魔鬼的三根金发


De duivel met de drie gouden haren


从前,有一个穷人,他只生了一个儿子。 儿子在出生时,天上吉星高照,看见的人都说他这个儿子有红运,在十四岁的时候会和国王的女儿结婚。 正巧,这个王国的国王在孩子出生后不久微服私访,他从这个村庄经过时,询问这儿是不是有什么新闻话题。 有个人说:"有的,这儿刚出生了一个孩子,人们都说这是一个很幸运的孩子,还说他在十四岁的时候,命中注定要和国王的女儿结婚。"国王听了很不高兴,于是找到这个孩子的父母亲,问他们是否愿意把他们的儿子卖给他。 他们很坚决地说:"不卖!"但这个陌生人百般请求,又拿出一大笔钱。 由于他们穷得几乎连面包也没有吃的了,所以他们最后同意了。 他们想这孩子既然是一个幸运的孩子,他一定会安全回来的。
国王抱着这个孩子,把他放进一个箱子里面,然后骑着马带走了。 当他走到一条很深的小河边时,他把箱子扔进了水流中,自言自语地说:"这个小绅士永远也不会做我女儿的丈夫了。"然而,神灵保佑着这个孩子,箱子并没有沉到水里去,而是漂浮在水面上,并且没有一滴水漏进箱子里。 最后,这只箱子漂到离国王两里远的地方,停在了一座磨坊的的拦水坝上。 不久,磨坊的主人看到这只箱子,便拿来一根长竿子,把箱子打捞到岸边。 他发现箱子很沉,以为里面会有金子,打开箱子一看,发现里面竟是一个漂亮的小男孩。 孩子对他露出了快乐的笑容,像看到了亲人一样。 因为他和他妻子正好没有小孩,所以他们非常高兴,很自豪地说:"这是上帝送给我们的。"他们非常细心地哺养小孩,又耐心地培养他。
小孩慢慢地长大了,长得真是人见人爱。
十三年转眼就过去了。 有一次,国王偶然来到磨坊,他看见这个可爱的孩子,就问磨坊主,这个少年是不是他们的儿子 ,磨坊主回答说:"不是的,我是在他还是一个婴儿时,在一只漂在拦河坝上的箱子里面发现的。"国王一听连忙问道:"有多久了?"磨坊主回答说道:"大约有十三年了。"国王马上明白这少年正是他装到箱子里面,又扔到河里的那个孩子。 回想起以前的传言,他不甘心,又想出了个主意,他说道:"他是个多可爱的小伙子,能要他帮我送一封信给王后吗?要是乐意的话,我会给两块金元宝作为他的辛苦费。"磨坊主回答说:"谨遵陛下的吩咐。"
国王写了一封给王后的信,信中说:"这个送信的人一到达,就把他立即杀死埋掉,在我返回前,一切都要做完。"
少年人带着信出发了,可他却在路上迷失了方向,晚上竟撞进了一座大森林,他不得不在黑暗中摸索着寻找出路。 透过黑夜,他看到不远处有灯火晃动,循着火光,他来到了一座小村舍。 房屋里有一个老太婆,老太婆看到他后很害怕,说道:"你怎么到这儿来了?你要去哪里呀?""我要去见王后,给她送一封信,但我迷路了,很想在这儿过夜休息一下。""你太不幸运了,竞撞进这个强盗窝,要是那帮强盗回来看到你在这儿,他们会杀死你的。"他回答说:"我太疲倦了,管它哩,我已经走不动了,先休息再说。"说完,把信放在桌子上,躺在一条长凳子上,自个儿睡着了。
强盗们回来看到他,便问老太婆这个陌生的少年是谁。 她回答说:"他是给王后送信的人,中途迷路了才走到这儿的。"强盗们拿起信,拆开一看,里面写的是要王后杀掉送信者。 不知是出于同情这个少年 ,还是想和国王作对,强盗头将信撕了,另外写了一封信,信中要王后在这个少年到达后,马上让他和公主结婚。 他们没有惊动他,一直到第二天早晨他起来后,才由老太婆指给他去王宫的正确道路。
少年到了王宫,将信交给王后。 王后看过信,马上为婚礼作了尽可能周到的准备。 看到少年如此英俊,公主非常愿意嫁给他作妻子。 过了一段时间,国王回宫了。 当他看到预言成为现实,这个幸运的孩子不仅没有在他的奸计中丧生,而且和他的女儿结了婚,很想知道事情怎么会变化成现在这个样子的,他发出的命令完全不是这样的啊! 王后说:"我亲爱的,你的信在这儿,你自己看看吧!"国王看过信,知道信已经被调换了,就问这位女婿他拿着自己要他传送的信干了些什么事情。 他回答说:"我什么事也没干,一定是晚间我睡觉的时候,信被人做了手脚。"国王听了,气得暴跳如雷,叫道:"任何要娶我女儿的人都必须下到地狱去,把魔王头上的三根金头发给我取来。只有这样,我才同意他做我的女婿。"少年说道:"我一定很快就会办到。"于是,他告别妻子,踏上了冒险之路。
他经过第一座城市时,城市卫兵拦住他,问他是干什么活的,他回答说:"我什么事都能干!"他们说道:"如果真是这样,你就是我们想要找的人。请告诉我们,在我们的城市里,集市中有一口喷泉为什么干了,再没有泉水冒出来?要是你找出是什么原因的话,我们将给你两头驮满金子的驴。"他说道:"等我回来的时候,我就全部都知道了。"不久,他来到了另外一座城市,那儿的卫兵也问他有什手艺,懂得什么。 他回答说:"我什么事都能干!"他们说:"那就请为我们做一件事情,告诉我们那棵过去为我们结金苹果的树,现在为什么连一片叶子也不生了。"他说道:"我非常愿意为你们效劳,当我回来时,我就知道了。"
