Assepoester


Замарашка


Er was eens een rijk man. Zijn vrouw lag ziek; en toen zij haar einde voelde naderen, riep ze haar enig dochtertje bij zich en zei: "Lieve kind, blijf vroom en goed, dan zal de lieve God je altijd helpen en ik zal van de hemel op je neerzien en bij je zijn." Daarop sloot zij haar ogen en stierf. Het meisje ging elke dag naar 't graf van haar moeder en schreide daar en zij bleef vroom en goed. Toen 't winter werd, spreidde de sneeuw een blank dek op het graf en toen de voorjaarszon het er weer af had genomen, nam de man een tweede vrouw.
De vrouw had twee dochters mee ten huwelijk gebracht. Zij hadden mooie blanke gezichtjes, maar ze waren lelijk en zwart van hart. Een kwade tijd werd het voor 't arme stiefkind. "Moet die domme gans bij ons binnen zitten?" zeiden ze, "weg met die keukenmeid." Ze namen haar mooie kleren weg, trokken haar een grauwe kiel aan en klompen. "Kijk eens naar die trotse prinses, ziet ze er niet fraai uit?" riepen ze en lieten haar in de keuken alleen achter. Daar moest ze van de ochtend tot de avond zwaar werk doen, voor dag en dauw opstaan, water dragen, vuur aanmaken, koken en wassen. Bovendien trachtten de zusters haar alle denkbare verdriet te doen; ze bespotten haar, gooiden de erwten en de linzen in de as, die ze er dan weer uit moest vissen. Als ze 's avonds moe gewerkt was, mocht ze niet naar bed, maar moest naast de haard in de as liggen. Daardoor was ze altijd stoffig en vuil; en zo noemde ze haar Assepoester.
Toen gebeurde het, dat de vader eens op reis moest, en hij vroeg de twee stiefdochters wat ze wilden, dat hij voor hen meebracht. "Mooie kleren," zei de eerste; "Parels en edelstenen," de tweede. "En jij Assepoester," zei hij, "wat wil jij hebben?" - "Vader, als op uw terugreis een takje tegen uw hoed stoot, breng dat voor me mee." Hij kocht voor de beide stiefzusters mooie kleren, parels en edelstenen. Op de terugweg reed hij door een bos, daar zwiepte een tak van een hazelaar tegen zijn hoed en stootte die af; die tak brak hij af en nam hem mee. Bij zijn thuiskomst gaf hij de stiefdochters wat ze voor zichzelf hadden gewenst, en aan Assepoester gaf hij de hazeltak. Assepoester bedankte hem, ging naar haar moeders graf en plantte de tak daarop; ze schreide zo, dat haar tranen erop neerkwamen en de aarde vochtig maakten. Het takje sloeg daardoor aan en groeide en werd een mooie boom. Assepoester ging er elke dag driemaal heen, schreide en bad, en elke keer kwam er een wit vogeltje in de boom, en als ze iets wenste, dan gooide het vogeltje alles wat ze vroeg, naar beneden.
Nu gebeurde het eens, dat de koning een feest zou geven, dat drie dagen zou duren. Alle mooie meisjes van 't land werden uitgenodigd, want de prins moest een bruid zoeken. De twee stiefzusters hoorden, dat ze ook uitgenodigd werden, ze waren heel vrolijk en ze riepen Assepoester en zeiden: "Je moet ons haar doen, de schoenen poetsen en de gespen vastmaken, we gaan naar de bruiloft in 't paleis." Assepoester gehoorzaamde, maar ze moest schreien, omdat zij ook graag naar 't bal was gegaan en ze vroeg de stiefmoeder dit haar ook toe te staan. "Jij Assepoester," zei ze, "jij met al je stof en vuil, wou jij naar 't bal? Je hebt geen kleren, je hebt geen schoenen en jij wou dansen?" Toen ze echter bleef vragen, zei ze eindelijk: "Nu heb ik een schotel linzen in de as geschud, als je die in twee uur hebt uitgezocht, mag jij naar 't bal." Het meisje ging door de achterdeur naar buiten en riep: "Lieve duifjes, tortelduifjes, alle vogeltjes onder de hemel, kom eens helpen!
de goede in het kopje
de slechte in je kropje!"
