Jorinde si Joringel


Jorinde en Joringel


Ati auzit de Castelul Blestemat? Demult, tare demult traia in acel castel o vrajitoare tare rea si puternica. In timpul zilei, se prefacea in bufnita sau pisica si ademenea pasarile si animalele pe care le taia si le manca coapte.
Cat despre oameni.
Pe barbati ii transforma in statui de piatra, iar fetele erau prefacute in pasari si inchise in colivii, intr-o camera ascunsa din castel.
Vrajitoarea a prins de-a lungul timpului multe fete...
Se spune ca erau sapte mii, toate transformate in pasari minunate!
Tot pe atunci traiau eroii povestii noastre, doi tineri frumosi, care se iubeau foarte mult.
Pe el il chema Joringel si pe fata Jorinde,iar fata era de o frumusete rara.
Cei doi se potriveau unul cu celalalt si voiau sa se logodeasca.
intr-o seara,cei doi au iesit sa se plimbe in tihna, prin padure, cum fac indragostitii.
Soarele apunea si o porumbita canta cu jale pe ramura unui copac.
S-au asezat langa acel copac,in bataia razelor obosite ale soarelui si inimile au inceput sa le bata cu putere, de parca ar fi fost in pericol de moarte.
Ajunsesera prea aprope de castel...!
-Bu,hu hu,a strigat o bufnita cu ochii ca jaraticul si a zburat de cateva ori deasupra lor.
Putin mai tarziu, Joringel si-a vazut iubita transformandu-se intr-o privighetoare ce canta infiorator de frumos.
Tanarul prefacut in statuie nu putea sa se lupte ca sa-si apere iubita si viata! Nici macar sa planga de jale si de dorul ei.
si cum luna isi facuse aparitia pe cer,din tufisul in care era ascunsa bufnita, a iesit un baboi cu ochii rosii si nasul coroiat, lung pana la barbie.
Mormaind o incantatie a prins privighetoarea, si-a intors fata catre luna si i-a spus ingerului Zachiel:
-Sa-l dezlegi de vraja, atunci cand luna va fi in mijlocul cerului!
Dupa ce si-a revenit,tanarul s-a rugat disperat de vrajitoare, dar in zadar.
-N-o vei mai vedea niciodata,i-a spus ea cu vocea ei pitigaiata.
A plecat tanarul cu inima franta de durere si s-a facut cioban .
De multe ori, venea inapoi,spre castelul blestemat, dar ii era teama sa nu-si piarda viata.
intr-o noapte binecuvantata, a visat cum gasise o floare rosie ca sangele curat,in mijlocul careia se afla o nestemata mare si frumoasa.
A rupt floarea si a fugit cu ea la castel.
Cum atingea ceva cu floarea pierea orice vraja. A visat-o si pe Jorinde..
Dimineata, cu bucurie si speranta, a pornit sa caute pe dealuri, pe campii, floarea miraculoasa si nepretuita.
Mult i-a trebuit, dar nu s-a lasat!
Dupa vreo zece zile de cautare, a gasit floarea cea rosie.in mijlocul ei era o boaba de roua, mare cat nestemata din vis.
A luat floarea, a mers fara oprire si a ajuns la castel. S-a apropiat cu teama, dar a vazut ca nu mai impietreste.
Poarta castelului s-a deschis la atingerea florii.
A ascultat cu atentie zgomotele din jurul lui si in cele din urma a gasit camera uriasa unde erau pasarile.
Vrajitoarea tocmai le hranea.
Simtind prezenta lui Joringel, baba a luat colivia in care se gasea iubita lui vrajita si a incercat sa dispara pe furis.
Dar puterea dragostei si a florii rosii au fost mai puternice.
intr-o clipita, tanarul a fost langa ea, a atins colivia cu floarea si apoi a atins-o si pe baba.
Jorinde si-a reluat infatisarea de fata frumoasa ,asa cum era,iar baba si-a pierdut puterile malefice.
Tinerii le-au ajutat si pe celelalte fete vrajite sa-si recapete infatisarea si libertatea, apoi s-au intors acasa la ei si au trait o viata frumoasa si fericita.
Er was eens een oud slot, middenin een groot, dicht bos. Daar woonde een oude vrouw in - heel alleen - en ze was een echte heks. Overdag liep ze rond als een kat of een nachtuil, maar 's avonds was ze weer een gewoon mens. Ze kon wild en vogels bij zich lokken, en die slachtte ze dan en kookte of braadde ze. Als iemand op honderd schreden dicht bij het slot kwam, dan moest hij stilstaan, en kon niet weg van de plek waar hij was, tot ze hem verloste met een spreuk; maar als een rein meisje in die toverban kwam, dan veranderde ze haar in een vogel, stopte haar in een mand en droeg de mand naar een kamer van 't kasteel. Zo had ze wel zevenduizend van die manden met wonderlijke vogels in het slot.
