Broertje en zusje


Fratellino e sorellina


Broertje nam zijn zusje bij de hand en sprak: "Sinds onze moeder dood is hebben wij geen goed ogenblik meer gekend; onze stiefmoeder geeft ons alle dagen slaag en als wij bij haar komen trapt zij ons het huis uit. De harde broodkorsten die overblijven zijn ons voedsel en het hondje onder de tafel heeft het nog beter, dat werpt ze dikwijls een lekker hapje toe. Het is gewoon verschrikkelijk! - als onze moeder dat eens wist! Kom, laten wij samen de wijde wereld ingaan." Zij liepen de hele dag over weiden, velden en stenige paden en als het regende sprak het meisje: "God en onze harten, zij schreien tezamen!" 's Avonds kwamen zij in een groot bos en waren zo moe van honger en ellende en van de lange tocht dat zij in een holle boom gingen zitten en in slaap vielen.
Il fratellino prese la sorellina per mano e disse: "Da quando è morta la mamma, non abbiamo più avuto un'ora di bene: la matrigna ci picchia ogni giorno e quando andiamo da lei ci caccia a pedate. I tozzi di pane raffermo sono il nostro cibo, e il cagnolino sotto la tavola sta meglio di noi: a lui getta ogni tanto qualcosa di buono. Dio mio, se lo sapesse la nostra mamma! Vieni, ce ne andremo insieme per il mondo." Camminarono tutto il giorno attraverso prati, campi, sentieri sassosi, e, mentre pioveva, la sorellina disse: "Dio e i nostri cuori piangono insieme." La sera giunsero in un gran bosco, ed erano così stanchi per il pianto, la fame e il lungo cammino, che si sedettero dentro a un albero cavo e si addormentarono.

Toen zij de volgende morgen wakker werden stond de zon al hoog aan de hemel en scheen warm in de boom. Toen sprak het broertje: "Zusje, ik heb dorst; als ik een bronnetje wist zou ik er heen gaan en wat drinken; ik geloof dat ik water hoor ruisen." Broertje stond op en nam Zusje bij de hand om het bronnetje te gaan zoeken. De boze stiefmoeder was echter een heks en zij had wel gezien dat de beide kinderen weggelopen waren; zij was hen heimelijk achterna geslopen zoals heksen dat doen en zij had alle bronnen in het bos betoverd. Toen de kinderen nu een bron vonden waarvan het water glinsterend over de stenen sprong, wilde Broertje drinken maar het zusje hoorde in het ruisen de woorden: "Wie uit mij drinkt wordt een tijger. Wie uit mij drinkt wordt een tijger." Toen riep het zusje: "Drink alsjeblieft niet, Broertje, drink niet, anders word je een wild dier en dan verscheur je mij." Het broertje dronk niet ofschoon hij erge dorst had en sprak: "Ik zal tot de volgende bron wachten." Toen zij bij het tweede bronnetje kwamen hoorde het zusje hoe ook hieruit de woorden klonken: "Wie uit mij drinkt wordt een wolf; wie uit mij drinkt wordt een wolf." Toen riep het zusje: "Broertje, drink alsjeblieft niet, anders word je een wolf, en dan verslind je mij." Het broertje dronk niet en sprak: "Ik zal wachten tot wij bij de volgende bron komen maar dan moet ik drinken, je kunt zeggen wat je wilt, ik heb veel te veel dorst." En toen zij bij het derde bronnetje kwamen hoorde het zusje in het ruisen de woorden: "Wie uit mij drinkt wordt een ree, wie uit mij drinkt wordt een ree." Het zusje sprak: "O, broertje, drink alsjeblieft niet, drink niet, anders word je een ree en dan loop je van mij weg." Maar het broertje was al bij de bron neergeknield, had zich voorovergebogen en van het water gedronken en toen de eerste druppels zijn lippen hadden beroerd lag hij daar als een reekalfje.
La mattina dopo, quando si svegliarono, il sole era già alto nel cielo e i suoi raggi penetravano ardenti all'interno dell'albero. Allora il fratellino disse: "Sorellina ho sete; se sapessi dov'è una fonte andrei a bere; credo di averne sentito il mormorio." Il fratellino si alzò, prese la sorellina per mano e volevano cercare la sorgente. Ma la cattiva matrigna era una strega e aveva visto benissimo che i due bambini se ne erano andati; li aveva seguiti quatta quatta, di nascosto, come fanno le streghe, e aveva stregato tutte le sorgenti del bosco. Quand'essi trovarono un rivolo che saltellava scintillando sulle pietre, il fratellino volle bere; ma la sorellina udì la fonte mormorare: "Chi beve della mia acqua diventa una tigre! Chi beve della mia acqua diventa una tigre!" Allora la sorellina gridò: "Ah, fratellino, ti prego, non bere, altrimenti diventi una belva feroce e mi sbrani." Il fratellino non bevve, anche se aveva una gran sete, e disse: "Aspetterò fino alla prossima sorgente." Quando arrivarono alla seconda fonte, la sorellina udì che anche questa diceva: "Chi beve della mia acqua diventa un lupo! Chi beve della mia acqua diventa un lupo!" Allora gridò: "Ah, fratellino, ti prego, non bere, altrimenti diventi un lupo e mi divori." Il fratellino non bevve e disse: "Aspetterò fino alla prossima sorgente, ma allora dovrò bere; puoi dire quello che vuoi, ho troppa sete." E quando giunsero alla terza fonte, la sorellina udì mormorare: "Chi beve della mia acqua diventa un capriolo! Chi beve della mia acqua diventa un capriolo!" La sorellina disse: "Ah, fratellino, ti prego, non bere, altrimenti diventi un capriolo e scappi via." Ma il fratellino si era subito inginocchiato presso la sorgente, si era chinato e aveva bevuto l'acqua; non appena le prime gocce gli toccarono le labbra, giacque a terra, trasformato in un piccolo capriolo.