Daar kwamen door 't keukenraam twee witte duiven aanvliegen en dan de tortelduifjes, en eindelijk warrelden en dwarrelden daar alle vogeltjes uit de lucht en ze streken allemaal in de as neer. En de duiven knikten met hun kopjes en begonnen pik, pik, pik, pik en toen begonnen de andere vogels ook pik, pik, pik, pik, en alle goede linzen kwamen in de grote schotel. Nauwelijks was een uur om, of ze vlogen allemaal weer weg. Nu bracht het meisje de schotel naar haar stiefmoeder, ze was blij en dacht dat ze nu wel naar 't feest zou mogen. Maar haar stiefmoeder zei: "Neen Assepoester, je hebt geen kleren en je kunt niet dansen; je wordt alleen maar uitgelachen." Toen ze weer ging schreien, zei ze: "Als je nu twee schotels vol linzen in één uur uit de as kunt halen, dan mag je mee." En ze dacht: "Dat kan toch niet meer." Ze schudde twee schotels vol linzen in de as, maar het meisje liep door de achterdeur en riep: "Lieve tamme duifjes, en tortelduifjes en alle vogels onder de hemel, kom me helpen uitzoeken,
de goede in het kopje,
de slechte in je kropje."
Daar kwamen door het keukenraam twee witte duifjes naar binnen en daarna de tortelduifjes en eindelijk warrelden en dwarrelden alle vogeltjes naar binnen en streken neer in de as. En de duifjes knikten met hun kopjes en begonnen van pik, pik, pik, pik, en toen begonnen de andere vogels ook van pik, pik, pik, pik, en alle goede linzen zochten ze uit en legden ze in twee grote schotels. En voor er een half uur om was, waren ze al weer klaar en vlogen naar buiten. Toen droeg het meisje de schotels naar haar stiefmoeder, ze was blij en dacht dat ze nu wel naar 't bal mocht. Maar zij sprak: "Het helpt je toch niets, je mag niet mee, want je hebt geen kleren en je kunt niet dansen en we zouden ons voor je schamen."
Nu was er niemand meer thuis, en Assepoester ging naar haar moeders graf onder de hazelaar, en riep:
"Boompje, schudt u heen en weer,
werp goud en zilver op mij neer!"
Toen gooide het witte vogeltje een gouden en zilveren baljurk naar beneden en met goud en zilver bestikte schoentjes. In allerijl maakte ze zich klaar, trok het gewaad aan en ging naar 't bal. De zusters evenwel en de stiefmoeder herkenden haar niet, en dachten dat 't een vreemde prinses was, zo mooi zag ze eruit in haar gouden gewaad. Aan Assepoester dachten ze helemaal niet, die zat toch thuis in 't stof en viste linzen uit de as. De zoon van de koning kwam haar tegemoet, nam haar bij de hand en danste met haar. Hij wilde ook met niemand anders dansen, hij liet zelfs haar hand niet los, en als er iemand anders kwam om haar een dans te vragen, zei de prins: "Zij danst met mij."
Ze danste tot de avond. Toen wilde ze naar huis. Maar de prins zei: "Ik ga mee en zal u thuis brengen," want hij wilde zien, waar 't mooie meisje woonde. Maar ze ontglipte hem en sprong in de duiventil. Nu wachtte de prins, tot zijn vader kwam, en hij zei, dat 't onbekende meisje in de duiventil gesprongen was. De koning dacht: "Zou het Assepoester zijn?" en men moest hem bijl en houweel brengen, zodat hij de duiventil kon omhakken, maar er zat niemand in. En toen de anderen thuis kwamen, lag Assepoester in haar vuile grauwe kiel in de as, en een olielichtje brandde op de schoorsteen. Want Assepoester was dadelijk achter uit de duiventil gesprongen en naar de hazelaar geslopen: daar had ze de mooie kleren uitgetrokken en op 't graf gelegd, en de vogel had alles meegenomen, en daarna was ze in haar werkkiel gaan slapen in de as.
De volgende dag begon 't feest opnieuw, en toen de ouders en de stiefzusters weer weg waren, ging Assepoester naar de hazelaar en riep:
"Boompje, schudt u heen en weer,
werp goud en zilver op mij neer!"