最后,他来到一个大湖边,他必须横渡过去。 年青人找到一只渡船后,摆渡的船夫不久就开始问他是干什么的,懂得什么事情。 他说:"我什么事都懂!"船夫说道:"那么 ,请指教我,为什么我总是在这水上摆渡,始终不能脱开身子去干其它的行当。 你要是能告诉我,我将重重地谢你。 "年青人说:"当我返回时,我会告诉你有关方法的。 "
渡过湖后,他来到了地狱。 地狱看起来既阴森又恐怖,但魔王此刻不在家里,他的奶奶正坐在安乐椅上。 看到他后,她问道:"你来找什么呀?"他回答道:"魔王头上的三根金头发。"接着,他把自己的遭遇告诉了她。 "你真是敢冒奇险啦!"她很同情,又很赞赏这个年青人,决定帮助他,就说道:"我会尽我所能来帮助你的。"说罢,他把年轻人变成了一只蚂蚁,要他躲藏在她外衣的褶皱里。 他很感激地说:"太好了,不过我还想知道,为什么那个城里的喷泉干枯了?为什么结金苹果的树,现在连叶子也不生了?是什么原因使船夫老在那儿摆渡?"老奶奶听了说道:"那的确是三个令人费解的问题,但你在我给魔王拔金头发时,静静地趴着别动。千万留神听魔王所说的话。"
天黑不久,魔王回家来了。 他一进来就开始用鼻子不停地嗅空气,大叫道:"这儿不对头,我闻到了人肉的气味。"到处翻弄察看之后,他什么也没找着,老奶奶责骂说:"我刚刚才收拾整齐,你为什么又把屋子搞得乱七八糟呢?"经过这一阵折腾之后,他也累了,就把头枕在奶奶的膝上,很快睡着了,不久就发出了鼾声。 这时,老奶奶抓住他头上的一根金头发拔了出来。 魔王"哎哟!"叫喊一声惊跳起来,"你在干什么呀?"她回答说:"我做了一个恶梦,情急之中,抓了一下你的头发。我梦见有个城市的集市上有一口喷泉干枯了,没有水流出来,不知道是什么原因?"魔王说道:"嗨!要是他们能够知道,他们一定会欢呼的。其实,那只是喷泉里面的一块石头下蹲着一只癞蛤蟆,只要把癞蛤蟆打死,泉水又会流出来的。"
说完这话,他又睡着了。 老奶奶趁机又拔了他一根头发,他惊醒后气冲冲地叫道:"你到底要干什么?"她说道:"别发火,我刚刚睡觉时梦见在一个大王国里,有一棵美丽的树 ,这棵树过去是结金苹果的,但现在树上却一片叶子也不生了,这是什么原因呢? "魔王说道:"嗨! 要是他们知道这个秘密,一定高兴得不得了。 在那棵树的根部,有只老鼠在不停地啃咬树根,他们必须把它打死,那棵树才能重新结出金苹果。 如果不这样做,那树它很快就要死去。 现在让我安稳地睡觉吧,要是你再把我弄醒,你会后悔的。 "
接着,他再次睡了过去,当听到他发出呼噜声后,老奶奶再次拔下了第三根金头发。 魔王跳起来厉声喊着就要发作,但她还是使他平静下来了,说道:"我又做了一个奇怪的梦,梦见一个船夫似乎命中注定要在一个湖上不停地为人来回摆渡,总是脱不开身,是不是有什么魔力困住了他?"魔王听了说道:"真是一个蠢东西!如果他把船篙塞到另外一个渡客的手中,他不就脱开身了吗?那渡客不就取代他的位置来摆渡了?让我好好地睡吧,再别打扰我了。"
到第二天早上,魔王起来之后出去了。 老奶奶将蚂蚁变回成年青人原样后,把三根金发给了他,叮嘱他要记住那三个问题的答案。 年青人在真诚道谢之后,步上了回家的旅程。
不久,他回到渡口。 船夫看到他回来了,询问他应允自己的问题的答案,年青人说:"你先把我渡过去,我再告诉你脱身的办法。"当船到达对岸后 ,他告诉船夫,只要把手中的船篙塞到其他渡客手中,他就可以脱开身任意去留了。 接着,他到了那棵不结金苹果树所在的城市,他告诉他们说:"只要把那只啃咬树根的老鼠打死,你们又会收获金苹果了。"他们把很多财宝作为礼物送给了他。 最后,他回到喷泉枯竭了的城市,卫兵请求他给他们答案,他告诉他们必须杀死石头下的癞蛤蟆,水才会流出来。 他们很感激他,给了他两头驮满金子的驴子。
终于,这个幸运儿回到了家里,妻子看到他,又听到他把所有的事都办妥了,高兴极了。 年青人把三根金头发交给了国王,国王再也不能反对他跟自己女儿的婚事了。 当他看到所有的金银财宝时,激动万分地说道:"我亲爱的女婿,你是在哪儿找到这些金子的?"年青人说道:"在一个湖边,那儿有好多好多的金银财宝。"国王连忙问道:"请告诉我,我也可以去那儿得到一些吗?"年青人回答说:"随便你要多少。你在那个湖上会看见一个船夫,让他把你载过湖去,你就会看到岸上的金子像沙子一样多。"
