πολύ. Μακάρι να μπορούσα να μ ά θ ω τι θα πει φόβος! "
Την τ ρ ί τ η νύχτα κάθισε πάλι στον π ά γ κ ο του και μονολογούσε θλιμμένος: " Αχ, μακάρι νά 'ξερα τι θα πει φόβος! " Είχε ν υ χ τ ώ σ ε ι πια γ ι α τα καλά, όταν ξάφνου παρουσιάστηκαν μπροστά του έξι γεροί και ψηλοί άντρες, που κουβαλούσαν ένα φέρετρο. " Θά 'ναι σίγουρα το ξαδερφάκι μου, που πέθανε πριν από λίγες μέρες! ", είπ ε τότε το παλικάρι και κάνοντας νόημα με το χέρι του φώναξε: " Ξάδερφε, εδώ είμαι! Έλα! " Οι έξι άντρες άφησαν τ ο φέρετρο κ α τ ά χ α μ α . Κι εκείνος πλησίασε, άνοιξε το σκέπασμα και μέσα ήταν ξαπλωμένος ένας πεθαμένος. Ο νεαρός τον ά γ γ ι ξ ε στο πρόσωπο, αλλά το κρέας του ήταν κρύο σαν τον π ά γ ο . " Κάτσε ", του είπε, " ε γ ώ θα σε ζ ε σ τ ά ν ω ". Και μ αυτά τα λ ό γ ι α πήγε στη φ ω τ ι ά , ζέστανε το χέρι του και το ακούμπησε στα μάγουλα του πεθαμένου. Εκείνος όμως εξακολουθούσε να μένει π α γ ω μ έ ν ο ς όπως και π ρ ώ τ α . Το παλικάρι τότε τον έβγαλε α π ' το φέρετρο, τον κουβάλησε κοντά στη φ ω τ ι ά , τον κάθισε μπροστά του κι άρχισε να του τρίβει τα χέρια, μπας και γυρίσει το αίμα μέσα του. Είδε όμως ότι ούτε έτσι κατάφερνε τίποτα . Τότε μηχανεύτηκε άλλον τρόπο: " Όταν κοιμούνται δυο μαζί στο κρεβάτι, τότε ζεσταίνονται! " Κουβάλησε λοιπόν τον πεθαμένο στο κρεβάτι, τον σκέπασε και χ ώ θ η κ ε κάτω απ ' τις κουβέρτες δίπλα του. Πέρασε λίγη ώρα κι ο πεθαμένος ζεστάθηκε π ρ ά γ μ α τ ι κι άρχισε να κουνιέται. " Βλέπεις, ξαδερφάκι μ ο υ; ", είπε τ ό τ ε το π α λ ι κ ά ρ ι . " Δεν σ' το ε ί π α ότι θα σε ζεστάνω;" Ο πεθαμένος όμως ανασηκώθηκε και είπε: " Ετοιμάσου να π ε θ ά ν ε ι ς! Γιατί θα σε στραγγαλίσω! "
- " Τ ι; Αυτό είναι το ε υ χ α ρ ι σ τώ σου; Ά ν τ ε χάσου, στο φέρετρο σου! " Και με μια κ λ ω τ σ ι ά τον ξαποστέλνει π ί σ ω στο φέρετρο και κλείνει από π ά ν ω το σκέπασμα. Τότε παρουσιάστηκαν οι έξι άντρες, σήκωσαν πάλι την κάσα κι έφυγαν. " Ούτε αυτή τη φορά κατάφερα να φοβηθώ ", σκέφτηκε το π α λ ι κ ά ρ ι . " Ποτέ δεν π ρ ό κ ε ι τ α ι να μ ά θ ω τι είναι αυτό το π ρ ά γ μ α , ο φόβος ". Τότε μπήκε ξάφνου ένας άντρας μεγαλύτερος απ ' όλους τους άλλους, φοβερός και τρομερός στην όψη. 'Ηταν όμως γέρος κι είχε μακριά, ολόασπρη γενειάδα." Δεν θ' αργήσεις, κακομοίρη μου, να μάθεις τι θα πει φόβος ," του φώναξε. " Γιατί ήρθε η ώρα να πεθάνεις ".
- " Μη β ι ά ζ ε σ α ι! " αποκρίθηκε το παλικάρι. " Κι αν ήρθε η ώρα να π ε θ ά ν ω , ας κοπιάσει ο θάνατος να με π ά ρει! "
- " Τούτη κιόλας τη σ τ ι γ μ ή θα σε περιλάβω, φιλαράκο μου! ", φώναξε ο δαίμονας. " Γιά σιγά ", του είπε το παλικάρι . " Δεν είσαι μ ο ν ά χ α του λόγου σου δυνατός. Είμαι κι εγώ γερός στα χέρια, γερός όσο κι εσύ, ίσως και παραπάνω ".