Toen gooide het vogeltje een nog veel prachtiger gewaad naar beneden dan dat van de vorige dag. En toen ze hiermee op het bal kwam, was ieder verbijsterd door haar schoonheid. De prins had gewacht tot zij kwam, hij greep haar hand en danste alleen met haar. Toen er anderen kwamen en een dans vroegen, zei de prins: "Zij danst met mij." Toen het avond werd, wilde ze weg, en de prins liep haar na en wilde zien waar ze in huis ging, maar ze sprong weg in de tuin achter 't paleis. Daar stond een mooie grote boom met heerlijke peren, ze klom zo vlug als een eekhoorntje tussen de takken, en de prins kon niet zien waar ze was. Hij wachtte tot de koning kwam, en zei tegen hem: "Het vreemde meisje is me ontsnapt, en ik dacht dat ze in de perenboom klom." Zijn vader dacht: "Zou het Assepoester zijn?" en liet een bijl halen en hakte de perenboom om, maar er zat niemand in. En toen de anderen thuis kwamen lag zij in de keuken als altijd, want ze was er aan de andere kant van de boom afgegleden, had haar mooie kleren aan 't vogeltje in de hazelaar gebracht en weer 't grauwe kieltje aangetrokken.
Toen de derde dag de ouders en de zusters weer naar 't feest waren, ging Assepoester weer naar haar moeders graf en zei tegen 't boompje:
"Boompje, schudt u heen en weer,
werp goud en zilver op mij neer!"
Nu wierp het vogeltje een prachtig glanzende dansjurk naar beneden, zo mooi als ze nog nooit gehad had, en de schoentjes waren helemaal van goud. Toen ze zo gekleed op het bal kwam, wist niemand z'n bewondering onder woorden te brengen. De prins danste alleen met haar en als iemand anders kwam, zei hij: "Zij danst met mij."
's Avonds wilde Assepoester weg, en de prins wilde haar naar huis begeleiden, maar ze ontglipte zo snel, dat hij haar niet meer zag. Maar de prins had een list gebruikt en de hele trap met pek laten bestrijken, en haar linkerschoen was bij 't wegvluchten op de trap blijven steken. De prins nam de schoen; klein en sierlijk en van zuiver goud. De volgende morgen ging hij naar de koning en zei: "Niemand wordt mijn vrouw, dan wie dit schoentje past." De beide zusters waren al blij, want ze hadden mooie voeten. De oudste ging met de schoen naar binnen en wilde hem passen, en de moeder stond erbij. Ze kon er met haar grote teen niet in: toen gaf de moeder haar een mes en zei: "Snijd die teen af; als je koningin bent, hoef je toch niet meer te lopen." Het meisje sneed de teen af, dwong de voet in het schoentje, verbeet haar pijn en ging naar de prins. Toen nam hij haar als zijn bruid op 't paard en reed met haar weg. Maar ze moesten voorbij het graf, twee duifjes zaten in de hazelaar en riepen:
"Roekedekoe, roekedekoe,
er is bloed in de schoen,
deze schoen is veel te klein,
't zal de echte bruid niet zijn."
Toen keek hij naar haar voet en zag dat 't bloed uit de schoen liep. Hij wendde zijn paard, bracht de onechte bruid weer naar huis en zei: "Dat was de goede niet, de andere zuster moest maar eens proberen." Deze ging naar binnen en de tenen pasten erin, maar de hiel was te groot. De moeder reikte haar een mes en zei: "Snijd een deel van de hiel weg; als je koningin bent, hoefje toch niet meer te lopen." Het meisje sneed een stuk van haar hiel af, perste de voet in de schoen, verbeet haar pijn en ging naar de prins. Hij nam haar als zijn bruid voorop 't paard en reed met haar weg. Toen ze langs de hazelaar kwamen, zaten daar de twee duifjes in en riepen:
"Roekedekoe, roekedekoe,
er is bloed in de schoen,
deze schoen is veel te klein,
de echte bruid zal hier niet zijn."
