De hond en de mus


犬と雀


Een herdershond had een baas die niet goed voor hem was want hij liet hem hongerlijden. Toen hij het niet langer bij hem kon uithouden, liep hij heel treurig weg. Op de grote weg ontmoette hij een mus die sprak: "Broeder hond, waarom ben je zo bedroefd?" - De hond antwoordde: "Ik heb honger en ik heb niets te eten." Toen sprak de mus: "Broederlief, kom mee naar de stad dan zal ik zorgen dat je je buik vol kunt eten." Zo gingen ze samen naar de stad en toen ze voor een slagerswinkel kwamen, zei de mus tegen de hond: "Blijf daar staan dan zal ik een stuk vlees voor je pikken." Hij streek neer op de toonbank, keek rond of niemand het zag en pikte, trok en rukte net zo lang aan een stuk vlees dat aan de kant lag, tot het naar beneden viel. Toen pakte de hond het beet, kroop in een hoekje en at het op. "Kom nu mee naar een andere winkel," zei de mus, "dan zal ik nog een stuk voor je naar beneden halen, zodat je genoeg hebt." Toen de hond ook het tweede stuk verorberd had, vroeg de mus: "Broeder hond ben je nu verzadigd?" - "Ja, vlees heb ik genoeg gehad," antwoordde hij, "maar ik heb nog geen brood gekregen." De mus zei: "Ook dat zal je hebben, kon maar mee." Hij bracht hem naar een bakkerswinkel en pikte tegen een paar broodjes tot ze op de grond rolden en toen de hond nog meer wilde hebben, bracht hij hem naar een andere bakkerij en haalde nog meer brood naar beneden. Toen dat op was zei de mus: "Broeder hond, heb je nu genoeg?" - "Ja," antwoordde de hond, "laat ons nu samen wat buiten de stad gaan wandelen."
Toen liepen ze samen de grote weg op. Maar het was warm weer en toen ze een eindje gelopen hadden, zei de hond: "Ik ben moe en ik zou graag willen slapen." - "Ga jij maar slapen," antwoordde de mus, "dan ga ik intussen op een takje zitten." De hond ging dus op de weg liggen en viel vast in slaap. Terwijl hij daar lag te slapen kwam er een voerman aanrijden met een wagen met drie paarden, waarop twee vaten wijn waren geladen. De mus zag echter dat hij niet wilde uitwijken maar in het karrenspoor bleef rijden waarin de hond lag; hij riep: "Voerman, doe dat niet, of ik maak je arm." Maar de voerman bromde voor zich heen: "Jij zult mij niet arm maken," knalde met zijn zweep en joeg de wagen over de hond, zodat de wielen hem doodden. Nu riep de mus: "Jij hebt mijn broeder hond doodgereden, dat zal je kar en paard kosten." - "Jawel, kar en paard," zei de voerman, "wat zou jij mij nu voor schade kunnen berokkenen?" en hij reed verder. Maar de mus kroop onder het wagenzeil en pikte net zolang aan een spongat tot hij de spon los had. Toen liep alle wijn eruit zonder dat de voerman het merkte. En toen hij eens even omkeek zag hij dat er iets uit de wagen druppelde, onderzocht de vaten en zag dat er één leeg was: "Ach, ik arme!" riep hij uit. "Nog niet arm genoeg," zei de mus en vloog op het hoofd van het ene paard en pikte hem zijn ogen uit. Toen de voerman dat zag pakte hij zijn bijl en wilde de mus raken maar de mus vloog op en de voerman trof zijn paard op het hoofd zodat het dood neerviel. "Ach, ik arme!" riep hij uit. "Nog niet arm genoeg," zei de mus, en toen de voerman met de twee paarden verder reed, kroop de mus weer onder het zeil en pikte ook de spon uit het tweede vat los, zodat alle wijn eruit gutste. Toen de voerman dat merkte riep hij weer: "Ach, ik arme!" maar de mus antwoordde: "Nog niet arm genoeg" en hij vloog op het hoofd van het tweede paard en pikte hem zijn ogen uit. De voerman holde erheen, haalde uit met zijn bijl, maar de mus vloog op en toen trof de slag het paard zodat het neerviel. "Ach, ik arme!" - "Nog niet arm genoeg," zei de mus en ging ook op het hoofd van het derde paard zitten en pikte naar zijn ogen. In zijn drift sloeg de voerman in het wilde weg op de mus los, raakte hem echter niet maar sloeg ook zijn derde paard dood. "Ach, ik arme!" riep hij uit. "Nog niet arm genoeg," antwoordde de mus, "nu ga ik je thuis arm maken," en hij vloog weg.
