强盗新郎


De roverbruidegom


从前,有一个磨坊老板,有一个很漂亮的女儿。 随着女儿长大,做父亲的心里开始想:"如果有一个能让我满意的人来娶她作妻子,我就把她嫁给他,这样让她也有一个好的归宿。"不久,来了一个求婚者,看起来很富有,举止也非常得体,磨坊老板从他身上找不到自己不满意的地方,就答应把女儿嫁给他。 但是,女儿并不像新娘爱新郎一样爱他,而且过了不久以后,当她看见他或想到他时,心里总感觉怕得发抖。
有一天,他对她说:"你是我的未婚妻,为什么不来我家看看呢?"姑娘说:"我不知道你家在哪儿呀?"她的未婚夫说:"我家就在那片茂密的森林里。"姑娘的本意并不想去,又不好直接拒绝,只好找借口说:"我不知道去你家的路。"未婚夫说道:"这样吧!下周星期天,你一定要来看我,我邀请了一些客人,他们都想看看你。我沿路撒一些灰,你走进森林可以循着灰迹找到我家。"
到了第二个星期天,姑娘想了想还是出门了,可她总觉得非常不安,就多了一个心眼,在两个口袋里装了满满的两口袋碗豆和蚕豆。 她来到森林边,找到撒了灰烬的路,并循着灰迹走了进去。 但她每走一步,就在路的右边扔下一颗碗豆,在左边扔下一颗蚕豆。 这样一磨蹭,她用了一整天才走到黑暗森林里的一幢屋子前。 进了屋子,她发现整个屋子里静悄悄的,里面空无一人,她正感到有点恐慌,突然一个声音传了过来:
"转回去,美丽的新娘!
转回家里去!
快离开这强盗窝,
快离开这儿回到家里去! "
她转过头一看,发现在门的上方挂着一个鸟笼,笼子里关着一只小鸟,它拍了拍翅膀,接着又叫道:
"转回去,美丽的新娘!
转回家里去!
快离开这强盗窝,
快离开这儿回到家里去! "
姑娘听了以后,仍然走了进去,从一间房子走到另一间房子,她看完了所有的房间,发现里面全是空的。 最后来到地下室,才看见一个老态龙钟的老太婆坐在里面。 姑娘开口问道:"对不起!老奶奶,您能告诉我,我的未婚夫是住在这里吗?"老太婆回答说:"唉--!我可爱的孩子,你现在已经落入他们为你设的圈套了,你的婚礼就是你的葬礼。因为那些强盗要夺去你的生命,如果我不救你,你就死定了!"说完,她把姑娘藏在一个大木桶里面,然后对她说:"千万不要动弹,否则,你就会大祸临头。等强盗们睡着以后,我们再逃走,我早就想离开这儿了。"
姑娘刚藏好身子,强盗们就进屋来了,他们还带来了另一个姑娘,那姑娘也是被他们骗来的。 进来后,他们开始又吃又喝,对那个姑娘的哭叫和呻吟充耳不闻,无动于衷,还给她灌了三杯葡萄酒,一杯白色的,一杯红色的,一杯黄色的,喝完之后,她就倒下死了。 姑娘躲在后面开始恐惧起来,心想下一个死的一定轮到她了。 这时,她那个所谓的新郎看见那个被她们害死的姑娘的小手指上有一个金戒指,他走过去想用劲把它拔下来,可用力过猛,戒指一下子飞脱出来,掠过空中掉到了木桶后面,正好落在她这位未婚妻的裙摆上面。 他端起一盏灯在房子里到处寻找,可怎么也找不到。 另一个强盗说:"你到那木桶后面找了吗?"那老太婆连忙说道:"哼!快坐在这儿吃你的晚饭吧,我保证戒指掉在这儿不会自己跑掉的,明天再找也不迟。"
她这一说,强盗们也就不再找了,继续大吃大喝起来,老太婆趁机在他们的酒里面下了安眠药。 不久,他们都躺下睡着了,个个鼾声如雷。 姑娘听到鼾声从木桶后走出来,蹑手蹑脚地从那些横七竖八的瞌睡虫身上跨过去,生怕把他们惊醒了。 真是上帝保佑,她很快脱离了险境,与老婆走上楼梯,一起逃出了这个杀人魔窟。
此时,沿路所撒的灰烬都已被风吹散,到处找不到灰迹,但姑娘所扔的碗豆和蚕豆都生根发芽了,正好给她们指示了逃走的路径。 借着月光,她们一步一步地走了整整一晚,才在第二天早晨回到了磨坊,她伤心欲绝地把她的经历一古脑儿都告诉了自己的父亲。
举行婚礼的日子很快就到了,新郎来到新娘的家里,磨坊老板邀请了他所有的朋友和亲戚来参加婚礼。 等大家都入席后,有位朋友提议每一个到来的客人都应该讲一个故事。 当轮到新娘讲时,新郎对新娘说:"喂,我亲爱的,你不知道吗?该由你给我们讲故事了。"新娘回答说:"好吧,我可以给你们讲一个我做过的梦。"接着,她把在森林里的一切经过细细讲了出来:
"有一次,我梦见自己在森林里走啊,走啊!走了很久才来到一幢空无一人的屋子里。我一进门,挂在门上一只鸟笼里的小鸟连着两次喊道:
'转回去,美丽的新娘!