Nu weende het zusje over het arme betoverde broertje en het reetje schreide ook en zat heel bedroefd naast haar. Tenslotte sprak het meisje: "Wees stil, lief reetje, ik zal je nooit verlaten." Toen deed zij haar gouden kousenband af en bond die om de hals van het reetje, sneed biezen en vlocht daar een zacht koord van. Daar bond zij het diertje mee vast en zij leidde het steeds dieper het bos in. En toen zij lang, heel lang gelopen hadden kwamen zij eindelijk bij een huisje; het meisje keek naar binnen en omdat het leeg was dacht zij: "Hier kunnen wij blijven wonen." Toen zocht zij voor het reetje wat bladeren en mos om een zacht leger van te maken en iedere morgen ging zij er op uit om wortels, bessen en noten te vergaren en voor het reetje bracht zij mals gras mee dat het uit haar hand at; het was tevreden en speelde om haar heen. 's Avonds, als het zusje moe was en haar gebed gezegd had legde zij haar hoofd op de rug van het reekalf - dat was haar kussen waarop zij zacht insliep. Als het broertje maar een mensengedaante had gehad, zou het een heerlijk leven geweest zijn.
La sorellina pianse sul povero fratellino stregato, e anche il piccolo capriolo piangeva, standosene tutto triste accanto a lei. Infine la fanciulla disse: "Chetati, caro caprioletto, io non ti abbandonerò mai." Sciolse la sua giarrettiera d'oro e la mise intorno al collo del capriolo, poi divelse dei giunchi e ne intrecciò una corda flessibile. Legò l'animaletto, lo condusse con s‚ e si addentrò sempre di più nel bosco. Cammina, cammina, giunsero finalmente a una casetta; la fanciulla guardò dentro e siccome era vuota pensò: "Qui possiamo fermarci ad abitare." Cercò allora foglie e muschio per fare un morbido giaciglio al capriolo e ogni mattina usciva e raccoglieva radici, bacche e noci, e al capriolo portava erba tenera; ed esso la mangiava dalla sua mano, era felice e giocherellava davanti a lei. La sera quando la sorellina era stanca e aveva detto le sue preghiere, posava il capo sul dorso del piccolo capriolo: quello era il suo cuscino e su di esso si addormentava dolcemente. E se il fratellino avesse avuto la sua figura umana, sarebbe stata una vita meravigliosa.

