Vrijer Roland


Милый Роланд


Er was eens een vrouw, die een echte heks was. Ze had twee dochters, de ene lelijk en naar, en daar hield ze veel van, omdat ze haar eigen dochter was, en de andere lief en mooi, en die haatte ze, omdat ze haar stiefdochter was.
Eens had de stiefdochter een mooi schortje, dat 't andere meisje bijzonder aardig vond, zodat ze er jaloers op was, en ze zei tegen haar moeder, ze zou en ze moest dat schortje hebben. "Stil maar, kind," zei de oude, "je zult 't hebben ook. Je stiefzuster had al veel eerder dood moeten zijn; vannacht, als ze slaapt zal ik binnen komen en dan gaat 't kop af! Nu moet jij zorgen dat je achteraan ligt in bed, en dan moet je haar flink naar voren schuiven."
Met 't arme meisje was 't dus gedaan – maar nu had ze juist in de buurt gestaan en alles gehoord. Ze mocht de hele dag 't huis niet uit, en toen 't tijd was om te gaan slapen, moest ze het eerst 't bed in, zodat ze achteraan lag; maar toen ze ingeslapen was, schoof ze de andere zachtjes naar de voorkant en nam zelf de plaats achterin, 's Nachts kwam de oude vrouw aangeslepen, een bijl in haar rechterhand. Met haar linkerhand voelde ze eerst of er iemand vooraan lag, toen nam ze de bijl in beide handen, zwaaide, en sloeg haar eigen kind het hoofd af. De heks ging de kamer weer uit, en toen stond het meisje op en vluchtte naar haar vrijer, die Roland heette; ze klopte aan zijn deur. Toen hij opendeed, sprak ze tot hem: "Roland, luister eens: we moeten dadelijk vluchten, mijn stiefmoeder heeft me willen doden, maar inplaats daarvan heeft ze haar eigen kind gedood. Als het dag wordt en ze ziet wat er gebeurd is, dan zijn wij verloren."
"Dan raad ik je aan," zei Roland, "dat je nog haar toverstaf haalt, want anders kunnen we ons niet redden, als ze ons gaat achtervolgen!" Het meisje ging de toverstok nog halen, en ze nam het hoofd van de dode, en druppelde drie bloeddruppels op de aarde, één voor het bed, één in de keuken, en één op de trap. Toen vluchtte ze, met haar vrijer.
's Morgens stond de oude heks op, riep haar dochter en wilde haar het schortje geven. Maar ze kwam niet. Toen riep ze: "waar ben je!"
"Wel, hier op de trap, aan 't vegen," antwoordde de ene bloeddruppel. De oude vrouw ging de kamer uit, maar ze zag niemand op de trap en riep nog eens: "Waar ben je?"
"Wel, hier in de keuken, om me te warmen!" riep de tweede bloeddruppel. Ze ging de keuken in, maar ze zag weer niemand. Toen riep ze nog eens: "Waar ben je?"
"Wel, hier in bed, om te slapen!" riep de derde bloeddruppel. Zij ging de kamer in en naar het bed. En wat zag ze daar? Haar eigen kind, badend in haar bloed - en wie ze zelf 't hoofd had afgeslagen.
De heks werd nu woedend; ze sprong naar 't venster, en omdat ze ver in de wereld kon zien, kreeg ze haar stiefdochter in 't oog, die met haar vrijer Roland voortsnelde. "Dat helpt jullie niets!" riep ze, "al ben je nog zo ver, je zult mij niet ontlopen!"
Ze trok haar mijlslaarzen aan, elke stap was een uur gaans - en zo duurde het niet lang of ze had hen beide ingehaald. Maar toen het meisje de oude aan zag komen stappen, veranderde ze Roland in een meer, en zichzelf in een eend, die op het meer zwom. De heks ging aan de oever staan, ze wierp broodkruimels en deed alle pogingen om de eend naar zich toe te lokken; maar de eend liet zich niet vangen, en de oude heks moest 's avonds onverrichter zake weer naar huis.