Hij keek naar haar voet en zag dat 't bloed uit haar schoen liep en haar witte kous vol bloed zat. Toen wendde hij zijn paard, en bracht de verkeerde bruid weer thuis. "Dit is ook de goede niet," zei hij, "is hier geen andere dochter?" - "Nee," zei de man, "alleen is er van mijn overleden vrouw nog een klein stumperig Assepoestertje, dat kan 't onmogelijk zijn." De prins zei, dat ze haar hier moesten brengen, maar de moeder zei: "Welnee, die is veel te vuil, die kan niet komen." Hij wilde het echter toch, en Assepoester moest en zou geroepen worden. Toen ging ze eerst haar gezicht en haar handen wassen en toen ging ze naar de prins, boog en hij reikte haar de gouden schoen. Ze ging op een bankje zitten, deed de lompe klomp af en stak haar voet in 't schoentje en dat zat als gegoten. Ze stond op, keek de prins aan en zo herkende hij het mooie meisje, dat met hem had gedanst en hij riep: "Dat is de echte bruid!" De stiefmoeder en de beide zusters verbleekten van boosheid, maar hij nam Assepoester op zijn paard en reed met haar weg. Toen ze de hazelaar voorbijreden, riepen de twee witte duifjes:
"Roekedekoe, roekedekoe,
Geen bloed in de schoen!
Deze schoen is niet te klein,
dit moet wel de ware zijn!"
En toen ze dat gekoerd hadden, kwamen ze beiden aangevlogen en gingen bij Assepoester op de schouder zitten, de ene rechts, de andere links, en daar bleven ze zitten.
Toen de bruiloft gehouden werd, kwamen de twee stiefzusters, ze wilden meedelen in haar geluk. Toen de bruidsstoet naar de kerk ging, ging de oudste rechts en de jongste links van de bruid zitten; daar pikten de duiven van elk een oog uit. En toen ze weer uit de kerk kwamen, pikten de duiven ieder het andere oog uit. Zo werden ze voor hun lelijk gedrag en hun valsheid voor hun leven met blindheid gestraft!
Случилось как-то, что жена одного богатого человека заболела, и когда она почувствовала, что ее конец близок, то подозвала к своей постели единственную дочку и сказала: "Милое дитя, будь всегда доброю и Бога не забывай, тогда он тебе будет помощник; а я с того света на тебя смотреть стану и всегда духом буду с тобою". Затем она закрыла глаза и почила.
Дочка каждый день ходила на могилку матери и постоянно была ко всем добра, и Бога не забывала. Пришла зима, прикрыла могилку снежным пологом, и чуть только снег растаял от весеннего солнца, отец сиротки женился на другой женщине.
Мачеха ввела в дом своих двух дочерей, белолицых и красивых с виду, но злых и бессердечных. Тогда наступила тяжелая година для бедной падчерицы. "Неужели эта дура будет у нас в комнатах сидеть! - заговорили мачехины дочки. - Кто хочет хлеба есть, тот поди-ка заработай его: прочь отсюда, судомойка!"
Они отняли у нее хорошие платья, напялили на нее старое серое платьишко и обули ее в деревянные башмаки. "Гляньте-ка на эту гордячку, как она вырядилась!" - заговорили они, стали смеяться и отвели бедняжку в кухню.
Там должна она была с утра до вечера нести на себе всю черную работу, вставать рано, до света, воду носить, огонь разводить, стряпать и мыть. Сверх того, названые сестрицы старались всякими способами ее огорчать, осмеивали ее, высыпали в золу горох и чечевицу, приготовленные для кушанья, так что бедная сиротинка должна была выбирать их из золы по зернышку.
Ввечеру, утомившись от работы, она не имела даже кровати, на которую могла бы лечь: она должна была рядом с очагом ложиться в золу и на ней спать. И так как она от золы была постоянно покрыта и пылью, и грязью, то злые сестры и назвали ее Замарашкой.
Случилось однажды, что отец собрался на ярмарку и спросил своих падчериц, чего им оттуда привезти? "Красивые наряды", - сказала одна из них. "Жемчуг и драгоценные камни", - сказала другая. "Ну, а тебе, Замарашечка, - спросил отец, - тебе что привезти?" - "Батюшка, привези ту веточку, которая на обратном пути прежде всех хлестнет тебя по шляпе; ту отломи и привези мне!"
Вот и закупил он своим двум падчерицам нарядные платья, жемчуг и драгоценные камни; а на обратном пути, в то время как он пробирался сквозь зеленую чащу кустов, ветка орешника хлестнула его так сильно, что и шапку с него сбила долой. Ту ветку он обломил и прихватил с собою.