Lange tijd waren zij zo alleen in de wildernis. Toen gebeurde het dat de koning van het land een grote jachtpartij hield in het bos. Hoornsignalen, hondengeblaf en opgewekte kreten van de jagers schalden door de bomen en het reetje hoorde het en was er maar al te graag bij geweest. "Ach," sprak het tot zijn zusje, "laat mij eruit om bij de jacht te zijn, ik kan het niet langer meer uithouden," en het smeekte net zolang tot zij toestemde. "Maar kom in ieder geval 's avonds terug," sprak zij tot hem, "voor de woeste jagers sluit ik mijn deurtje en opdat ik weet dat jij het bent moet je kloppen en zeggen: "Zusje mijn, laat mij erin," en als je dat niet zegt doe ik mijn deurtje niet open." Toen sprong het reetje naar buiten en het voelde zich zo heerlijk vrij en opgewekt in de open lucht. De koning en zijn jagers zagen het mooie dier en zetten het na, maar zij konden het niet inhalen en toen zij dachten dat zij het zeker te pakken hadden sprong het over de struiken weg en was verdwenen. Toen het donker werd liep het naar het huisje, klopte aan en sprak: "Zusje mijn, laat mij erin." Toen werd het deurtje voor hem opengedaan, het sprong naar binnen en rustte de hele nacht uit op zijn zacht leger. De volgende morgen begon de jacht opnieuw en toen het reetje de jachthoorn weer hoorde en het Ho-ho van de jagers, had het geen rust meer en sprak: "Zusje, doe de deur voor mij open, ik moet eruit." Het zusje maakte de deur voor hem open en sprak: "Maar vanavond moet je er weer zijn en je spreukje zeggen." Toen de koning en zijn jagers het reetje met de gouden halsband weer zagen maakten zij er met zijn allen jacht op, maar het was te behendig en het was hen te vlug af. Dat duurde de hele dag, maar eindelijk hadden de jagers het 's avonds omsingeld en een van hen verwondde het licht aan zijn poot, waardoor het hinkte en langzaam wegliep. Toen sloop een jager het achterna tot aan het huisje en hoorde hoe het riep: "Zusje mijn, laat mij erin," en hij zag dat de deur voor hem werd opengedaan en dadelijk weer gesloten. De jager nam dat alles goed in zich op, ging naar de koning toe en vertelde hem wat hij gezien en gehoord had. Toen sprak de koning: "Morgen zal er nog één keer gejaagd worden."
Per un certo periodo di tempo vissero così, soli, in quel luogo selvaggio. Ma avvenne che il re di quella zona tenesse una gran caccia nel bosco. Echeggiò fra gli alberi il suono dei corni, il latrato dei cani e le grida allegre, e il piccolo capriolo ascoltava e gli sarebbe tanto piaciuto essere della partita. "Ah," disse alla sorellina, "lasciami andare alla caccia, non posso più resistere!" E la pregò così a lungo che ella infine acconsentì. "Però," gli disse, "ritorna questa sera. Davanti ai feroci cacciatori io chiuderò la porticina: per farti riconoscere, bussa e di': "Sorellina mia, lasciami entrare!" Ma se non dici così, non aprirò." Allora il capriolo saltò fuori, e stava tanto bene, ed era così allegro all'aria aperta! Il re e i suoi cacciatori videro il bell'animaletto e lo inseguirono; ma non riuscivano a raggiungerlo, e quando credevano di prenderlo, il capriolo saltava nella boscaglia e spariva. Quando fu buio corse alla casetta, bussò e disse: "Sorellina mia, lasciami entrare!" Allora la porticina gli fu aperta, egli saltò dentro e dormì tutta la notte sul suo morbido giaciglio. Il mattino dopo la caccia ricominciò, e quando il capriolo udì nuovamente il corno e il grido dei cacciatori, non ebbe più pace e disse: "Sorellina aprimi, devo uscire." La sorellina gli aprì la porta e disse: "Ma questa sera devi essere di nuovo qui con la tua parola d'ordine." Quando il re e i suoi cacciatori rividero il capriolo con il collare d'oro, lo inseguirono tutti, ma egli era troppo rapido e svelto. La caccia durò tutto il giorno, ma finalmente a sera i cacciatori lo accerchiarono e uno lo ferì leggermente a una zampa, cosicché‚ egli si mise a zoppicare e corse via più adagio. Allora un cacciatore gli andò dietro pian piano fino alla casetta e l'udì esclamare: "Sorellina mia, lasciami entrare!" e vide che la porta gli veniva aperta e subito richiusa. Il cacciatore tenne tutto bene a mente, andò dal re e gli raccontò ciò che aveva visto e udito. Allora il re disse: "Domani andremo a caccia ancora una volta."