贪财的国王急急忙忙地起程去了。 当他来到湖边时,他唤过船夫说要过湖去,船夫便要他坐上船来。 他刚一上船,船夫马上把船篙塞到他手中,然后跳上岸走了,留下老国王在那儿摆渡。 这就是对他罪孽的报应。
如果有人问:"那位国王现在还在那儿摆渡吗?"你也许会说:"是的!因为没有人会从他手中接过船篙,自己给自己添麻烦。"
Er was eens een arme vrouw en die kreeg een zoontje, en daar hij met de helm geboren was, werd hem voorspeld, dat hij op zijn veertiende jaar de dochter van de koning tot vrouw zou krijgen. Nu gebeurde het, dat de koning kort daarop door het dorp kwam, en niemand wist dat het de koning was. En toen hij aan de mensen vroeg, wat voor nieuws ze te vertellen hadden, antwoordden zij: "Er is een paar dagen geleden een kind met de helm geboren: alles wat zo iemand doet, daarin slaagt hij. Er is hier ook voorspeld, dat hij met veertien jaar trouwen zal met de dochter van de koning." De koning die een kwaad hart had en boos was over die voorspelling, ging naar de ouders toe, deed heel vriendelijk en zei: "Jullie zijn zó arm; geef mij dit kind, dan zal ik ervoor zorgen." Eerst weigerden zij het. Maar toen de vreemdeling veel geld bood en zij dachten: "Het is een gelukskind, het zal toch goed terecht komen," toen stemden ze tenslotte toe én gaven het kind aan hem.
De koning stopte het kind in een doos, en reed ermee weg, tot hij aan een diep water kwam. Daar gooide hij de doos in en dacht: "Van die onverwachte vrijer heb ik mijn dochter afgeholpen." Maar de doos zonk niet, maar dreef als een scheepje, ja, er drong niet eens een druppel water in. Zo dreef het tot op twee mijl van het paleis van de koning, en daar was een molen, en 't bleef tegen het rad steken. Een molenaarsjongen die er gelukkig juist bij stond en de doos zag, haalde hem met een haak naar zich toe en dacht dat er wel een grote schat in zou zitten. Maar toen hij de doos opendeed, lag er een mooi jongetje in, dat heel flink en aardig was. Hij bracht het bij de molenaar; en omdat deze geen kinderen had, waren hij en zijn vrouw heel blij en zeiden: "Het is een geschenk van God." Ze zorgden goed voor de kleine vondeling en hij groeide op tot een eerlijk man.