De voerman moest de wagen laten staan en ging vol van ergernis en boosheid naar huis. "Ach," sprak hij tot zijn vrouw, "wat heb ik een tegenspoed gehad. De wijn is uit de vaten gelopen en de paarden zijn alle drie dood." - "Ach man," antwoordde zij, "en wat voor een boze vogel is er in ons huis gekomen! Hij heeft alle vogels van de wereld bij elkaar gehaald en die zijn boven op onze tarwe neergestreken en eten alles op." Toen klom hij naar boven en daar zaten duizenden en duizenden vogels op de zolder die de tarwe hadden opgegeten en de mus zat midden tussen hen in. Toen riep de voerman uit: "Ach, ik arme!" - "Nog niet arm genoeg," antwoordde de mus, "voerman, het kost je nog je leven ook," en hij vloog naar buiten.
Nu had de voerman al zijn goed verloren; hij liep naar beneden, naar de woonkamer, ging achter de kachel zitten en was heel boos en gifnijdig. Maar de mus zat buiten voor het venster en riep: "Voerman, het kost je je leven!" Toen greep de voerman zijn bijl en wierp die naar de mus: maar hij sloeg alleen de ruiten kapot, de mus raakte hij niet. Nu wipte de mus naar binnen, ging op de kachel zitten en riep: "Voerman, het kost je je leven." Helemaal dol en blind van woede, slaat hij de kachel in stukken en vernielt vervolgens zijn hele huisraad, telkens als de mus van de ene plek naar een volgende vliegt: het spiegeltje, de banken, de tafel en tenslotte de muren van zijn huis, maar hij kon de mus niet raken. Maar eindelijk vangt hij hem toch met zijn hand. Toen sprak zijn vrouw: "Zal ik hem doodslaan?" - "Nee," riep hij uit, "dat zou te mild zijn. Die moet een veel gruwelijker dood sterven, ik zal hem verslinden," en hij pakt hem beet en verslindt hem in zijn geheel. Maar nu begint de mus in zijn buik te fladderen, fladdert weer naar boven, tot in de mond van de man - dan steekt hij zijn kop naar buiten en roept: "Voerman, het kost je toch je leven." De voerman reikt zijn vrouw de bijl aan en spreekt: "Vrouw, sla de vogel in mijn mond dood." De vrouw slaat toe, maar zij mist en slaat de voerman precies op zijn hoofd, zodat hij dood neervalt. Maar de mus vliegt op en gaat er vandoor.
牧羊犬は、良い主人どころかろくにえさをくれない主人をもっていました。それで、もうそこにはいられなくなって、とてもしょんぼりと出ていきました。道ですずめに出会うと、すずめは、「犬の兄さん、どうしてそんなにしょげているんだい?」と言いました。犬は、「お腹がすいているに食べ物がなにもないんだ。」と答えました。するとすずめが、「兄さん、一緒に町においで。お腹をいっぱいにしてあげる。」と言いました。それで二人は連れ立って町に入って行きました。肉屋の前に来ると、すずめが犬に、「そこにいて。あんたに肉を一切れつついて落とすから。」と言いました。そうして売り台にとまり、誰も見ていないか確かめるために周りを見回し、端にある一切れを、しばらくつついたり引っ張ったりちぎったりして、とうとう滑り落としました。