Nu was er eens een meisje, en dat heette Jorinde, zij was mooier dan alle anderen. Zij en een heel knappe jongen, Joringel, waren verloofd. Ze waren al in de bruidsdagen, en ze genoten altijd van elkaars aanwezigheid. Om nu eens rustig met elkaar te kunnen praten, gingen ze wandelen in het bos. "Pas op," zei Joringel, "dat je niet te dicht bij het slot komt."
Het was een mooie avond, de zon scheen tussen de boomstammen door in 't donkergroen van 't bos en het tortelduifje riep klagelijk in een oude beuk. Jorinde schreide soms, ging in de zon zitten en klaagde; Joringel klaagde ook. Ze voelden zich zo bezwaard, alsof ze moesten sterven; ze keken om, wisten niet waar ze waren en ook niet hoe ze weer naar huis konden komen. De zon stond nog half boven de berg, en half was ze er al achter. Joringel keek door de struiken en zag toen de oude muur om het slot vlakbij, hij schrok en werd bang. Jorinde zong:
Mijn vogel met het ringetje rood,
zingt leed, zingt leed, zingt leed;
't Voorspelt de duif een vroege dood,
zingt leed... tureluut, tureluut.
Joringel keek weer naar Jorinde. Jorinde was betoverd in een nachtegaal die tureluut, tureluut zong. Een nachtuil met gloeiende ogen vloog driemaal om haar heen en krijste driemaal: "Hoe, hoe, hoe." Joringel kon zich niet bewegen, hij stond als een steenrots, hij kon niet schreien, niet spreken, handen en voeten waren stijf.
De zon was onder, de uil vloog naar een struik, en vlak daarop kwam er een oude, kromme vrouw achter die struik te voorschijn, geel en mager was ze: grote, rode ogen, een kromme neus, die met de spits tot de kin reikte. Ze prevelde, ving de nachtegaal toen met haar hand en droeg ze daarop weg. Joringel kon niets zeggen, kon niet van zijn plaats komen, de nachtegaal was weg. Eindelijk kwam het mens terug en sprak met een holle stem: "Gegroet, Zachiel, als 't maantje in het mandje schijnt, maak los, Zachiel, ter goeder ure." Toen kon Joringel zich weer bewegen. Hij viel voor de heks op de knieën en smeekte dat ze hem Jorinde terug zou geven; maar ze zei, nooit kreeg hij haar terug, en toen ging ze weg. Hij riep, hij schreide, hij jammerde; alles vergeefs. "Wat zal er nu gebeuren?"
Joringel ging zwerven, en kwam in een ander dorp, daar hoedde hij een poos de schapen. Dikwijls ging hij om het slot heen, maar niet te dicht in de buurt. Maar eens droomde hij 's nachts, dat hij een bloedrode bloem vond met een grote, mooie parel in het midden. Hij had de bloem afgebroken en was ermee naar het slot gegaan, en hij droomde dat hij op die manier Jorinde terug had gekregen.
Toen hij 's morgens wakker werd, begon hij met zoeken, door berg en dal, of hij zo'n bloem niet vinden kon; hij zocht acht dagen lang en de negende dag vond hij vroeg in de morgen een bloedrode bloem. In het midden was een grote dauwdruppel, groot als de mooiste parel. Die bloem droeg hij dag en nacht tot aan het slot. Toen hij op honderd schreden afstand van het slot kwam, werd hij niet stijf, maar ging door tot aan de poort. Joringel verheugde zich bijzonder, hij raakte de poort met de bloem aan, en open sprong zij. Hij trad erdoor, kwam in de tuin, luisterde waar hij al die vogelstemmen vandaan hoorde; eindelijk had hij het precies bepaald. Hij zocht en vond de zaal; daar was de heks en ze voerde de vogels in de zevenduizend manden.
Toen ze Joringel zag, werd ze boos, heel boos; schold, spuwde gif en gal tegen hem uit, maar ze moest op twee pas afstand van hem blijven. Hij richtte zich niet tot haar, maar liep door, hij bekeek de manden met vogels, maar er waren honderden nachtegalen: hoe zou hij zijn Jorinde terugvinden? Terwijl hij zo zocht, merkte hij, dat de heks heimelijk een mandje met een vogel nam, en daarmee naar de deur ging. Snel sprong hij erheen, raakte het mandje met zijn bloem aan en ook de oude heks: nu was haar toverkracht gebroken, en daar stond Jorinde, ze had haar arm om zijn hals geslagen, en ze was net zo mooi als vroeger. Toen gaf hij ook alle andere vogels weer hun meisjesgedaante terug, hij ging met zijn Jorinde naar huis, en ze leefden lang en gelukkig tezamen.