Nu nam het meisje weer haar natuurlijke gestalte aan en haar minaar ook, en zo gingen ze de hele nacht doorlopen tot de dag weer aanbrak. Toen veranderde het meisje in een mooie bloem, midden in een doornhaag, en de vrijer in een vioolspeler. Het duurde niet lang of de heks kwam aangestapt, en zei tegen de speelman: "Lieve speelman, mag ik die mooie bloem plukken?" - "Jazeker," antwoordde hij, "dan zal ik erbij spelen." Toen ze nu vlug naar de haag ging en de bloem wou plukken, - want ze wist wel wie die bloem was – begon hij te spelen; en of ze nu wilde of niet, ze moest dansen, want het was een toverdans. Hoe sneller hij speelde, hoe heftiger ze springen moest, en de dorens scheurden haar de kleren van 't lijf, staken haar tot ze wonden kreeg en, omdat hij niet ophield, moest ze zolang dansen, tot ze er dood bij neerviel.
Toen ze dus bevrijd waren, sprak Roland: "Nu ga ik naar je vader, en zullen we de bruiloft afspreken." - "Dan blijf ik zolang hier," zei het meisje, "om op je te wachten, en ik zal me in een rode rots veranderen, zodat niemand me herkent." Roland ging toen weg, en 't meisje stond als een rode rots op 't land, en wachtte op haar vrijer.
Maar toen Roland thuis kwam, raakte hij verstrikt in de listen van een ander meisje, zodat hij de eerste vergat. Lang bleef zij zoals een rots staan, maar toen hij in 't geheel niet terugkwam, werd ze treurig; ze veranderde zich in een bloem en dacht: "Er zal wel eens iemand langs komen en op mij trappen."
Nu gebeurde het dat er een schaapherder op het veld was, hij hoedde de schapen en zag de bloem, en omdat het zo'n mooie bloem was, plukte hij haar af, nam haar mee en legde haar in zijn kast. Van toen af ging het in het huis van de schaapherder wonderlijk toe. Als hij 's morgens opstond, was alle werk al gedaan: de kamer geveegd, tafel en stoelen gladgewreven, vuur in de haard aangelegd en de ketel was boven het vuur gehangen; 's middags als hij thuis kwam, was de tafel gedekt en een goed maal opgedist. Hij kon niet begrijpen hoe dat kon, want hij zag nooit iemand in huis, en er kon zich ook niemand verstoppen in zijn kleine hutje. Wel vond hij de goede verzorging prettig, maar tenslotte werd het hem toch angstig te moede, en hij ging naar een wijze oude vrouw om raad. De wijze vrouw sprak: "Dat moet toverij zijn; let 's morgens goed op, als het nog heel vroeg is, misschien beweegt er dan iets in de kamer, en wanneer je iets ziet, wat het ook is, gooi er gauw een witte doek over, dat breekt de betovering." De schaapherder deed als hem gezegd was, en de volgende morgen, bij het eerste morgenkrieken, zag hij dat de kast openging en de bloem eruit kwam.
Vlug sprong hij op en gooide er een witte doek over. Meteen was de tovergestalte verdwenen, en stond er een mooi meisje voor hem; zij erkende dat zij de bloem was geweest, en dat ze zijn huishouding tot nu toe had gedaan. Ze vertelde hem, wat haar gebeurd was en daar ze hem goed beviel, vroeg hij of ze niet met hem trouwen wilde; maar ze antwoordde: "nee," want ze wilde haar Roland, al had hij haar verlaten, toch trouw blijven; maar ze beloofde, niet weg te gaan, maar voortaan voor hem de huishouding te doen.
Nu naderde de tijd, dat Roland bruiloft zou vieren, en toen werd, naar oud gebruik, in het land omgeroepen, dat alle jonge meisjes moesten komen om ter ere van 't bruidspaar te zingen. Toen het trouwe meisje daarvan hoorde, werd ze bedroefd, ze dacht dat haar hart zou breken. En toen het haar beurt was om te zingen, deed ze een stap achteruit, want ze kon niet.
Maar toen was ze alleen over, en ze moest wel. Ze begon te zingen en toen die stem klonk, sprong Roland op en riep: "Die stem ken ik, zij is mijn bruid, en een andere wil ik niet tot vrouw." Alles wat hij had vergeten, alles wat hem uit de zin was gegaan, dat was opeens weer ontsproten in zijn hart. Toen hield het trouwe meisje bruiloft met haar Roland, haar leed was ten einde en nu begon haar geluk.