すると、犬はそれをくわえてすみに走っていき食べました。すずめは、「さあ、一緒に別の店へ行こう、そうしたらお腹がいっぱいになるようにもう一切れとってあげるよ。」と言いました。犬が二切れ目も食べると、すずめは、「犬の兄さん、もうお腹いっぱいになった?」と尋ねました。「うん、肉はもう十分食べた。」と犬は答えました。「だけどパンはまだ食べてないよ。」すずめは、「それも食べさせてやるよ、おいで。」と言いました。それからすずめは犬をパン屋に連れていき、小さな丸パンを二、三個つついて転がりおとしました。犬がもっと欲しがったので、別の売り台に連れていき、またパンを手に入れてあげました。犬がそれを食べてしまうと、すずめは「犬の兄さん、今度はお腹いっぱいになった?」と言いました。「うん」と犬は答えました。「今度はもう町の外をしばらく歩こうよ。」
それから二人は街道へ出ていきました。ところが、陽気が暖かいので、少し歩くと犬は、「僕は疲れたから、眠りたい」と言いました。「そうか、じゃあ眠って。」とすずめは答えました。「その間私は枝にとまっているよ。」そこで犬は道に横になり、ぐっすり眠りました。そうして眠っている間に馬方が走ってやってきました。荷馬車は三頭の馬でひかれ、二樽のワインが積んでありました。ところで、すずめは馬方が脇へ寄らないで犬が寝ているわだちをそのまま進んでくるのを見て、「馬方、やめろ、さもないとお前をみじめにしてやるぞ。」と叫びました。
しかし、馬方は、「お前にみじめにされてたまるか」ともごもご呟いて、鞭を鳴らし、犬の上に馬車を走らせ、車輪が犬をひき殺しました。それですずめは、「よくも犬の兄さんをひき殺したな。荷馬車と馬で仕返ししてやる。」と叫びました。「荷馬車と馬ねぇ」と馬方は言いました。「ふん、お前がおれに何ができるんだい?」そしてどんどん走りました。そこですずめは荷車のおおいの下にもぐりこみ、同じ栓の穴を長いことつついて、栓を抜いてしまいました。それで馬方が気づかないうちにワインが全部流れ出てしまいました。
しかし、あるとき馬方が後ろを見ると荷車からたれているのが見え、樽を見ると片方が空っぽになっていました。「ああ、なんて不幸だ」と馬方は叫びました。「まだ十分不幸じゃないぞ」とすずめは言って、馬の一頭の頭に飛んで行き、両目をつついてえぐりだしました。馬方はそれを見ると斧を取り出し、すずめを打とうとしましたが、すずめが空中に飛び、馬方は馬の頭を打ったので馬は死んで倒れました。「ああ、なんて不幸だ」と馬方は叫びました。「まだ十分不幸じゃないぞ」とすずめは言って、馬方が二頭の馬で走り続けていると、すずめはまたおおいの下にもぐりこんで二番目の樽の栓をつついて抜きました。それでワインは全部こぼれてしまいました。馬方はそれに気づいた時、また「ああ、なんて不幸だ」と叫びました。
「まだ十分不幸じゃないぞ」とすずめは答えて、二頭目の馬の頭に飛んで行き、両目をつついてえぐりだしました。馬方はそこに走り寄り、打とうと斧を振りあげましたが、すずめは空中に飛び、斧は馬に当たって、馬が倒れました。「ああ、なんて不幸だ」と馬方は叫びました。「まだ十分不幸じゃないぞ」とすずめは言って、三頭目の馬の頭に飛んで行き、両目をつついてえぐりだしました。馬方は、かんかんになって、見回しもしないですずめに打ちかかりましたが、すずめに当たらないで、三頭目の馬も殺してしまいました。「ああ、なんて不幸だ」と馬方は叫びました。「まだ十分不幸じゃないぞ」とすずめは答えました。「今度はお前の家で不幸にしてやる」そして飛んでいきました。馬方は荷車をそこにおいていくしかなく、ぷんぷん怒っていらいらしながら家に帰りました。
そしておかみさんに、「ああ、ひどいめにあったよ」と言いました。「ワインは流れ出てしまい、馬は三頭とも死んでしまった」「ああ、あなた」とおかみさんは答えました。「とても悪い鳥が家に入ってしまった。世界中の鳥を集めて、上にある小麦にとりついて、今食べているんだよ。」そこで馬方は上へ上がって行きました。すると何千何万という鳥が屋根裏部屋にいて、小麦を食べてしまっていました。そしてすずめがその真ん中にいました。すると馬方は「ああ、なんて不幸だ」と馬方は叫びました。「まだ十分不幸じゃないぞ」とすずめは答えました。
「馬方、お前の命もとってやる」と言って外へ飛びだしました。そうして馬方は財産を全部なくしてしまいました。そして下へ降りて部屋に入り、すっかり頭にきてストーブの後ろに座りました。しかし、すずめは窓の前のそとにとまって、叫びました。「馬方、お前の命をとってやる」すると馬方は斧をつかみ、すずめめがけて投げました。しかしただ窓を壊しただけで鳥にはあたりませんでした。すずめは今度はちょんちょん跳ねて部屋に入ってくるとストーブの上にとまり、「馬方、お前の命をとってやる」と叫びました。
馬方はすっかり怒り狂って、怒りのためにやみくもになってストーブを二つに打ち壊しました。すずめがあちこちとびまわるので、馬方は、家の家具や、鏡、ベンチ、テーブル、とうとう家の壁まで同じようにすっかり壊してしまいました。それでもまだ鳥にはあたりませんでした。ところが、とうとう馬方は鳥を手でつかまえました。
するとおかみさんが、「私が殺しましょうか」と言いました。「いいや」と亭主はどなりました。「それだと、優し過ぎる。もっとひどい死に方をさせてやるんだ。」そうしてすずめを手にとって丸呑みしました。ところが、すずめは体の中でぱたぱた動き回り、亭主の喉まで上がってきました。そうして頭を出して、叫びました。「馬方、まだお前の命をとってやるぞ。」馬方は斧をおかみさんに渡し、「お前、口の中の鳥を殺してくれ。」おかみさんは打ちましたが、打ち損じて馬方の頭を真正面に打ちました。それで馬方は死んで倒れました。しかしすずめは飛びあがって去っていきました。