Oniki Avcı


De twaalf jagers


Bir zamanlar bir prens vardı; bir de çok sevdiği nişanlısı. Bir gün birlikte oturup keyifli keyifli konuşurken bir haber geldi. Babası ölümcül bir hastalığa yakalanmıştı ve ölmeden önce oğlunu görmek istiyordu.
Prens sevgilisine, "Bu durumda gitmem gerek. Seni burada bırakmak zorundayım, ama hatıra olarak sana yüzüğümü veriyorum. Kral olduğum zaman gelir seni alırım" dedikten sonra atına atlayıp gitti.
Babası ölüm döşeğindeydi. Ona, "Sevgili oğlum, bana söz ver! Ölmeden önce, benim seçtiğim kızla evlendiğini görmek istiyorum" diyerek bir prensesin adını verdi.
Oğlu o kadar üzgündü ki, kendini düşünmedi bile. "Tabii, babacığım, istediğin gibi olsun" dedi.
Az sonra kral gözlerini kapadı. Ölmüştü. Oğlu kral oldu; yas tutma günleri geçtikten sonra babasına vermiş olduğu sözü tuttu; prensesle evlenmek istediğini bildirdi. Karşı taraf da bunu kabul etti. Ancak bunu nişanlısı da işitti ve oğlanın kendisine sadık kalmayışına çok içerledi.
Babası ona, "Niye bu kadar üzgünsün kızım? İstediğin bir şey varsa söyle, hemen yerine getireyim" dedi.
Kız bir an için düşündükten sonra, "Babacığım, ben on bir tane genç kız istiyorum. İster güzel olsun, ister çirkin, fark etmez" diye cevap verdi.
Kral, "Bir bakalım" diyerek tüm ülkede kızına uygun, eli yüzü düzgün olsun veya olmasın, on bir tane hiç evlenmemiş genç kız buldurdu.
Bu kızlar prensesin huzuruna çıkarıldı; prenses her birine avcı elbisesi giydirtti. Kendisi de on ikinci elbiseyi giydi. Sonra babasıyla vedalaşarak on bir kızla birlikte yola çıktı ve bir zamanlar çok sevdiği nişanlısının sarayına vardı.
Orada on iki avcıya ihtiyaç duyulup duyulmadığını sordu; yani hepsi kralın hizmetine girmeye hazırdılar.
Genç kral karşısındaki genç kıza baktı, ama onu tanımadı. İyi giyindikleri için hepsini kralın avcıları olarak saraya aldı.
Ama kralın bir aslanı vardı; mucize dolu bir yaratıktı. Yapılacak her türlü kötülüğü ya da sırrı önceden bilebiliyordu.
Nitekim bir akşam krala, "Sen on iki tane avcı aldığını sanıyorsun, öyle mi?" diye sordu.
Kral, "Evet, on ikisi de avcı" diye cevap verdi.
"Yanılıyorsun, onların hepsi kız" dedi aslan.
"Olamaz, bunu bana nasıl kanıtlayabilirsin?"
"Kolay. Girişteki salona bezelye serpiştir, o zaman göreçeksin. Erkeklerin adımları serttir; onlar bezelyelere basarsa hepsi ezilir, sağa sola dağılmaz; ama kızlar küçük adımlarla yürüdüğü için bezelyeler yuvarlanıp yanlara saçılır."
Bu öneri kralın hoşuna gitti ve her tarafa bezelye serpiştirdi.
Kralın bir hizmetçisi vardı; avcılardan yanaydı; onların sınavdan geçeceğini öğrenince duyduklarını anlatarak, "Aslan, krala sizlerin kim olduğunuzu kanıtlamak istiyor" dedi.
Prenses ona teşekkür etti ve yandaşlarına, "Adımlarınızı sıkı basın ve bütün bezelyeleri ezin" dedi.
Ertesi gün kral on iki avcıyı bezelyelerin serpildiği odaya çağırttı.
Ama onlar öyle sıkı adımlarla geldi ki, bezelyeler ne yuvarlandı ne de dağıldı. Avcılar yine gitti.
Kral bu kez aslana, "Bana yalan söyledin, baksana hepsi erkek gibi yürüyor" dedi.