Maar het zusje schrok erg toen zij zag dat haar reekalfje gewond was. Zij waste het bloed af, legde kruiden op de wond en sprak: "Ga naar je leger, lief reetje, dan kan het weer genezen." Maar het wondje was zo gering dat het reetje er 's morgens niets meer van merkte. En toen het de volgende dag de jachtpret buiten weer hoorde sprak het: "Ik kan het niet uithouden, ik moet erbij zijn; zo gauw zullen zij mij niet te pakken krijgen." Het zusje schreide en sprak: "Nu zullen zij je doden en dan ben ik hier alleen in het bos en van alles en iedereen verlaten, ik laat je er niet uit." -"Dan sterf ik hier van verdriet," antwoordde het reetje, "als ik de jachthoorn hoor kan ik niet stil blijven zitten." Toen kon het zusje niet anders en zij deed met een bezwaard hart de deur voor hem open en het reetje sprong gezond en vrolijk het bos in. Toen de koning het zag sprak hij tot zijn jagers: "Jaag het de hele dag na tot de avond, maar zorg ervoor dat niemand het kwaad doet." Zodra de zon was ondergegaan sprak de koning tot de jager: "Kom mee, wijs mij nu dat huisje in het bos." En toen hij voor het deurtje stond klopte hij aan en riep: "Lief zusje, laat mij erin." Daarop ging de deur open en de koning trad binnen en daar stond een meisje, zo schoon als hij nog nooit gezien had. Het meisje schrok toen zij zag dat het niet het reetje was dat daar binnenkwam, maar een man met een gouden kroon op zijn hoofd. De koning echter keek haar vriendelijk aan, reikte haar de hand en sprak: "Wil je met mij meegaan naar mijn slot en mijn lieve vrouw worden?" - "O ja," antwoordde het meisje, "maar het reetje moet ook meegaan, dat verlaat ik niet." Toen sprak de koning: "Het mag bij je blijven zolang je leeft en het zal hem aan niets ontbreken." Intussen kwam het reetje naar binnenspringen; toen bond het zusje het weer aan het biezenkoord, nam dat in de hand en verliet met het reetje het huisje in het bos.
Ma la sorellina si spaventò terribilmente quando il piccolo capriolo rientrò ferito. Lavò la ferita, ci mise sopra delle erbe e disse: "Va' al tuo giaciglio, caprioletto mio, così guarisci." Ma la ferita era così piccola che al mattino il capriolo non sentiva più nulla e quando udì nuovamente il tripudio della caccia disse: "Non posso resistere, devo andarci; non sarà così facile acchiapparmi." La sorellina pianse e disse: "Adesso ti uccideranno; non ti lascio uscire." - "E io ti morirò qui di tristezza, se mi trattieni" rispose il capriolo. "Quando sento il corno da caccia mi sembra di non stare più nella pelle!" Allora la sorellina dovette cedere, gli aprì la porta con il cuore grosso e il capriolo corse nel bosco vispo e felice. Quando il re lo scorse, disse ai suoi cacciatori: "Inseguitelo per tutto il giorno fino a sera, ma che nessuno gli faccia del male!" Come il sole fu tramontato, il re disse al cacciatore: "Vieni e mostrami la casetta nel bosco." E quando fu davanti alla porticina bussò e gridò: "Sorellina cara, lasciami entrare!" Allora la porta si aprì e il re entrò e trovò una fanciulla così bella come non ne aveva mai viste. Ma la fanciulla si spaventò quando vide entrare un re con una corona d'oro al posto del suo piccolo capriolo. Il re la guardò amorevolmente, le diede la mano e disse: "Vuoi venire con me al mio castello e diventare la mia cara sposa?" - "Ah sì," rispose la fanciulla, "ma deve venire anche il capriolo, non lo abbandono." Disse il re: "Rimarrà con te finché‚ vivi e non gli mancherà nulla." In quel momento entrò a salti il capriolo; la sorellina lo legò di nuovo alla fune di giunco che prese in mano lei stessa, e insieme a lui lasciò la casetta nel bosco.