转回家里去!
快离开这强盗窝,
快离开这儿回到家里去! '
--我的爱人,我只是梦见这些。 接着,我走过了所有房间,它们全是空的,最后我来到一间地下室,里面坐着一个老太婆。 我对她说:'我的新郎住在这儿吗? '她回答说:'哎! 我可爱的孩子,你落进了他们为你设计的一个圈套,你的新郎官一定会杀死你。 '--我的爱人,我只是梦见这些。 但那老太婆却把我藏在了一个大木桶后面,我刚藏好,强盗们就拖了一个姑娘进来了。 他们给她灌了白、红、黄三种葡萄酒之后,她便倒在地上死去了。 --我的爱人,我只是梦见这些。 他们干完这些坏事后,有一个强盗看见那姑娘的小手指上有一个金戒指,就走上前去用劲拔取,结果戒指飞到房顶,正好跳到我躲藏的那个大木桶后面,掉在了我的裙摆上,这就是那个戒指! "她说着,拿出了那个戒指给在坐的客人们看。
那个强盗新郎看到戒指,听到她说的这些,吓得面如死灰,站起身来想立即逃走,但客人们很快抓住了他,把他押送到了法庭。 他和他那帮作恶多端的强盗最终都受到了应有的惩罚。
Er was eens een molenaar. Hij had een mooie dochter en toen ze groot geworden was, wenste hij, dat ze goed getrouwd zou zijn en verzorgd. Hij dacht: "Als er een goede vrijer komt en hij vraag haar hand, dan zal ik haar aan hem geven." Het duurde niet lang of daar kwam een vrijer, die heel rijk scheen te zijn; en omdat de molenaar niets op hem aan te merken had, beloofde hij hem de hand van zijn dochter. Maar het meisje hield niet zoveel van hem, niet, zoals een bruid van de bruidegom houden moet; ze had geen vertrouwen in hem. Telkens als ze hem aankeek, of als ze aan hem dacht, voelde ze weerzin in haar hart. Eens op een keer zei hij tegen haar: "Nu ben je al mijn bruid en je bent nog nooit bij me geweest." Zij antwoordde: "Ik weet immers niet waar u woont." Toen zei de bruidegom: "Mijn huis is diep in 't donkere bos." Ze zocht een uitvlucht; zou ze de weg wel vinden? De bruidegom zei: "Kom nu de volgende zondag bij mij; ik heb de gasten al uitgenodigd en ik zal as strooien, zodat je de weg door het bos kunt vinden." Toen de zondag kwam en het meisje op weg moest, werd ze bang – ze wist zelf niet waarom – en om de weg terug te vinden, deed ze allebei haar zakken vol erwten en linzen. Aan de zoom van 't bos vond ze een pad, waarop as was gestrooid; dat pad ging ze op, maar bij elke stap gooide ze links en rechts een paar erwten op de grond. Ze moest bijna de hele dag lopen; tot ze midden in 't bos was waar het 't donkerst was. Daar stond een huis alleen; ze huiverde ervoor, het zag er zo donker en verlaten uit. Ze trad binnen. Er was niemand. Het was er vreselijk stil. Opeens riep een stem:
"Keer om, keer om, jij jonge bruid,
je bent hier in een moordenaarshuis."
Het meisje keek naar boven en zag, dat de stem van een vogel kwam, die daar in een kooi aan de wand hing. Nog eens riep hij:
"Keer om, keer om, jij jonge bruid,
je bent hier in een moordenaarshuis."