Nu gebeurde het, dat de koning eens bij een onweer in de molen kwam schuilen en aan de molenaar vroeg, of die grote jongen hun zoon was. "Neen," zeiden ze, "het is een vondeling; veertien jaar geleden is hij in een doos tegen 't molenrad aangedreven, en onze knecht heeft hem uit het water gehaald." Toen begreep de koning, dat dit niemand anders was dan het gelukskind, dat hij in 't water had gegooid en hij zei: "Beste mensen, zou deze jongen niet een brief van mij aan de koningin willen bezorgen; ik wil hem als loon twee goudstukken geven." - "Zoals de koning het gebiedt," zeiden de molenaar en zijn vrouw en ze bevalen de jongen om zich gereed te maken. Toen schreef de koning een brief aan de koningin en daarin stond: "Zodra deze knaap met deze brief bij u komt, moet hij onmiddellijk gedood en begraven worden, nog voor ik zelf terug ben."
De jongen ging met de brief op pad. Maar hij verdwaalde en kwam 's avonds in een groot bos. In de duisternis zag hij een lichtje, ging er op af en kwam bij een huisje. Toen hij binnenkwam, zat er een oude vrouw heel alleen bij 't vuur. Ze schrok, toen ze de jongen zag, en zei: "Waar kom jij vandaan? En waar wil je heen?" - "Ik kom van de molen," zei hij, "en ik moet naar de koningin, een brief brengen. Ik ben verdwaald in 't bos, daarom wou ik hier graag overnachten." - "Arme jongen," sprak de vrouw, "je bent in een rovershol terecht gekomen en als ze straks thuiskomen, dan maken ze je dood." - "Laat komen wie wil," zei de jongen, "ik ben toch niet bang; maar zo moe ben ik, dat ik geen stap meer kan doen," en hij ging op een bank liggen en sliep meteen. Kort daarop kwamen de rovers thuis en vroegen boos, wat dat voor een vreemde jongen was. "Ach," zei de oude, "dat is een onschuldig kind. Hij was verdwaald in 't bos, en uit barmhartigheid heb ik hem opgenomen; hij moet een brief aan de koningin brengen." De rovers verbraken het zegel en lazen de brief. En daar stond in, dat de jongen zodra hij aankwam, moest worden gedood. Toen kregen de onbarmhartige rovers zelfs medelijden, en de rovershoofdman verscheurde de brief en hij schreef een andere: en daar stond in, dat zodra de jongen aankwam hij dadelijk trouwen moest met de prinses. Dus lieten ze hem rustig tot de volgende morgen liggen, en toen hij wakker werd, gaven ze de brief aan hem, en wezen hem de goede weg. Maar toen de koningin de brief gelezen had, deed ze wat er in stond, liet een schitterend bruiloftsfeest aanrichten, en de prinses trouwde met het gelukskind; en omdat de jongen knap was en vriendelijk, leefde ze heel vrolijk en tevreden met hem. Na een poos kwam de koning weer in het paleis terug en zag dat de voorspelling toch was uitgekomen en het gelukskind getrouwd was met zijn eigen dochter! "Hoe is dat in zijn werk gegaan!" riep hij, "Ik had in mijn brief toch heel iets anders bevolen?" De koningin toonde hem de brief, en zei dat hij zelf maar zien moest, wat erin stond. De koning las de brief en begreep dat die verwisseld was. Hij vroeg zijn schoonzoon, hoe het met die brief was afgelopen, die hij hem meegegeven had; en waarom hij een andere brief had meegebracht. "Ik weet van niets," zei hij, "die moet 's nachts verwisseld zijn, toen ik in het bos heb geslapen." Woedend zei de koning: "Zo makkelijk kom je daar niet af. Wie mijn dochter hebben wil, moet eerst de drie gouden haren halen, die de duivel op zijn kop heeft, in de hel; en dan pas kun je mijn dochter krijgen." Zo hoopte de koning hem voorgoed kwijt te zijn. Maar het gelukskind antwoordde: "Die gouden haren zal ik wel halen; voor de duivel ben ik niet bang." En hij nam afscheid en ging op reis.