De koning nam het mooie meisje op zijn paard en bracht het naar zijn slot, waar de bruiloft met veel pracht en praal gevierd werd; nu was zij koningin en zij leefden lange tijd tevreden met elkaar. Het reetje werd gekoesterd en verzorgd en sprong rond in de slottuin. De boze stiefmoeder echter, die er de oorzaak van was geweest dat de kinderen de wijde wereld waren ingegaan dacht niet anders of Zusje was in het bos door de wilde dieren verscheurd en Broertje was als reekalfje door de jagers doodgeschoten. Toen zij nu hoorde dat zij gelukkig waren en dat het hen goed ging, maakten afgunst en nijd zich meester van haar en lieten haar niet met rust en zij had slechts één gedachte: hoe zij die twee toch nog in het ongeluk kon storten. Haar eigen dochter die zo lelijk was als de nacht en maar één oog had, maakte haar verwijten en sprak: "Koningin worden, dat geluk had mij ten deel moeten vallen." - "Stil maar," zei de oude vrouw geruststellend, "als de tijd gekomen is zal ik wel zorgen dat ik bij de hand ben." Toen er enige tijd verlopen was en de koningin een mooi jongetje ter wereld had gebracht en de koning juist op jacht was, nam de oude heks de gestalte van de kamenier aan, kwam de kamer binnen waar de koningin lag en sprak tot de zieke: "Kom, uw bad is gereed, dat zal u goed doen en u nieuwe kracht geven - vlug, voor het koud wordt." Haar dochter was er ook, zij droegen de zwakke koningin naar de badkamer en legden haar in de badkuip; vervolgens deden zij de deur op slot en liepen weg. Zij hadden echter in de badkamer een waar hellevuur aangestoken zodat de mooie jonge koningin wel moest stikken.
Il re condusse la bella fanciulla nel suo castello, dove le nozze furono celebrate con gran pompa; ora ella era Sua Maestà la regina, e vissero insieme felici per lungo tempo; il capriolo era ben nutrito e ben curato e ruzzava nel giardino del castello. Ma la cattiva matrigna, per via della quale i bambini se ne erano andati per il mondo, credeva che la sorellina fosse stata sbranata dalle bestie feroci nel bosco e che il fratellino, trasformato in un capriolo, fosse stato ucciso dai cacciatori. Quando sentì che erano felici e che stavano così bene, l'invidia e la gelosia le si destarono in cuore e non le davano pace, e non pensava che al modo di procurar loro un'altra sciagura. La sua figlia vera, che era brutta come la notte e aveva un solo occhio, protestava e diceva: "Diventare una regina! Questa fortuna spettava a me!" - "Sta' tranquilla," disse la vecchia e aggiunse allegramente: "Al momento buono, saprò cosa fare." E quando venne il momento e la regina diede alla luce un bel maschietto, mentre il re era a caccia, la vecchia strega prese le sembianze della cameriera, entrò nella stanza dove giaceva la regina e disse alla puerpera: "Venite, il bagno è pronto, vi farà bene e vi rinforzerà; presto, prima che diventi freddo." C'era anche sua figlia; insieme trasportarono la regina, debole com'era, nella stanza da bagno, la misero nella vasca e se ne andarono in fretta chiudendo la porta. Ma nella stanza da bagno avevano acceso un fuoco d'inferno, cosicché‚ la bella giovane regina soffocò ben presto.