Nu ging de mooie bruid verder, van de ene kamer in de andere, het hele huis door, maar alles was leeg en er was geen levende ziel te vinden. Eindelijk keek ze ook in de kelder. Daar zat een stokoude vrouw, ze zat zachtjes met haar hoofd te schudden. "Kunt u me ook zeggen," zei het meisje, "of mijn bruidegom hier woont?" - "Och mijn arme kind," antwoordde de oude vrouw, "waar ben je terecht gekomen? Je bent in een moordenaarshol. Dacht je datje de bruid was? Je zou gauw bruiloft houden? Je houdt bruiloft met de dood. Kijk maar, daar heb ik een grote ketel water op moeten zetten; als ze je in hun macht hebben, hakken ze je onbarmhartig stuk, koken je en eten je op, want menseneters zijn het. Als ik geen medelijden met je heb en je red, dan ben je verloren." Toen bracht de oude vrouw haar achter een grote ton, waar men haar niet zien kon. "Wees zo stil als een muis," zei ze, "beweeg je niet, en verroer geen vin, want dan is het met je gedaan, 's Nachts, als de rovers slapen, zullen we ontvluchten, ik heb al lang naar een gelegenheid uitgezien." Nauwelijks was dat gebeurd, of daar kwam de goddeloze bende naar huis. Ze kwamen aangesleept met een ander meisje, ze waren dronken, en op haar schreien en jammeren letten ze helemaal niet. Ze lieten haar wijn drinken: drie glazen vol, een glas witte wijn, een glas rode wijn en een glas gele wijn, en daarvan brak haar hart. Toen rukten ze haar de mooie kleren af, legden haar op een tafel, hakten haar mooie lichaam aan stukken en strooiden er zout over. Het arme bruidje achter de ton zat te sidderen en te beven, want ze begreep wel, welk lot de rovers haar hadden toegedacht. Eén van hen zag aan de pink van de vermoorde een gouden ring, en toen hij die er niet zo dadelijk af kon krijgen, nam hij een bijl en hakte de vinger af, maar de vinger sprong in de hoogte en over de ton heen en viel precies de bruid in de schoot. De rover nam een lamp en wilde gaan zoeken, maar hij kon 't niet vinden. Toen zei een ander: "Heb je al achter de grote ton gezocht?" Maar het oude vrouwtje riep: "Kom toch eten, zoeken kun je morgen ook nog: die vinger loopt niet weg."
Toen zeiden de rovers: "Het oude mens heeft gelijk," en ze hielden op met zoeken; ze gingen aan tafel, en het oude vrouwtje druppelde hun een slaapdrank in de wijn; zodat ze in de kelder al gauw gingen liggen, en ze sliepen in en snurkten luid. Het bruidje hoorde dat, sloop achter de ton vandaan, en ze moest over de slapers heen stappen, want ze lagen in rijen op de grond en ze was vreselijk bang, dat ze hen wakker zou maken. Maar God was met haar, zodat ze het gelukkig haalde; het oudje ging met haar naar boven, opende alle deuren, en ze liepen zo snel ze konden uit het moordenaarshol weg. De gestrooide as was al door de wind weggevaagd, maar de erwten en de linzen hadden gekiemd, en in 't maanlicht glansden ze wit. De hele nacht liepen ze door, tot ze 's morgens bij de molen kwamen. En daar vertelde het meisje alles aan haar vader. De dag brak aan, waarop de bruiloft zou worden gehouden. De bruidegom kwam, de molenaar had al zijn vrienden en familie uitgenodigd. Aan de bruiloftsdis kreeg ieder de opdracht, iets te vertellen. De bruid was stil en sprak niet. Toen zei de bruidegom tot de bruid: "Kom, liefste, weet je niets te vertellen? Vertel toch óók wat." Ze antwoordde:
"Dan zal ik een droom vertellen. Ik ging alleen door het bos. Ik kwam bij een huis. Daar was geen levende ziel in. Maar aan de muur was een kooi met een vogel erin. En die riep:
'Keer om, keer om, jij jonge bruid,
je bent hier in een moordenaarshuis.'
En dat riep de vogel nog eens. Liefste, het was maar een droom. Toen liep ik door alle kamers. Ze waren leeg. Het was er eng. Eindelijk liep ik de keldertrap af. Daar zat een stokoud vrouwtje met haar hoofd te schudden. Ik vroeg: 'Woont mijn bruidegom hier in huis?' Zij antwoordde: 'Ach lieve kindje bent in een moordenaarshol terecht gekomen. Je bruidegom woont hier, maar wil je in stukken hakken en je doden, en je dan koken en opeten.' Liefste, het was maar een droom. Toen verstopte het oude vrouwtje mij. Ik zat achter een grote ton. Pas was ik daar verborgen, of de rovers kwamen thuis. En ze sleepten een meisje met zich voort, en ze gaven haar drie soorten wijn te drinken: witte, rode en gele. En daarvan brak haar hart. Liefste, het was maar een droom. Toen trokken ze haar de kleren uit, ze hakten haar mooie lichaam in stukken. Ze strooiden er zout op. Liefste, het was maar een droom. En één van de rovers zag, dat er aan de pink nog een gouden ring zat. Hij kon hem er moeilijk aftrekken. Toen nam hij een bijl en hakte die pink af. Maar de pink vloog omhoog, en kwam achter de grote ton terecht, en viel mij in de schoot. En hier is die pink met die ring." En bij deze woorden hield ze die vinger op en toonde hem aan de gasten. De rover was krijtwit geworden onder 't verhaal. Hij sprong op en wilde vluchten. Maar de gasten hielden hem tegen en leverden hem uit aan 't gerecht. En toen werden hij en zijn hele bende voor hun schande berecht.