De anjer


なでしこ


Er was eens een koningin, en onze Lieve Heer had haar gesloten, zodat zij geen kinderen kreeg. Nu ging ze elke morgen de tuin in en bad tot God, dat hij haar een zoon of een dochter mocht geven. Toen kwam er een engel uit de hemel en sprak: "Wees welgemoed, u zult een zoon krijgen en wel één, die zich alles kan wensen wat hij op de wereld maar wil, en dan zal hij het krijgen." Ze ging naar de koning en vertelde hem het blijde bericht, en toen de tijd daar was, kreeg zij een zoon, en de koning verheugde zich geweldig. Nu ging ze elke morgen met het kind naar het wildpark en waste zich daar bij een heldere bron. Het gebeurde eens op een keer, toen het kind al een beetje ouder was, dat het bij haar op schoot lag en zij insliep. Daar kwam de oude kok aan, hij wist dat het kind zijn wensen in vervulling kon doen gaan, en hij nam het weg. Hij pakte toen een kip, doodde die en druppelde de koningin het bloed op haar schort en kleding. Daarop bracht hij het kind naar een verborgen plek, waar een min voor hem zorgen moest, en hij liep naar de koning en klaagde de koningin aan, dat ze haar kind door wilde dieren had laten roven. De koning zag het bloed aan haar schort, hij geloofde het en werd zo geweldig boos, dat hij een hoge toren liet bouwen waar zon noch maan in scheen, en hij liet zijn vrouw daarin plaatsen en inmetselen; daar moest ze zeven jaren zitten, zonder eten of drinken en daarin moest ze van honger omkomen. Maar God zond twee engelen uit de hemel, in de gedaante van witte duiven, die vlogen elke dag tweemaal naar haar en brachten haar eten, tot de zeven jaren om waren. Maar de kok dacht bij zichzelf: "Als het kind zijn wensen tot werkelijkheid kan maken, en ik ben hier, kan hij me gemakkelijk in 't ongeluk storten." Dus ging hij weg van het slot en ging naar de jongen toe; hij was toen al zo groot dat hij kon praten; en de kok zei tegen hem: "Je moest je een mooi slot wensen en een tuin en alles wat daarbij hoort." En pas waren die woorden aan de mond van de jongen ontglipt, of alles stond er al, zoals hij het zich had gewenst. Een poos later kwam de kok weer bij hem. "Het is niet goed, dat je altijd maar alleen bent; je moest je een mooi meisje wensen als gezelschap." Dat wenste de prins ook en meteen stond ze voor hem, zo mooi als geen schilder haar schilderen kon. Ze speelden samen en hielden veel van elkaar, en de oude kok ging uit jagen als een voornaam man. Maar nu kwam de gedachte in hem op: de prins zou eens kunnen wensen, dat hij bij zijn vader was, en hem daarmee in grote moeilijkheden brengen. Nu ging hij naar buiten, nam het meisje terzijde en sprak: "Vannacht, als de jongen slaapt, moetje naar zijn bed gaan. Stoot hem dan dit mes in het hart en breng me zijn hart en zijn tong; doe je het niet dan verlies je je eigen leven." Daarop ging hij weg en toen hij de volgende dag terugkwam, had ze het niet gedaan, en zei: "Waarom zou ik zulk onschuldig bloed vergieten, iemand die nog nooit een ander kwaad heeft gedaan?" Maar de kok zei: "Als jij het niet doet, dan kost het je eigen leven." Hij ging weg; zij liet een ree komen, liet die slachten, nam er 't hart en de tong uit en legde ze samen op een bord; en toen ze de oude kok zag komen, zei ze tegen de jongen: "Ga naar je bed en trek het dek over je hoofd."