Aslan, "Onlar sınavdan geçeceklerini öğrenmişler, adımlarını ona göre attılar. On iki tane iplik çıkrığı getirtin ve onları yine çağırın. Çıkrıkları görünce hepsi sevinecek; oysa erkek, böyle bir şeye sevinmez" diye karşılık verdi.
Bu öneri de hoşuna gitti kralın. On iki tane iplik çıkrığı getirtti.
Ama hizmetçi bu planı da kızlara haber verdi. Yalnız kaldıklarında prenses on bir kıza dönerek, "Kendinize hâkim olun ve çıkrıklara sakın bakmayın" dedi.
Ertesi sabah kral on iki avcıyı yine çağırttı. Hepsi odaya girdiğinde çıkrıklara bakmadı bile! Bunun üzerine kral aslana: "Bana yalan söyledin; bunların hepsi erkek. Çıkrıklara hiç bakmadılar bile" dedi.
Aslan, "Sınavdan geçeceklerini biliyorlardı da ondan. Kendilerini tuttular" diye cevap verdi.
Ama kral aslana artık inanmak istemedi.
Kral ne zaman ava çıktıysa, on iki avcı hep onun yanında oldu.
Kral onlardan hoşlandı. Derken, yine ava çıktıkları bir gün Kral'ın nişanlısının yaklaşmakta olduğu haberi geldi.
Gerçek nişanlı bu haberi duyunca o kadar üzüldü ki, düşüp bayıldı.
Kral en sevdiği avcısının başına bir şey geldiğini sanarak hemen onun yanına koştu ve yardım etmek amacıyla onun eldivenini çıkardı. İşte o anda ilk nişanlısına vermiş olduğu yüzüğü gördü ve sevgilisini tanıdı. O kadar duygulandı ki, onu öptü. Kız gözlerini açtı.
Kral, "Sen benimsin, ben de senin! Kimse bunu değiştiremez" dedi.
Öbür nişanlısına bir elçi göndererek ülkesine dönmesini bildirdi; çünkü artık bir eşi vardı, Hani nasıl derler? Eski anahtarı buldun mu, yenisine gerek kalmaz!
Hemen düğün yapıldı. Aslan da affedildi, çünkü doğru söylemişti.
Er was eens een koningszoon, en hij had trouwplannen en zijn verloofde was hem zeer dierbaar. Eens zat hij heel gelukkig bij haar, toen het bericht kwam, dat zijn vader doodziek was en hem nog vóór zijn einde wilde zien. Hij zei tegen zijn meisje: "Ik moet nu weg, maar ik geef je een ring als aandenken. Als ik koning ben, kom ik terug en haal je thuis." Hij reed weg, en toen hij bij zijn vader kwam, was deze doodziek en het einde naderde. Hij sprak tot hem: "Lieve zoon, ik heb je vóór mijn dood nog eens willen zien, beloof me dat je zult trouwen overeenkomstig mijn wens," en hij noemde hem een bepaalde prinses, waarmee hij moest trouwen. De zoon was zo bedroefd over de toestand van zijn vader, dat hij zich niet bedacht, maar zei: "Ja vader, wat uw wens is, zal gebeuren," en daarop sloot de koning de ogen, en stierf.
De zoon werd nu tot koning uitgeroepen, de rouwtijd ging voorbij, en nu moest hij de belofte houden die hij zijn vader had gegeven, en hij zond boden naar de prinses om haar een aanzoek te doen, en dit werd ook aanvaard. Dat hoorde ook zijn eerste meisje, en zij was zo bedroefd over zijn ontrouw, dat het leven haar weinig meer waard was. Toen zei haar vader tegen haar: "Mijn lieve kind, waarom ben je zo droevig? Wat je wenst kan je krijgen." Ze bedacht zich een ogenblik, toen zei ze: "Lieve vader, wat ik graag zou hebben, dat zijn elf meisjes, die in gezicht, gestalte en grootte volkomen op mij lijken."
De koning zei: "Als het mogelijk is, zal je wens vervuld worden," en hij liet in zijn hele rijk zo lang zoeken, tot er elf meisjes gevonden waren, die op zijn dochter in gezicht, gestalte en grootte volkomen leken.