Toen dat volbracht was zette de oude vrouw haar dochter een muts op en legde haar in bed in plaats van de koningin. Zij gaf haar ook de gestalte en het uiterlijk van de koningin; alleen het oog dat verloren was gegaan kon zij haar niet teruggeven. Maar opdat de koning het niet zou merken moest zij op die zijde gaan liggen waar zij geen oog had. Toen hij bij zijn terugkomst 's avonds vernam dat hem een zoontje geboren was verheugde hij zich van harte en wilde naar het bed van zijn lieve vrouw gaan om te zien hoe zij het maakte. Maar de oude vrouw riep gauw: "Als 't u blieft niet, laat de gordijnen dicht, de koningin mag nog niet in het licht kijken en moet rust houden." De koning ging terug en wist niet dat een valse koningin daar in bed lag.
Ciò fatto, la vecchia prese sua figlia, le mise una cuffia in testa e la pose nel letto al posto della regina. Le diede anche la sua figura e il suo aspetto, ma non pot‚ restituirle l'occhio perduto. Ma perché‚ il re non si accorgesse di nulla, si dovette coricare dalla parte dove le mancava l'occhio. La sera, quando il re ritornò e udì che gli era nato un bambino, fu pieno di gioia e volle recarsi al letto della sua cara moglie per vedere come stava. Subito la vecchia esclamò: "Per carità, lasciate chiuse le cortine: la regina non sopporta ancora la luce e deve riposare!" Il re si ritirò e non sapeva che nel letto c'era una falsa regina.

Toen het nu middernacht was en iedereen sliep zag de baker die in de kinderkamer naast de wieg zat en die alleen nog wakker was, hoe de deur openging en de echte koningin binnentrad. Zij haalde het kind uit de wieg, nam het in haar armen en gaf het te drinken. Vervolgens schudde zij zijn kussentje op, legde het weer terug in de wieg en dekte het toe met het dekentje. Zij vergat echter ook het reetje niet, ging naar de hoek toe waar het lag en streelde het over zijn rug. Daarna liep zij heel stil de deur weer uit en de baker vroeg de volgende morgen aan de wachten of er iemand gedurende de nacht het slot binnengekomen was maar zij antwoordden: "Nee, wij hebben niemand gezien."
Ma quando fu mezzanotte e tutto taceva, la bambinaia, che sedeva nella camera del bambino accanto alla culla ed era l'unica a vegliare ancora, vide aprirsi la porta ed entrare la vera regina. Ella tolse il bambino dalla culla, lo prese fra le braccia e lo allattò; poi sprimacciò il suo piccolo cuscino, lo rimise a letto e lo coprì con la piccola coltre. Ma non dimenticò neanche il capriolo, andò nell'angolo dove si trovava e lo accarezzò sul dorso. Poi uscì silenziosamente dalla porta e la bambinaia, la mattina dopo, domandò alle guardie se durante la notte avessero visto qualcuno entrare nel castello; ma esse risposero: "No, non abbiamo visto nessuno."