De booswicht kwam de kamer in en zei: "Waar zijn het hart en de tong van de jongen?" Het meisje gaf hem het bord aan, maar de prins wierp het dek van zich af en zei: "Jij oude zondaar, waarom heb je mij dood willen maken? Nu zal ik over jou het vonnis vellen. Je zult een zwarte poedel worden met een gouden ketting om je hals en je moet gloeiende kolen eten, zodat de vlammen uitje hals slaan!" En nauwelijks had hij die woorden uitgesproken, of de oude kok was al veranderd in een poedel, en hij had een gouden ketting om zijn hals, en de koks moesten gloeiende kolen aandragen, en die moest hij eten, zodat de vlammen uit zijn hals sloegen. Nu bleef de prins nog korte tijd in dat slot en hij dacht aan zijn moeder, en of ze nog zou leven. Eindelijk zei hij tegen het meisje: "Ik wil naar huis, naar mijn vaderland; wil je meegaan, dan zal ik voor je onderhoud zorgen." - "Ach," zei ze, "het is zo ver weg, en wat moet ik in een vreemd land beginnen, waar niemand mij kent." Daar het niet geheel haar eigen zin was en ze toch niet uit elkaar wilden gaan, wenste hij dat ze een mooie anjelier zou worden en hij stak haar bij zich.
Zo trok hij weg. De poedel moest meelopen, en hij trok naar het vaderland. Nu ging hij naar de toren, waar zijn moeder in zat, en omdat de toren zo hoog was, wenste hij zich een ladder die reikte tot bovenaan. Daar klom hij op en riep: "Allerliefste moeder, koningin, leeft u nog of bent u al dood?" Zij antwoordde: "Maar ik heb net gegeten en ik heb nog geen honger." Want ze dacht, dat het de engelen waren. Hij zei: "Ik ben uw zoon; ze zeggen dat wilde dieren me van uw schoot hebben geroofd; maar ik leef nog en ik zal u weldra bevrijden!" Nu klom hij weer naar beneden; en hij ging naar de koning die zijn vader was; maar hij liet zich aandienen als een vreemdeling, een jager; of hij bij hem dienst kon nemen. De koning antwoordde toestemmend, als hij namelijk bekwaam was in zijn vak en hem wild kon verschaffen; maar er was in die hele streek nooit en nergens enig wild geweest. Nu beloofde de jager, dat hij hem zoveel wild zou verschaffen als hij maar op de koninklijke tafel kon gebruiken. En hij beval alle jagers om aan te treden, en ze moesten allemaal met hem naar buiten naar het bos. Ze gingen allen met hem mee, en daar beval hij hun, een grote kring te vormen, die aan één kant open moest blijven, en hij ging zelf in 't midden staan en hij begon met wensen. Dadelijk kwamen er een tweehonderd en nog meer de kring binnen gelopen, allemaal