De meisjes kwamen bij de prinses, en zij liet twaalf stel jagerskleren maken, allemaal precies gelijk, en de elf meisjes moesten die jachtkledij aantrekken, en zelf trok ze 't twaalfde stel aan. Toen nam ze.afscheid van haar vader, reed met de meisjes weg en reed naar het hof van haar vroegere verloofde, van wie ze zoveel hield. Daar vroeg ze of hij jagers kon gebruiken, en of hij hen niet allen tezamen in dienst wilde nemen. De koning zag haar in 't gezicht, maar hij herkende haar niet, maar daar het zulke knappe mensen waren, zei hij: "ja, hij wilde hen graag in dienst nemen," en voortaan waren zij de twaalf jagers van de koning. De koning had echter een leeuw, en dat was een heel verwonderlijk dier, want hij wist alle verborgen en geheime dingen. En op een avond zei de leeuw tegen de koning: "De koning meende, dat hij twaalf jagers had?" - "Ja," zei de koning, "het zijn twaalf jagers." Maar de leeuw zei: "Het is een vergissing, het zijn twaalf meisjes." De koning antwoordde: "Geen sprake van, hoe wou je me dat bewijzen?" - "Laat maar eens erwten strooien in de voorkamer," antwoordde de leeuw, "dan blijkt het dadelijk. Mannen hebben een vaste tred, als die over erwten lopen, dan beweegt er geen; maar meisjes, die trippelen en trappelen en schuifelen, zodat de erwten rollen." Dat vond de koning een aardige raad, en hij liet inderdaad erwten strooien.
Nu was er echter een lakei van de koning, die was de jagers goedgezind, en toen hij hoorde, dat ze op de proef zouden worden gesteld, ging hij erheen, vertelde hun alles en zei: "De leeuw wil de koning wijsmaken dat jullie meisjes zijn." De prinses bedankte hem en zei toen tegen haar genoten: "Doe jezelf geweld aan, en loop stevig over de erwten." Toen nu de koning de volgende morgen de twaalf jagers bij zich riep en ze de voorkamer binnentraden, waar de erwten lagen, stapten ze er stevig over en hadden zo'n sterke gang, dat er geen enkel erwtje rolde of bewoog. Ze gingen toen weer weg en de koning zei tegen de leeuw: "Je hebt me bedrogen, hun loop is van mannen." De leeuw antwoordde: "Ze moeten het geweten hebben, dat ze op de proef werden gesteld, en ze hebben zichzelf geweld aan gedaan. Laat nu maar eens twaalf spinnewielen in de voorkamer brengen, ze zullen ernaartoe gaan en het aardig vinden, en dat doet een man niet." Dat vond de koning een goede raad, en hij liet de spinnewielen in de voorkamer zetten.
Maar de lakei die het wel goed met de jagers meende, ging naar hen toe en vertelde het nieuwe plan. Toen ze alleen waren, zei de prinses tegen haar elf meisjes: "Pas nu op en kijk niet naar die spinnewielen." De koning liet de volgende morgen zijn twaalf jagers aantreden; ze kwamen door de voorkamer en naar de twaalf spinnewielen keken ze niet eens. Weer zei de koning tegen de leeuw: "Je hebt het mis gehad; het zijn mannen, want ze hebben niet naar de spinnewielen gekeken." De leeuw antwoordde: "Ze zijn gewaarschuwd, dat ze op de proef gesteld zouden worden, en ze hebben zich in bedwang weten te houden." Maar de koning geloofde de leeuw niet meer.
De twaalf jagers gingen altijd met de koning mee op jacht en hij hield steeds meer van hen. Nu gebeurde het, dat er onder een jacht bericht kwam, dat de bruid van de koning op komst was. Toen de eerste verloofde dat hoorde, deed het haar zo'n verdriet, dat 't haar 't hart brak en ze bewusteloos neerviel. De koning dacht, dat er iets gebeurd was met zijn lieve jager, hij liep erheen, wilde helpen en trok hem de handschoen uit. Daar zag hij de ring, die hij aan zijn eerste meisje gegeven had, en toen hij haar aankeek, herkende hij haar. Toen werd zijn hart zo getroffen, dat hij haar kuste, en toen ze de ogen opsloeg, zei hij: "Jij bent de mijne, ik ben de jouwe, en niemand ter wereld kan dan veranderen." Maar aan de andere bruid liet hij boden zenden, en liet haar vragen, terug te keren, want hij had al een vrouw en wie een oude sleutel teruggevonden heeft, heeft geen nieuwe nodig. Daarop werd de bruiloft gevierd; en de leeuw kwam weer in de gunst van de koning.