- "Αυτό θα το δούμε ", απάντησε ο γέρος. " Αν είσαι πράγματι δυνατότερος, θα σ' α φ ή σ ω να φύγεις . Έλα , λοιπόν , να μετρηθούμε! " Τον οδήγησε από σκοτεινούς διαδρόμους σ' ένα υπόγειο σιδεράδικο. Κι εκεί ο γέρος σ ή κ ω σ ε μια βαριά και χτύπησε τ ο ένα αμόνι τόσο δυνατά, που τό ' χωσε σχεδόν στο χώμα . " Αυτό δεν είναι τίποτα ", είπε το παλικάρι και π ρ ο χ ώ ρ η σ ε στο άλλο αμόνι. Ο γέρος στάθηκε δίπλα του, να βλέπει. Κι η άσπρη γενειάδα του κρεμόταν π ά ν ω από το αμόνι. Το παλικάρι σήκωσε τ ο τσεκούρι του και χτύπησε το αμόνι τόσο δυνατά που το ατσάλι σκίστηκε στα δυο. Και στη χ α ρ α μ α τ ι ά σφηνώθηκε η γ ε ν ε ι ά δ α τ ο ύ γέρου. " Τώρα σε κρατάω εγώ! ", φώναξε ο νεαρός. " Κι ήρθε η δική σου η ωρα να πεθάνεις! " Κι αρπάζοντας ένα σιδερολοστό άρχισε να τον χτυπάει , ώσπου ο άλλος ζήτησε έλεος και τού ' ταξε μεγάλα πλούτη, αν του χάριζε τη ζωή. Το παλικάρι τράβηξε το τσεκούρι του από το αμόνι και ο γέρος ελευθερώθηκε.
Αμέσως ξαναγύρισαν στον πύργ ο και στο κατώι του έδειξε τρία σεντούκια γεμάτα χρυσάφι. " Ένα για τους φτωχούς , ένα για το βασιλιά κι ένα για σένα", είπε. Τη στιγμή εκείνη χτύπησαν μεσάνυχτα κι ο γέρος χάθηκε κι έγινε καπνός. Και το π α λ ι κ ά ρ ι έμεινε μόνο του μέσα στο σκοτάδι. " Πρώτα πρώτα, ας βγω από δω μέσα ", είπε και ψαχουλεύοντας βρήκε την πόρτα , έφτασε στο δωμάτιο του και κοιμήθηκε ώς τ ο πρωί , δ ί π λ α στη φωτιά του. Την άλλη μέρα ήρθε πάλι ο βασιλιάς και τον ρώτησε: " Έμαθες τώρα πια τι θα π ε ι φόβος; "
- " Όχι ", αποκρίθηκε το παλικάρι. " Όχι ακόμα. Χτες βράδυ ήρθε ένας ξάδερφος μου πεθαμένος, κι ένας γέρος μ' άσπρη γενειάδα. Αυτός μού 'δειξε κάτω στο υπόγειο και τρία σεντούκια γεμάτα χρυσάφι. Αλλά κανείς δεν μου εξήγησε τι θα π ε ι φόβος ". Τότε ο βασιλιάς του είπε: " Κατάφερες να λύσεις τα μάγια του πύργου και θα σου δώσω την κόρη μου να την πάρεις γυναίκα σου ".
- " Ωραία είναι όλα αυτά ", αποκρίθηκε το παλικάρι. " Μόνο που δεν κατάφερα ακόμα να μάθω τι θα πει φόβος " . Ανέβασαν τότε το χρυσάφι και γιόρτασαν το γ ά μ ο με χαρές και πανηγύρια. Αλλά ο νέος βασιλιάς, όσο κι αν αγαπούσε την όμορφη γ υ ν α ί κ α του, έλεγε και ξανάλεγε στενοχωρημένος: " Αχ, και νά ' ξερα τι θα πει φόβος! Αχ, και νά ' ξερα τι θα π ε ι φόβος! " Έτσι έλεγε και ξανάλεγε και τελειωμό δεν είχε, ώσπου η γυναίκα του βαρέθηκε να τον ακούει. Κι η βάγια της γυρίζει και της λέει: " Θα βρω εγώ τρόπο και θα τον τρομάξω . Κάτσε και θα δεις! " Και τρέχει έξω, στο π ο τ α μ ά κ ι που περνούσε α π ' τον κήπο του π α λ α τ ι ο ύ , και γεμίζει έναν κουβά με μικρά ψαράκια του γλυκού νερού. Τη νύχτα, λοιπόν, που ο νεαρός βασιλιάς κοιμόταν, η βασίλισσα τον ξεσκέπασε και τον έλουσε με το παγωμένο νερό, όπου τ α ψάρια σπαρταρούσαν ακόμα ζωντανά . Π ε τ ά γ ε τ α ι τότε ο νεαρός βασιλιάς απ ' τον ύπνο του και φωνάζει: " Αχ, καλή μου γυναίκα, πώς τρέμω , τρέμω σαν τ ο ψάρι, τρέμω σύγκορμος. Τώρα π ι α ξέρω τι θα πει φόβος! "