wild, dat de jagers moesten schieten. Daarna werd alles op zestig boerenkarren geladen en naar de koning gebracht, nu kon hij een wildmaal aanrichten, nadat hij dat lange tijd had gemist. Nu had de koning daar verbazend veel plezier in en hij gaf order, dat de volgende dag de hele hofhouding bij hem moest komen eten, en hij gaf een groot feestmaal. Toen ze allen bijeen waren, zei hij tegen de jager: "Omdat u zulke grote kundigheden bezit en uw vak uitnemend verstaat, nodig ik u naast mij." Hij antwoordde: "Uwe majesteit moet het mij maar vergeven, ik ben maar een gewone jagersman." Maar de koning stond erop en sprak: "U moet u naast mij neerzetten." Net zolang tot hij het deed. Terwijl hij zo naast de koning zat, moest hij voortdurend aan zijn moeder, de koningin, denken, en hij deed de wens, dat één van de eerste dienaren van de koning over haar begon te spreken, hoe het de koningin nu in de toren wel zou gaan en of ze nog zou leven of van honger en dorst zou zijn omgekomen. Nauwelijks had hij bij zichzelf de wens gedaan, of de maarschalk opende het gesprek en zei: "Koninklijke majesteit, wij leven hier nu zo vrolijk bij elkaar, hoe gaat het echter met de koningin in de toren, leeft ze nog of is ze omgekomen?" Maar de koning gaf als antwoord: "Die heeft me mijn lieve zoon laten verscheuren door wilde dieren, ik wil er geen woord meer over horen." Toen stond de jager op en sprak: "Genadige heer en vader, zij leeft; ik ben haar zoon; de wilde dieren hadden het kind niet geroofd, maar die booswicht, de oude kok, die heeft het gedaan; hij heeft mij, terwijl zij in slaap gevallen was, van haar schoot genomen, en haar schort met 't bloed van een geslachte kip besprenkeld." Daarop nam hij de zwarte poedel met de gouden halsband en zei: "Dit is de booswicht," en nu liet hij gloeiende kolen brengen, die moest de hond in het bijzijn van iedereen eten, zodat de vlammen hem de keel uitsloegen. Daarop vroeg hij de koning, of hij de hond in zijn ware gestalte wilde zien, en hij wenste weer, dat hij kok werd, en daar stond hij weldra in zijn witte jas en met 't koksmes aan zijn zijde. Zodra de koning hem zag, werd hij heel boos, en beval dat hij in de diepste kerker geworpen zou worden. Nu zei de jager weer: "Heer vader, wilt u ook het meisje zien, dat me eerst vol zorg had grootgebracht, dat me daarna doden moest op zijn bevel en het niet gedaan heeft – al stond haar eigen leven op het spel?" De koning gaf antwoord: "Ja, haar zal ik graag