De weg voerde naar een grote stad. De poortwachter vroeg hem wat zijn vak was en wat hij wist. "Ik weet alles," antwoordde het gelukskind. "Als je alles weet, treft dat goed," zei de wachter, "en dan kun je ons een plezier doen als je eens vertelt, hoe het komt dat de fontein op de markt, die vroeger wijn spoot, nu verdroogd is, zodat er niet eens meer water uitkomt.""Dat zul je wel merken," antwoordde hij, "wacht maar, tot ik terugkom." Toen ging hij verder en reisde naar een andere stad; daar vroeg de poortwachter ook, wat zijn vak was en wat hij wist. "Ik weet alles," antwoordde hij. "Als je alles weet," zei hij, "treft dat goed, dan kun je me meteen eens zeggen, waarom de boom in onze stad die altijd gouden appelen droeg, nu niet eens meer bladeren heeft." - "Dat zul je wel merken," antwoordde hij, "wacht maar, tot ik terugkom." Toen ging hij verder en kwam bij een groot water, en daar moest hij over. De veerman vroeg weer, wat zijn vak was en wat hij wist. "Ik weet alles," antwoordde hij. "Als je alles weet," zei de veerman, "treft dat goed, dan kun je me een plezier doen en me vertellen, waarom ik altijd heen en weer moet varen en nooit wordt afgelost." - "Dat zul je wel merken," antwoordde hij, "wacht maar, tot ik terugkom." Hij ging het water over en daar was de poort van de hel. Het was er zwart en roetig, en de duivel was niet thuis, maar zijn grootmoeder zat er wel. "Wat wou je?" vroeg ze hem, maar ze zag er niet kwaadaardig uit. "Ik wou graag drie gouden haren van de kop van de duivel hebben," antwoordde hij, "anders ben ik mijn vrouw kwijt." - "Je vraagt wel veel," zei ze, "als de duivel thuiskomt en hij vindt je, dan krijg je op je kop; maar je bevalt me wel, ik zal eens zien, wat ik voor je doen kan." Ze veranderde hem in een mier. "Kruip in de plooien van mijn rok," zei ze, "dan ben je veilig." - "Ja," zei hij, "alles goed en wel, maar ik wou ook nog wat anders weten; waarom een fontein die eerst wijn spoot, nu droog is, zodat hij niet eens water geeft; waarom een boom die eerst gouden appelen droeg, nu niet eens meer loof krijgt, en waarom de veerman altijd heen en weer moet varen en nooit eens wordt afgelost." - "Moeilijke vragen zijn dat," zei ze, "maar hou je nu maar stil, en let op wat de duivel zegt, als ik hem zijn drie gouden haren uittrek."
Met het vallen van de avond kwam de duivel thuis. Nauwelijks was hij binnengekomen of hij merkte dat de lucht niet zuiver was. "Ik ruik, ik ruik mensenvlees," zei hij, "het is hier niet pluis." Toen keek hij in alle hoeken en zocht maar hij kon niets vinden. Zijn grootmoeder voer tegen hem uit. "Pas is alles geveegd," zei ze, "en netjes opgeknapt, en nu haal jij alles weer overhoop, altijd ruik jij maar mensenvlees! Ga nu zitten en eet je avondbrood." Toen hij gegeten en gedronken had, was hij moe; hij ging bij zijn grootje op de grond zitten, legde zijn hoofd in haar schoot en zei, dat ze hem maar eens wat moest vlooien. Het duurde niet lang, of hij sluimerde in, begon te blazen en te snurken. Toen pakte het oudje een gouden haar, trok die uit en legde hem naast zich neer. "Au!" schreeuwde de duivel, "wat bezielt je?" - "Ik heb zo zwaar gedroomd," antwoordde de grootmoeder, "toen heb ik je zeker aan je haar getrokken." - "Wat had je dan gedroomd?" vroeg de duivel. "Ik droomde, dat een fontein die eerst wijn spoot, nu niets meer geeft, zelfs geen water, waardoor zou dat komen?" - "Ja, als ze dat wisten," zei de duivel, "er zit een pad onder een steen in de fontein; als ze die doodslaan dan komt de wijn wel weer terug!" Het grootje ging hem weer vlooien, tot hij insliep en snurkte dat het daverde. Toen trok ze hem een tweede haar uit. "Au! wat doe je toch?" de duivel werd woedend. "Wees maar niet boos," antwoordde z'n grootje, "ik deed het in mijn droom." - "Wat heb je nou weer gedroomd?" vroeg hij. "Ik droomde: in een koninkrijk stond een vruchtboom en