Приехав домой, он отдал падчерицам то, что им было любо, а Замарашке - ветку орешника. Замарашка поблагодарила его, пошла на могилку матери, посадила над нею свою веточку и плакала так неутешно, что слезы ее обильно оросили эту ветку. И выросла веточка в целое деревцо.
Замарашка каждый день трижды ходила под это деревцо, плакала там и молилась, и каждый раз прилетала на то дерево и садилась беленькая птичка, и стоило только бедняжке высказать какое-нибудь желание, как уж птичка сейчас его выполняла и сбрасывала ей с деревца то, что она пожелает.
Случилось как-то, что король той страны затеял праздник, и праздник тот должен был продолжаться три дня; на этот праздник он задумал созвать всех красавиц со всего королевства, чтобы его сын мог себе выискать между ними невесту. Обе названые ее сестры, услышав, что и они тоже должны явиться на тот праздник, стали поласковее, призвали Замарашку и сказали: "Расчеши нам волосы, вычисти башмаки и закрепи на них пряжки - мы идем на праздник в королевский замок".
Замарашка повиновалась им, однако же заплакала, потому что и ей тоже хотелось идти вместе с сестрами и потанцевать; она даже попросила у мачехи, чтобы та ее отпустила на праздник. "Ты, Замарашка, - крикнула мачеха, - вся ты в грязи и в пыли и тоже на праздник собираешься! Нет на тебе ни платьишка, ни башмаков - и туда же танцевать лезешь!"
Когда Замарашка не стала более просить ее, то мачеха сказала ей: "Вот я тебе высыпала в золу полное блюдо чечевицы, и если ты через два часа сумеешь эту чечевицу из золы повыбрать, тогда, пожалуй, ступай вместе с сестрами на праздник!"
Бедная сиротка сошла по черной лестнице в сад и крикнула во весь голос: "Голубки-голубочки, милые дружочки, и вы все, пташечки поднебесные, слетайтесь сюда, помогите мне, бедной, собрать чечевички:
Те, что годны, в горшочек,
А негодны - в зобочек".
И слетелись на зов ее к окошку кухни сначала два белых голубка, а потом турманы мохноногие, а затем и целые стаи всяких пташечек поднебесных и опустились на золу. И стали голубки кивать головками и начали клевать: пик, пик, пик, пик; и другие тоже: пик, пик, пик, пик - и собрали все годные зерна в блюдо. И часу не прошло, как у них все было готово, и они улетели опять в то же окошко.
Принесла Замарашка блюдо к мачехе с радостью и думала, что вот и ей будет дозволено отправиться с сестрами на праздник.
Но мачеха сказала ей: "Нет, Замарашка, у тебя и платьев не припасено, и танцевать ты не можешь, над тобой только смеяться станут". Когда бедняжка стала плакать, мачеха сказала: "Вот если ты мне два блюда чечевицы в час времени из золы выберешь дочиста, тогда, пожалуй, пойдешь". А сама думала: "Где же ей это сделать?"
Но когда она высыпала ей два блюда чечевицы в золу, девушка вышла черным крыльцом в сад и крикнула: "Голубки-голубочки, милые дружочки, и вы все, пташки поднебесные, слетайтесь сюда, помогите мне, бедной, собрать чечевички:
Те, что годны, в горшочек,
А негодны - в зобочек".
И слетелись на зов ее к окошку кухни сначала два белых голубка, а потом турманы мохноногие, а затем и целые стаи всяких пташек поднебесных и опустились на золу. И стали голубки кивать головками и поклевывать: пик, пик, пик, пик; и другие тоже: пик, пик, пик, пик - и собрали все годные зерна в два блюда. И получаса не прошло, как у них все уже было готово, и все они опять улетели в окошко.
Понесла бедняжка оба блюда к мачехе и радовалась, что вот ей будет дозволено отправиться на праздник с сестрами. Но мачеха сказала ей: "Напрасно ты стараешься: ты не пойдешь с нами; у тебя и нарядов нет, и танцевать ты не умеешь; нам бы пришлось краснеть за тебя".
Повернулась к бедняжке спиной и поспешно удалилась со своими двумя горделивыми дочками.
Оставшись одна-одинешенька в доме. Замарашка пошла на могилу матери под ореховое деревцо и воскликнула:
Встряхнись, встрепенись ты, мое деревцо,
Просыпь на меня злато-серебрецо.