ontvangen." En de zoon zei: "Mijn heer en vader, ik kan haar u laten zien in de gestalte van een heerlijke bloem." Hij greep in zijn zak en haalde de anjelier eruit; zette haar op de koninklijke tafel, en ze was zo mooi als de koning nog nooit één bloem had gezien. Nu zei de zoon: "Ik zal haar ook in haar ware gedaante tonen," en hij wenste dat ze een jonkvrouw was, en ze stond er al en ze was zo mooi, als geen schilder zich ooit een mooiere vrouw had kunnen denken.
De koning liet dan twee kamervrouwen en twee lakeien naar de toren gaan, zij moesten de koningin halen en haar naar de koninklijke dis voeren. Ze werd erheen gebracht, maar zij at niet, en zei: "De barmhartige God, die mij in de toren heeft behouden, zal mij nu ook spoedig verlossen." Ze leefde nog drie dagen, dan stierf ze een zalige dood, ze werd begraven en de twee witte duiven die haar in de toren steeds eten hadden gebracht en die twee engelen uit de hemel waren, die gingen op haar graf zitten. - De oude koning liet de kok vierendelen, maar hij bleef toch verdriet hebben en stierf spoedig daarna. De prins huwde toen met de mooie jonkvrouw, die hij als anjelier bij zich had gedragen, en of ze nog leven, weet God alleen.
昔、神様が子供を与えないお后がいました。毎朝、お后は庭に行き、息子か娘を授けてくださるようにと天国の神様にお祈りしました。すると、天国から天使がやってきて、「あんしんしてください。願掛けの力をもった息子が授かりますよ。そのためその子がこの世で望んだことはなんでもかなうでしょう。」と言いました。それでお后は王様のところに行き、うれしい便りを知らせ、時が来ると、息子を産みました。それで王様は喜びでいっぱいでした。
毎朝、お后は動物が飼われている庭に子供と一緒に行き、そこのきれいな流れで水浴しました。あるとき子供が少し大きくなったとき、お后は子供を腕に抱いたまま、眠ってしまいました。すると、としとったコックがやってきて、子供が願掛けの力を持っていると知っていたので、さらっていきました。そしてニワトリをとって切り刻むとその血をお后のエプロンとドレスに落としました。それから、子供を秘密の場所に運んで、乳母に乳を飲ませるようにさせ、王様のところに走っていくと、お后は動物に子供をとられてしまったとお后を非難しました。王様はエプロンの血を見るとこれを信じ、とても怒って、中からは太陽も月も見えないような高い塔を作らせ、妻をそこにいれさせ、閉じ込めてしまいました。お后はここで7年間食べ物も飲み物も無く暮らすか飢え死にすることになりました。>しかし、神様は2人の天使を天から白い鳩の姿で送り、日に2回飛んできて、7年が過ぎるまで食べ物を運びました。
ところが、コックは、もし子供が願掛けの力をもっていて、おれがここにいるなら、とても簡単に自分を面倒に巻き込むかもしれない、と考えました。それで宮殿を去り、男の子のところに行き、もう口を言えるくらい大きくなっていたので、「自分のために庭やいろいろ付いた美しい宮殿を願え」と言いました。男の子の口から言葉が出た途端、願ったあらゆるものがそこにありました。しばらくしてコックは「お前がそんなに一人でいるのは良くないよ。友達としてかわいい女の子を願え。」と言いました。それで王様の息子はそれを願い、すぐに女の子が目の前に立っていて、どんな絵描きが描くよりもきれいでした。
二人は一緒に遊び、心からお互いを好きでした。年とったコックは貴族のように猟にでかけました。しかし、王様の息子はいつか父親に会いたがるかもしれない、そして自分はかなり危険になるかもしれない、という思いが起こりました。それで出て行って、娘をわきに連れてきて、「今夜、男の子が眠ったら、ベッドに行き、ナイフを心臓に突き刺せ。そして心臓と舌をおれに持ってこい。もしやらなければお前の命はないぞ。」と言いました。 それからコックは行ってしまいました。次の日戻った時、娘はやっていなくて、「どうして誰も傷つけなかった罪のない男の子の血を流さなければいけないの?」と言いました。コックはもう一度「やらなければ、お前の命はないぞ。」と言いました。
