祖父和孙子


De oude grootvader en zijn kleinzoon


从前有个很老很老的老人,眼睛花,耳朵也背,双膝还不住地发抖。 每当他坐在餐桌前吃饭时,汤匙也握不稳,常常把菜汤撒在桌布上,汤还会从嘴边流出来。 儿子和媳妇都嫌弃他,老人只好躲到灶后的角落里吃饭。 他们给他一只瓦盆,把饭菜盛到里面给他吃,而且每顿饭都不给老人吃饱。 老人很伤心,常常眼泪汪汪地看着桌子。
有一天,老人的手颤抖得连那只瓦盆都端不稳了,瓦盆掉到地上打碎了。 儿媳妇没完没了地训斥他,老人一声不吭,只是不住地叹气。 他们于是花了几分钱买来一只木碗给老人吃饭用。
后来有一天,老人的儿子和媳妇正坐在那儿吃饭,四岁的小孙子在把地上的碎木片拾掇到一起。
"你这是干什么呢?"父亲问。
"我要做一只木碗,等我长大了,让爸爸妈妈用它吃饭。"
听到这话,儿子和媳妇对视了一会儿,最后哭了起来。 他们立刻将老人请到桌边,让他从此和他们一起吃饭,即使老人泼了点什么,他们也不再说什么了。
Er was eens een stokoude man; zijn ogen waren troebel geworden, zijn oren doof, en zijn knieën knikten. Als hij aan tafel zat en zijn lepel nauwelijks kon vasthouden, morste hij de soep op het tafellaken en hij liet ook weer wat uit zijn mond lopen. Zijn zoon en diens vrouw gruwden daarvan en daarom moest de oude grootvader tenslotte in de hoek achter de kachel gaan zitten, en ze gaven het eten in een aarden schotel en bovendien niet eens genoeg; dan keek hij bedroefd naar de tafel en zijn ogen werden vochtig. Tenslotte konden zijn bevende handen het schoteltje niet meer vasthouden, het viel op de grond en brak.
De jonge vrouw werd boos, maar zij zei niets en zuchtte alleen maar. Toen kocht ze voor hem een houten bakje voor een paar stuivers en daar moest hij uit eten. Terwijl ze zo bij elkaar zitten, zien ze dat het kleinzoontje van vier jaar kleine plankjes bij elkaar raapt. "Wat doe je daar?" vraagt de vader. "Ik ga een houten bakje maken," antwoordde het kind, "daar moeten vader en moeder uit eten als ik groot ben." Man en vrouw keken elkaar een poos aan en begonnen beiden te huilen. Meteen haalden zij de oude grootvader weer aan tafel en lieten hem voortaan altijd meeëten en zeiden niets als hij een beetje morste.