die droeg altijd gouden appelen, en toen kwam er ineens niets meer aan, zelfs geen loof. Hoe zou dat toch komen?" - "Ja, als ze dat eens wisten," grijnsde de duivel, "aan de wortel knaagt een muis, laten ze die doden, dan komen de gouden appelen vanzelf weer terug; maar doen ze het niet, dan verdort de hele boom. Maar laat me nu verder met rust met je gedroom, als je me nog eens in mijn slaap stoort, krijg je een draai om je oren." De grootmoeder suste hem en begon hem weer te vlooien; hij sliep weer in en snurkte. Toen nam ze de derde gouden haar beet en trok die uit. De duivel sprong op, schreeuwde en wilde haar slaan, maar ze kalmeerde hem nog eens en sprak: "Wat doe je tegen boze dromen?" - "Wat droomde je dan nu weer?" vroeg hij, want nieuwsgierig was hij toch. "Ik heb gedroomd van een veerman. Hij beklaagde zich dat hij altijd maar heen en weer moest varen, en nooit werd afgelost. Hoe komt dat toch?" - "Die domkop!" antwoordde de duivel, "als er iemand komt om over te zetten, laat hij hem dan de boom geven, dan moet de ander hem overzetten en is hij immers vrij?" Daar de grootmoeder hem zijn drie gouden haren had uitgetrokken en antwoord op de drie vragen gekregen had, liet ze de oude draak met rust en hij sliep tot de dag aanbrak.
Toen de duivel weg was gegaan, haalde het oudje de mier uit de plooien van haar rok, en gaf het gelukskind weer zijn mensengedaante. "Daar heb je de drie gouden haren," sprak ze, "en wat de duivel op je drie vragen gezegd heeft, zul je wel gehoord hebben." - "Ja," antwoordde hij, "ik heb het gehoord en ik zal het onthouden." - "Dan ben je dus geholpen," zei ze, "en nu kan je weer weg." Hij bedankte het oudje voor haar hulp in de nood, ging de hel uit en was tevreden dat hem alles zo goed was gelukt. Toen hij bij de veerman kwam, moest hij hem het beloofde antwoord geven. "Eerst moet je me overzetten," zei het gelukskind, "dan zal ik je zeggen, hoe je verlost wordt." En toen hij aan de overkant weer op de oever stond, gaf hij hem de raad van de duivel. "Als er weer iemand komt die overgezet wil worden, geef hem dan je boom in de hand." Hij reisde verder en kwam in de stad, waar de kale boom stond en waar de poortwachter het antwoord wilde hebben. Toen sprak hij, zoals hij van de duivel had gehoord: "Dood de muis, die aan de wortel knaagt, dan zal de boom weer gouden appelen dragen." De poortwachter bedankte hem en gaf hem tot beloning twee ezels, met goud beladen. Tenslotte kwam hij in de stad, waar de fontein verstopt was. Hij vertelde aan de poortwachter, wat de duivel had gezegd: "Er zit onder in de fontein onder een steen een pad. Die moet je vinden en dood maken; dan komt de wijn wel weer." De poortwachter bedankte hem en gaf hem ook twee ezels met goud beladen. Eindelijk kwam het gelukskind weer thuis bij zijn vrouw, die heel blij was, toen ze hem weerzag en hoorde, hoe goed alles was geslaagd. Hij bracht de koning, waar hij om was uitgestuurd: de drie gouden haren van de duivel; en toen de koning de vier met goud beladen ezels zag, was hij zeer verheugd en sprak: "Nu zijn alle voorwaarden vervuld, nu mag je mijn dochter hebben. Maar lieve schoonzoon, zeg nu eens, waar heb je al dat goud vandaan? Dat zijn schatten!" - "Ik ben over een water gevaren," antwoordde hij, "en daar heb ik het meegenomen, het ligt aan 't strand net als zand." - "Kan ik daar ook wat gaan halen?" sprak de koning en de begeerte straalde z'n ogen uit. "Zoveel u wilt," antwoordde hij, "er is een veerman, die zet u over, en dan kunt u uw zakken vullen." De hebzuchtige koning ging meteen op reis en toen hij bij 't water kwam, wenkte hij de veerman, hij moest hem overzetten. De veerman kwam en liet hem instappen, maar aan de andere oever gaf hij hem de boom in de hand en sprong weg. De koning was nu veerman geworden tot straf voor zijn zonden. "Zet hij nog over?" - "Nu, zou iemand hem de boom hebben afgenomen?"