Жила-была на свете женщина - настоящая ведьма, и были у нее две доче ри. Одна была безобразна и зла, и ту она любила, потому что это была ее родная дочь. Другая была прекрасна собою и сердцем добра, и ту ведьма ненавидела, потому что та ей приходилась падчерицей.
Однажды падчерица надела фартучек, и он до такой степени понравился ее названой сестре, что та, завидуя, потребовала у матери и себе такого же фартучка.
"Повремени, дитятко, - сказала ведьма, - будет у тебя такой фартучек. Твою названую сестрицу давно убить следует, и вот сегодня ночью, как только она заснет, я приду к вашей кровати и отрублю ей голову. Позаботься только о том, чтобы лечь в постели у нее за спиною, а ее повыдвинь вперед".
Бедняжка и точно должна была бы поплатиться жизнью, если бы она из укромного уголка не подслушала всей беседы матери с дочкой.
За целый день бедная падчерица не посмела даже и шагу ступить за порог дома.
А когда вечером пришло время спать ложиться, бедная девушка должна была первая улечься в постель, чтобы ее злая сестра, как и велела ей мать, могла лечь позади.
Но когда та заснула, падчерица несколько выдвинула ее вперед, а сама залезла за ее спину, к стенке.
Среди ночи старуха подкралась к постели, держа в правой руке топор, а левой ощупала, лежит ли кто-нибудь, выдвинувшись головой вперед.
И затем, ухватив топор обеими руками, отрубила голову своей родной дочери.
Когда она удалилась, девушка поднялась с постели, пошла к своему милому, которого звали Роландом, и постучалась у его двери.
Когда он к ней вышел, она сказала ему: "Слушай, миленький Роланд, мы должны отсюда бежать как можно скорее: мачеха хотела меня убить, но вместо меня убила свою родную дочь. Когда рассветет и она увидит, что сделано ею, мы погибли!" - "Однако же я тебе советую, - сказал Роланд, - чтобы прежде побега ты взяла у нее из дома ее волшебный жезл, а не то мы не сможем спастись от ее преследований никаким бегством".
Девушка принесла волшебный жезл ведьмы, а затем взяла отрубленную голову сестры и накапала три капли крови: одну перед постелью на полу, одну в кухне и одну на лестнице.
После этого девушка поспешно удалилась вместе со своим возлюбленным Роландом.
Когда же старая ведьма проснулась поутру, она кликнула свою дочку и хотела отдать ей фартучек падчерицы, но та не явилась на зов ее. "Да где же ты?" - крикнула ведьма.
"Здесь я, на лестнице, подметаю!" - отвечала ведьме одна из капелек крови.
Старуха вышла на лестницу, никого там не увидала и еще раз крикнула: "Да где же ты?"
"Да здесь, в кухне, пришла погреться!" - отвечала ей вторая капелька крови.
Ведьма и в кухню пошла, и там ничего не нашла. "Да где же ты?" - закричала она дочке в третий раз.
"Ах, да здесь же я, в постели, сплю", - крикнула ведьме третья капелька крови.
Та пришла в комнату, к постели - и что же там увидела? Свое родное дитя, которое плавало в крови и которому она своими руками отрубила голову.
Ведьма пришла в ярость, бросилась к окну, и так как она обладала способностью очень далеко видеть, то увидела свою падчерицу, которая поспешно удалялась со своим милым Роландом. "Не уйдете вы от меня! - прошипела ведьма. - Как бы далеко вы ни были, и все же не уйдете!"
Она тотчас обула свои сапоги-скороходы, в которых она, что ни шаг, то час пути перемахивала, и немного спустя уже нагнала обоих беглецов.
Но, завидев издали старуху-ведьму, девушка обратила при помощи волшебного жезла своего милого в озеро, а сама обернулась уточкой и стала среди того озера плавать.
Ведьма остановилась на берегу, стала бросать утке крошки хлеба и всеми силами старалась приманить ее к берегу; но утка себя приманить не дала, и старая ведьма должна была вечером вернуться домой, так ничего и не добившись.
А падчерица ее со своим милым снова приняли свой обычный вид и еще целую ночь шли путем-дорогою до рассвета.
