Strohalm, kooltje vuur en boontje


Halmstrået, gnisten og bønnen


In een dorp woonde eens een arme oude vrouw, ze had een maaltje bonen bij elkaar en wilde ze koken. Ze maakte dus een vuur in de haard, en om het sneller te laten branden, stak ze het aan met een handvol stro. Toen ze de pot met bonen schudde, viel er ongemerkt één op de grond, hij kwam naast een strohalm terecht; en toen sprong nog een kooltje vuur uit de haard en kwam er vlakbij. Toen begon de strohalm te praten en zei: "Vrienden, waar komen jullie vandaan?" De kool antwoordde: "Ik ben tot mijn geluk het vuur ontsprongen, als ik dat niet met moeite gedaan had, was ik zeker dood: ik zou tot as verbranden." De boon zei: "Ik ben ook heelhuids ontkomen, want als de oude vrouw mij weer in de pot had gestopt, dan was ik onbarmhartig tot brij gekookt, net als mijn kameraden!" - "Denk je dat het mij beter was vergaan?" zei de strohalm, "de oude heeft al mijn broeders in rook en vuur laten opgaan; zestig heeft ze er tegelijk gepakt en verbrand. Gelukkig ben ik haar tussen de vingers doorgeglipt." - "Wat zullen we nu gaan doen?" vroeg het kooltje. "Ik vind," zei het boontje, "nu we de dood zo gelukkig zijn ontsprongen, moesten we als trouwe gezellen bijeen blijven, en opdat ons hier niet nog eens een ongeluk gebeurt, moesten we maar wegtrekken en met zijn drieën verhuizen naar een vreemd land."
Der var engang en fattig kone, som boede i en lille landsby. En dag gjorde hun ild på skorstenen for at koge sig nogle bønner, og for at det skulle brænde hurtigere, stak hun en håndfuld halmstrå i ilden. Da hun rystede bønnerne ud i gryden, faldt en af dem ved siden af, uden at hun mærkede det. Den kom til at ligge ved siden af et halmstrå, og lidt efter sprang der en gnist ned fra ilden og faldt i nærheden af dem. "Hvor kommer I fra, godtfolk," spurgte halmstrået. "Gudskelov jeg slap ud af skorstenen," sagde gnisten, "ellers var jeg blevet brændt til aske." - "Jeg må også være glad over, at jeg har beholdt livet," sagde bønnen, " hvis jeg var kommet i gryden med mine kammerater, var jeg blevet kogt til grød." - "Og min skæbne var nær ikke blevet bedre," sagde halmstrået, "den gamle tog alle mine brødre, hele tresindstyve, og kastede dem på ilden. Heldigvis slap jeg fra hende og faldt herned." - "Hvad skal vi nu gøre," spurgte gnisten. "Jeg synes, vi skal holde sammen for fremtiden," svarede bønnen, "og for at vi ikke skal blive udsat for flere farer her, synes jeg, vi skal drage bort til et fremmed land."

Dat voorstel beviel de twee anderen, en ze gingen samen op weg. Weldra kwamen ze bij een beekje, en daar er geen brug was, wisten ze niet hoe ze er over moesten komen. Het strootje wist raad en sprak: "Ik zal er dwars over gaan liggen, dan kunnen jullie over me heen lopen als over een brug." Zo gezegd zo gedaan. De strohalm strekte zich van de ene oever tot de andere, en de kool die een hete aard had, trippelde heel vurig over de nieuw gebouwde brug. In het midden gekomen hoorde het onder zich het water bruisen, toen werd het bang; het bleef staan en durfde niet verder. Maar nu begon het strootje te branden, brak in tweeën en viel in de beek; het kooltje tuimelde eveneens, en toen het in het water viel, gaf het de geest. Boontje, die voorzichtig op de rand was blijven staan, begon vreselijk te lachen, kon er niet mee ophouden en lachte zo verschrikkelijk hard, dat hij barstte. Nu zou het ook met hem gedaan zijn, als niet tot zijn geluk, een kleermaker, die aan het reizen was, juist bij de beek was gaan rusten. Hij had een goed hart en haalde naald en draad te voorschijn en naaide boontje weer dicht. Boontje was hem hartelijk dankbaar, maar omdat hij zwart garen gebruikt had, hebben sindsdien alle bonen een zwarte naad.
De to andre syntes godt om forslaget, og de begav sig straks på vej. Men da de havde gået et stykke, kom de til en lille bæk, og da der ingen bro var, vidste de ikke, hvordan de skulle komme over. Halmstrået fandt imidlertid på råd og sagde: "Jeg lægger mig tværs over vandet, så kan I bruge mig til bro." Det sprang nu ud i vandet og lagde sig henover det, og gnisten, der var rask på det, begav sig nok så kæk ud på broen. Men da den var kommet et lille stykke ud, blev den bange, da den hørte, hvordan vandet brusede, og standsede og turde ikke gå videre. Der gik da ild i halmstrået, det brændte over i to stykker, og gnisten faldt hvislende ned i vandet og druknede. Bønnen, der endnu stod på bredden, brast i latter, da den så det, og lo så voldsomt, at den revnede. Det havde nu også været ude med den, hvis der ikke til alt held var kommet en skrædder forbi. Han fik medlidenhed med bønnen, tog nål og tråd frem og syede den sammen. Bønnen takkede ham mange gange. Manden havde imidlertid syet med sort garn, og deraf kommer det, at der er en sort stribe på alle bønner.