Тогда птичка кинула ей серебряное платье с золотом и туфельки, расшитые шелками и серебром.
Девушка поскорее оделась и поспешила на праздник. А названые сестры ее и мачеха, ничего об этом не зная, подумали, что это какая-нибудь чужая королевна - такой красавицей была она в своем платье, разукрашенном золотом. Замарашка им и в голову не пришла: они думали, что она сидит себе дома да выбирает чечевички из золы.
Сам королевич вышел красавице навстречу, взял ее за руку и все с ней танцевал. Да так и не захотел ни с кем больше танцевать, и руки ее из своей руки не выпустил, и когда подходил к ней кто-нибудь из мужчин, королевич говорил: "Я сам с ней хочу танцевать".
Так и проплясала она до самого вечера. А когда захотела домой вернуться, то королевич сказал ей: "Я пойду с тобою и провожу тебя". Ему смерть как хотелось посмотреть, чья она дочь и из какого дома родом. Но она от него ускользнула и взобралась на голубятню.
Обождал немного королевич, видит, отец Замарашки идет, и говорит ему: "Вот туда на голубятню взобралась одна красавица!" Отец подумал: "Уж не Замарашка ли?" - потребовал топор да багор и надвое рассек голубятню, а в ней никого не оказалось. А когда они домой вернулись, Замарашка по-прежнему лежала в своем грязном платьишке на золе, а около нее на трубе тускло горела маленькая масляная лампа.
Замарашка была проворна: она с одной стороны взобралась на голубятню, а с другой спустилась и мигом под орешиной очутилась; там скинула она свой богатый наряд, положила его на могилку, и птичка снова унесла этот наряд, а сама Замарашка опять напялила на себя серые лохмотья и села в кухне на кучу золы.
На другой день, когда праздник начался снова, и родители с назваными сестрицами опять ушли из дома, Замарашка пошла к орешине и сказала:
Встряхнись, встрепенись ты, мое деревцо,
Просыпь на меня злато-серебрецо.
И птичка сбросила ей платье, еще богаче, еще наряднее вчерашнего. И когда она в этом наряде явилась на празднество, все надивиться не могли ее красоте.
А королевич уж поджидал ее, взял ее тотчас за руку и танцевал только с ней одной. Когда другие мужчины подходили к ней, чтобы пригласить ее на танец, королевич говорил: "Я с ней танцую".
По наступлении вечера Замарашка надумала удалиться, а королевич пошел за нею следом и хотел посмотреть, в какой дом она войдет; но та юркнула в сторону и убежала в сад позади дома. В том саду росло прекрасное большое грушевое дерево, и на нем много было чудных груш; на него-то и взобралась Замарашка, словно белочка, и укрылась в ветвях его; а королевич даже и не знал, куда она подевалась.
Подождал он немного, пока подошел отец Замарашки, и сказал ему: "Вот тут одна красавица от меня ускользнула, и мне сдается, что она залезла на эту грушу".
Отец подумал: "Уж не Замарашка ли это?" - потребовал топор и срубил дерево; но на дереве никого не оказалось. И когда они все вернулись домой, увидели Замарашку, как и всегда, на ее куче золы.
Она проворна была: с одной стороны на дерево влезла, с другой стороны спрыгнула, вернула свой наряд птичке, что сидела на орешине, и опять напялила свои старые лохмотья.
На третий день, когда родители и названые сестры ушли из дома, Замарашка опять пошла на могилку матери и сказала деревцу:
Встряхнись, встрепенись ты, мое деревцо,
Просыпь на меня злато-серебрецо.
Тут птичка сбросила ей платье такое великолепное и так ослепительно блиставшее, что такого еще никто не видал; а к этому платью и туфли чистого золота.
Когда она явилась на празднество в этом наряде, все ей дивились, как чуду.
Королевич только с ней и танцевал, а если подходил к ней кто-нибудь другой, он говорил: "Я с ней танцую".
Когда наступил вечер, Замарашка хотела уйти, и королевич по-прежнему хотел идти за нею следом; но она так быстро от него ускользнула, что он не поспел за нею.
Однако же он заранее пустился на хитрость: велел вымазать всю лестницу смолою. Как сбегала Замарашка с лестницы, одна ее туфелька и пристала к ступеньке. Королевич туфельку поднял, и туфелька та была маленькая, хорошенькая и вся золотая.