Zo kwam zij vele nachten en sprak daarbij nooit één woord. De baker zag haar steeds, maar zij durfde daar niemand iets van te zeggen.
La regina venne per molte notti, senza dire mai una parola; la bambinaia la vedeva sempre, ma non osava dire nulla a nessuno.

Na verloop van enige tijd begon de koningin 's nachts te spreken:
Quando fu trascorso un certo periodo di tempo, una notte la regina incominciò a dire:

"Wat doet mijn kind? Wat doet mijn ree?
"Che cosa fanno nel loro lettino il capriolo e il mio bambino?

Ik kom nog twee keer en dan nooit meer."
Ancor due volte fin qui verrò, ma una terza non tornerò."

De baker gaf haar geen antwoord, maar toen zij weer verdwenen was ging zij naar de koning en vertelde hem alles. Toen sprak de koning: "Mijn God, wat zou dat betekenen? Ik zal de volgende nacht bij het kind waken." 's Avonds ging hij naar de kinderkamer en te middernacht verscheen de koningin weer en zij sprak:
La bambinaia non le rispose, ma quando fu scomparsa andò dal re e gli raccontò tutto. Disse il re: "Mio Dio, che cosa è mai questa! Voglio vegliare accanto a mio figlio la prossima notte." La sera andò nella camera del bambino; a mezzanotte apparve ancora la regina e disse:

"Wat doet mijn kind? Wat doet mijn ree?
"Che cosa fanno nel loro lettino il capriolo e il mio bambino?

Ik kom nog één keer en dan nooit meer."
Ancora una volta fin qui verrò, ma una seconda non tornerò."

En daarop verzorgde zij het kind, zoals zij het altijd had gedaan, voor zij weer verdween. De koning waagde het niet haar aan te spreken maar waakte ook de volgende nacht. Weer sprak zij:
E si prese cura del piccino come sempre, prima di sparire. Il re non osò rivolgerle la parola, ma la notte seguente vegliò di nuovo. Ella disse:

"Wat doet mijn kind? Wat doet mijn ree?
"Che cosa fanno nel loro lettino il capriolo e il mio bambino?

Ik kom na deze keer nooit meer."
Per l'ultima volta son giunta quaggiù un'altra volta non torno più."

Toen kon de koning zich niet meer bedwingen, snelde naar haar toe en sprak: "Jij kunt niemand anders zijn dan mijn lieve vrouw." Toen antwoordde zij: "Ja, ik ben je lieve vrouw," en op dat ogenblik kreeg zij door Gods genade het leven weer terug, was fris en gezond en had weer kleur. Daarop vertelde zij de koning welke euveldaad de boze heks en haar dochter aan haar hadden begaan. De koning het beiden voor het gerecht brengen en zij werden veroordeeld. De dochter werd naar het bos gebracht waar de wilde dieren haar verscheurden; de heks echter werd in het vuur geworpen en moest jammerlijk verbranden en toen zij tot as was verbrand kreeg het reekalfje zijn menselijke gedaante weer terug en Zusje en Broertje leefden gelukkig met elkaar tot aan het einde hunner dagen.
Allora il re non pot‚ più trattenersi, corse a lei e disse: "Tu non puoi essere che la mia cara sposa." Ella rispose: "Sì, sono la tua cara sposa." E in quel momento, per grazia divina, tornò a vivere, fresca, rosea e sana. Poi raccontò al re il crimine commesso dalla strega cattiva e da sua figlia. Il re le fece giudicare entrambe, ed esse furono condannate: la figlia fu condotta nel bosco, dove le bestie feroci la sbranarono non appena la videro; la strega fu invece gettata nel fuoco e dovette bruciare miseramente. E quando fu ridotta in cenere, il piccolo capriolo si trasformò e riacquistò il suo aspetto umano; e sorellina e fratellino vissero felici insieme fino alla morte.