А на рассвете падчерица обернулась сама в прекрасный цветок среди терновой изгороди, а своего милого Роланда обернула в музыканта со скрипкой.
Вскоре после того явилась следом за ними и ведьма и сказала музыканту: "Милый музыкант, дозволено ли будет мне сорвать этот цветок?" - "О да, конечно, - отвечал музыкант, - я даже помогу тебе, подыгрывая на моей скрипке",
И вот, когда она поспешно залезла в изгородь, стараясь поскорее сорвать цветок (она, конечно, знала, кто цветком обернулся), музыкант начал подыгрывать, и ведьма волей-неволей должна была плясать, потому что музыка эта была волшебная.
И чем скорее он наигрывал, тем выше она подпрыгивала, и терновник срывал с нее одежду клочьями и терзал ее тело. Так как музыкант не переставал играть, ведьма плясала до тех пор, пока не пала мертвой на землю.
Когда они таким образом избавились от ведьмы, Роланд сказал: "Я теперь отправлюсь к отцу моему и займусь приготовлениями к свадьбе". - "Ну, так я покамест здесь останусь, - сказала девушка, - и подожду тебя; а для того, чтобы никто меня не узнал, я обернусь красноватым камнем".
Роланд ушел, а девушка, превратившись в красноватый камень, осталась на поле и стала ждать своего милого.
Но когда Роланд вернулся домой, он попался в западню к другой женщине, которая довела его до того, что он забыл свою милую.
Долго ждала его девушка; но когда он совсем не вернулся, она запечалилась и обернулась цветком, подумав: "Авось, кто-нибудь пойдет путем-дорогою и меня растопчет".
Случилось, однако же, что на том поле пастух пас овец, увидел цветок, сорвал его, потому что он уж очень красив ему показался, снес домой и положил к себе в ящик.
С той поры все в доме пастуха стало совершаться каким-то чудом; чуть он поутру вставал, уже вся работа была в доме сделана: комната выметена, стол и лавка чисто протерты, огонь разведен в очаге, и вода в дом наношена.
А в полдень, когда он возвращался домой, у него уже и стол был накрыт, и хорошее кушанье на стол подано. Он даже и понять не мог, как это происходило, потому что он никогда никого не видел в своем домике, да негде было в нем и спрятаться.
Понравился пастуху этот тщательный уход за его домом; но затем он уж стал этих домашних чудес понемногу и побаиваться.
Пошел он к одной ведунье и спросил у ней совета. Ведунья сказала: "Тут колдовство в дело замешано; как-нибудь рано утром приметь, не движется ли что-нибудь в комнате, и если что-нибудь увидишь, что бы там ни было, сейчас набрось белый платок, и действие волшебства сразу прекратится".
Пастух поступил, как ему было сказано, и на другое утро на самом рассвете он увидел, как ящик стола открылся и цветок из него вышел. Подскочил он к цветку и набросил на него белый платок. И тотчас цветок обратился красивой девушкой, и она созналась ему, что была цветком и в виде цветка присматривала за его домашним хозяйством.
Рассказала она ему судьбу свою, и так как она ему понравилась, он спросил у нее, не хочет ли она за него выйти замуж; но она отвечала: "Нет", - так как она хотела все же остаться верна своему милому Роланду, хоть тот и покинул ее. Но она обещала, что не уйдет из его дома и будет продолжать вести его хозяйство.
Тут как раз подошло время свадьбы Роланда, и по старинному обычаю было по всей стране объявлено, чтобы все девушки собирались на свадьбу и славили молодых песнями. Красная девица, как услыхала об этом, так запечалилась, что у ней сердце разрывалось на части; она и не хотела идти на эту свадьбу, да другие девушки зашли за нею и увели ее с собою.
Когда же наступала ее очередь петь в честь новобрачных, она все отходила, пока не осталась одна-одинешенька и должна была при них пропеть свою песню.
Но едва только она запела и Роланд заслышал ее пение, как вскочил он и воскликнул: "Этот голос знаком мне! Это поет моя настоящая невеста; другой я не желаю!"
Все, что он уже успел позабыть и что давно изгладилось из его памяти, вдруг вновь проснулось в его сердце.
Тогда верная Роланду девушка пошла с ним под венец, и ее страдания окончились, и наступили для нее дни счастья и радости.