На следующее утро пришел королевич с этой туфелькой к отцу Замарашки и сказал ему: "Моей супругой будет только та, которой этот золотой башмачок придется впору".
Услышав это, обрадовались обе названые сестрицы, потому что ноги у них были красивые.
Старшая пошла с башмачком в особую комнату и стала его примерять при матери. Стала примерять и видит: никак не влезает в башмак ее большой палец, потому что башмак ей мал. Вот мать и подала ей нож, и говорит: "Отрежь палец-то! Ведь коли будешь королевой, не придется тебе пешком ходить!"
Послушалась дочка матери, срезала палец, втиснула ногу в башмак, прикусила губу от боли и вышла к королевичу. Тот взял ее себе в невесты, посадил на коня и повез к себе домой.
Пришлось им проезжать мимо могилки; а на орешине сидят два голубка и воркуют:
Гули, гули, гулюшки,
Весь башмак-то в кровушке:
Ножке, видно, нет в нем места!
Это не твоя невеста.
Королевич глянул на ногу невесты и увидал, как кровь из башмачка текла.
Он тотчас повернул коня, вернул старшую дочку родителям и сказал, что это не настоящая его невеста: пусть, мол, другая сестра примерит башмачок.
Пошла эта сестра в особую комнату, и когда стала надевать башмачок, то пальцы-то у нее влезли в него, но пятка была слишком велика. Тогда мать подала ей нож и сказала: "Отруби кусок от пятки! Будешь королевой, не придется тебе больше пешком ходить!"
Дочь отрубила часть пятки, втиснула, кое-как ногу в башмачок, скрыла боль нестерпимую и вышла к королевичу. Тот ее, как невесту, посадил на своего коня и поехал с нею.
Но когда они проезжали мимо орешины, то сидели на ней два голубка и ворковали:
Гули, гули, гулюшки,
Весь башмак-то в кровушке:
Ножке, видно, нет в нем места!
Это не твоя невеста.
Посмотрел королевич невесте на ногу и увидал, как кровь текла из башмачка и закраснелся от нее белый чулочек.
Повернул он своего коня обратно и привез эту невесту к родителям в дом. "Эта тоже не настоящая! - сказал он. - Нет ли у вас еще одной дочки?" - "Нет, - сказал отец, - а вот только еще от моей первой, покойной, жены осталась этакая маленькая, дрянненькая Замарашечка - уж та-то, конечно, тебе не невеста".
Королевич захотел ее непременно видеть; но мачеха отвечала: "Да нет же, она такая грязная, что ее никак и показать не смеем".
А королевич все настаивал на своем, и должны были наконец позвать к нему Замарашку.
Та сначала вымыла чистенько лицо и руки, потом вышла и поклонилась королевичу, который подал ей золотой башмачок. Она тут же присела на скамеечку, скинула свой деревянный башмак и сунула ногу в туфельку, которая по ее ноге пришлась, как облитая, и как она поднялась со скамеечки и королевич глянул ей в лицо, то он тотчас узнал в ней ту красавицу, с которой танцевал, и воскликнул: "Вот она, настоящая-то невеста!"
Мачеха и обе названые сестры перепугались и побелели от досады; а королевич взял Замарашку к себе на коня и повез ее к себе в замок. Когда они проезжали мимо орешины, два белых голубка ворковали:
Гули, гули, гулюшки,
Нету больше кровушки:
Ножке в туфле полно места.
Вот она - твоя невеста!
И как это проворковали, так тотчас слетели с деревца и сели Замарашке на плечи: один на правое, другой на левое, да так и остались у нее на плечах.
Когда пришло время играть свадьбу, лукавые сестрицы тоже явились, хотели примазаться и как будто выказать участие к счастью Замарашки.
Вот свадебный поезд двинулся к церкви, и старшая из названых сестриц шла с правой стороны невесты, а младшая - с левой; и вдруг голубки у каждой из них выклевали по одному глазу.
На обратном пути из церкви старшая шла с левой, а младшая - с правой стороны невесты, и голубки опять выклевали каждой из них по одному глазу.
Так-то и были они наказаны слепотой на всю жизнь за их злобу и лукавство.