コックが行ってしまうと、娘は小さな雌鹿を連れて来てもらい、殺すように命じて、心臓と舌をとり、さらにのせました。コックがやってくるのを見たとき、男の子に、「ベッドにねて、布団をかぶせていて」と言いました。それから悪党が入って来て、「男の子の心臓と舌はどこだ?」と言いました。娘は皿をのべましたが、王様の息子はキルトをはぎ取って、「この罪人め、なぜ僕を殺そうとした?今判決を言い渡す、お前は黒いプードルになり首に金の首輪をし、喉から炎がとび出てくるまで燃えている炭を食べるのだ」と言いました。これらの言葉を言うとすぐ、コックはプードルに変えられ、首に金の首輪をしていました。そして、他のコックたちは燃えている炭を持ってくるように命令され、その炭を犬は食べ、とうとう喉から炎が噴き出しました。
王様の息子はそこにもう少しそこにとどまりましたが、母親のことが思い起こされ、まだ生きているのかなと思いました。とうとう王子は娘に「私は自分の国に帰ります。一緒に来る気があるなら、君を養うよ。」と言いました。「ああ、道のりはとても長いし、私のことを知らないよその土地で私はどうしましょう。」と娘は答えました。娘はあまり気がすすまないようだし、二人はお互い別れられないので、王子は願をかけて娘を美しいなでしこに変え、身につけて持ちました。それから自分の国にでかけ、プードルはあとを追いかけさせました。
王子は母親が閉じ込められている塔に行き、とても高いので、てっぺんまで届く梯子を願掛けしました。それから上へ登って中を覗き、「愛するお母様、お后さま、まだ生きていらっしゃいますか、それとも亡くなってるんですか?」と叫びました。お后は「今食べたばかりでまだおなかがいっぱいよ。」と答えました。というのは、天使たちがそこにいるのだと思ったからです。「私はあなたの愛する息子です。けものがあなたの腕から引き裂いたと言われていますが、まだ生きてますよ。そしてすぐにあなたを自由にします。」と王子は言いました。
それからまた降りて、父親のところにいき、他人の猟師として取り次がせ、王様にお仕えできないかと尋ねました。王様は「いいだろう、お前が腕がたち、私に獲物を捕ってこれるなら、使ってやろう。だがどの地方でも国中で鹿は一度も住んだことはなかったぞ。」と言いました。それで猟師は王様の食卓で使えるだけたくさんの獲物をもってこようと約束しました。それで、王子は猟師たちを呼び集め、森へ一緒に出かけるよう命じました。そして王子は猟師たちと一緒に行き、猟師たちを大きな輪にさせ、自分がいる方を開けさせ、願をかけ始めました。
二百頭以上の鹿がすぐに輪の中へ走って来て、猟師たちは撃ち、鹿は全部六十台の荷車に積まれ、王様のもとへ運ばれました。そして何年も獲物が何もなかったあとで一度王子は王様の食卓を獲物で飾ることができました。
さあ王様はこれにとてもよろこび、次の日に宮廷のみんなが一緒に食べるようにと命じ、大宴会を開きました。みんなが集まると王様は猟師に「お前はとても賢いから、私の隣にすわるがよい」と言いました。王子は「王様、陛下は私にお許しを願います。私は貧しい猟師です。」と答えましたが、王様は承知しなくて「隣に座るがよい」となんども言うので、とうとう座りました。そこに座っている間に愛する母親のことを考えて願掛けをし、王様の偉い家来の一人がお后のことを話し始め、塔の中でお后はいかがかおすごしか、まだ生きていらっしゃるかそれとも亡くなられたかと尋ねますように、と心の中でいいました。
願掛けをするとすぐに長官が始めて、「陛下、私たちはここで楽しく暮らしていますが、塔にいるお后さまはいかがでしょうか?まだ生きていらっしゃるのですか?それともお亡くなりに?」と言いました。しかし王様は、「妃は愛する息子をけものに引き裂かせたのだ、妃の話は聞きたくない。」と答えました。それで、猟師は立ちあがって、「お父様、お妃さまはまだ生きています、そして私はお后の息子です。私はけものにではなくあの悪党の年寄りのコックにさらわれたのです。コックはお后が眠っている時腕から私をさらい、ニワトリの血をエプロンにつけておいたのです。」と言いました。 そこで王子は金の首輪をしている犬を連れて来て、「これがその悪党です。」と言って、燃えている炭をもってこさせ、みんなが見ている前でその炭を食べさせ、ついに炎がのどから噴き出ました。こうして猟師は王様に犬の本当の姿を見たいか尋ね、元のコックの姿に戻す願をかけました。それで、すぐにコックが白いエプロンをかけわきに包丁をさげて立っていました。王様をコックを見ると、とても怒って、一番深い地下牢へ入れろと命令しました。
それから猟師はさらに、「お父様、私をとてもやさしく育て、あとで私を殺さねばならなくなって、自分の命がかかっていたのにそうしなかった娘にあいませんか」と言いました。王様は「ああ、会いたいものだ」と答えました。息子は、「娘を美しい花の姿で見せましょう。」と言って、ポケットに手をいれ、なでしこを出し、王様のテーブルに置きました。それはとても美しく、王様がこれまでに見たこともないくらいきれいななでしこでした。それから息子は「さあ、本当の姿をお見せしましょう。」と言って、娘になるようにと願をかけました。すると、娘はどんな絵描きもこれ以上描けないように美しくそこに立っていました。
そして王様は二人の侍女と二人の家来を塔に送り、お后を王様のテーブルに連れてくるよう命じました。ところが、お后は連れてこられても何も食べず、「塔の中で私を養ってくださった恵み深い神様がもうすぐ私を自由にしてくださいます。」と言いました。お后はそれから三日生きたあと、安らかに亡くなり、埋められたとき、塔に食べ物を運んだ、天国の天使の、二羽の白い鳩が、あとについてきて、お墓の上にとまりました。
年とった王様はコックを4つに切り裂くように命じましたが、悲しみのため心が憔悴してまもなく王様は亡くなりました。息子はポケットに花にして連れてきた娘と結婚しました。二人がまだ生きているかどうかは神様がご存知です。