Hans Evleniyor


Hans viert bruiloft


Bir zamanlar Hans adında genç bir köylü vardı; kuzeni onu zengin bir kızla evlendirmek istiyordu. Bu nedenle onu sobanın yanına oturtarak ısınmaya bıraktı. Sonra bir kâse sütle beyaz ekmek alıp ona verdikten sonra eline ışıl ışıl bir lira sıkıştırdı.
"Hans, şu parayı sıkı sıkı tut, ekmeği sütün içine doğra ve ben dönünceye kadar yerinden sakın ayrılma" dedi.
"Olur. Öyle yapayım" diye cevap verdi Hans.
Kuzeni eski ve yamalı bir pantolon giyerek o civardaki köyde kalan zengin bir çiftçi kızının yanına vararak, "Benim kuzenim Hans'la evlenmek ister misiniz? Zeki ve alçak gönüllü bir kocanız olmuş olur. Hoşunuza gidecektir" dedi.
Kızın pinti babası, "Ne kadar serveti var?" diye sordu. "Bir şeyler biriktirdi mi bari?"
"Bak aziz dostum, benim genç kuzenim sıcacık evinde oturuyor. Hem elinde parası var hem de biriktirecek şeyleri. Pantolonu da benimki gibi yamalı değil yani" diyerek kendi pantolonuna eliyle şaplak attı. "Üşenmezsen birlikte gidelim; söylediklerimi kendi gözünle görmenin tam zamanı" dedi.
Hasis herif ayağına gelen bu nimeti geri tepmek istemedi. "Eğer her şey söylediğin gibiyse bu evliliğe karşı çıkmam ben" dedi.
Böylece kararlaştırılan günde düğün yapıldı ve gelin, kocasıyla birlikte tarlaya gidip onun malını mülkünü görmek istedi. Hans hemen düğünlük giysisini üstünden çıkardı ve "Bu bana yakışmıyor" diyerek yamalı önlüğünü giydi.
Sonra birlikte tarlaya gittiler, üzüm bağına sapan yola girdiler. Parsellenmiş araziyi dolaştıktan sonra Hans parmağıyla önlüğündeki irili ufaklı yamaları göstererek: "Her yamayı ben diktim, iyice bak! Bunlardan her biri benim hâzinem" dedi. Böylelikle karısına, araziye değil de elbisesine bakmasını anlatmak istedi; o elbise kendi malıymış!
"Sen de o düğünde bulundun mu?"
"Tabii. Ben de oradaydım. Önce karla kafamı yıkadım, derken güneş çıktı ve karlar eridi; elbisem örümcek ağındandı, onunla dikenli çitler arasından geçince yırtıldı. Terliklerim camdandı, bir taşa çarptım, paramparça oldu!"
Er was eens een jonge boer, en die heette Hans, en zijn neef wilde hem graag rijk getrouwd zien. Toen zette hij Hans achter de kachel en liet die hard opstoken. Dan haalde hij een pot melk, en een flinke homp wittebrood, gaf hem een gloednieuwe stuiver in z'n hand en zei: "Hans, hou die stuiver goed vast, brokkel het wittebrood in de melk en blijf daar zitten en ga niet van je plaats tot ik terugkom." - "Ja," zei Hans, "dat zal ik doen."
Nu trok de man die het aanzoek doen wou een oude, gevlekte broek aan, en hij ging naar het naaste boerendorp naar een rijke boerendochter en hij zei: "Wil jij niet trouwen met mijn neef Hans? Je krijgt er een wakker en verstandig man aan, hij zal je best bevallen." De gierige vader zei: "Hoe staat het mijn zijn vermogen? Heeft hij wat in te brengen?" - "Beste vriend," antwoordde hij, "mijn jonge neef zit er warmpjes bij, hij heeft een mooi stuivertje in de hand en heeft zeker wat in de melk te brokkelen. En hij kan niet minder plakken tellen als ik," en hij sloeg zich toen op de vuile plakken van zijn broek. "Als je je de moeite geven wil, om eens mee te gaan, dan zal ik je op dit ogenblik laten zien, dat ik je de zuivere waarheid vertel." Toen wou de gierigaard zo'n mooie gelegenheid niet voorbij laten gaan en zei: "Als dat waar is, heb ik geen bezwaar tegen het huwelijk."
Nu werd de bruiloftsdag bepaald, en toen de jonge vrouw het veld in wou gaan en het land van de bruidegom wou zien, trok Hans zijn zondagse broek eerst uit en zei: "Ik zou wat aan mijn goede pak kunnen krijgen." Dan gingen ze samen het land in, en als er op de weg een wijnstok te zien was of akkers of weiden waren afgedeeld, dan wees Hans er met zijn vinger naar en sloeg dan op een grote of een kleine vlek op zijn broek en zei: "Dat zijn plakken van mij, en die ook, schat, kijk maar!" en daarmee wou hij zeggen: zijn vrouw moest niet naar de velden kijken, maar naar zijn kleren, want die waren van hem.
"Ben je ook op de bruiloft geweest?" – "Of ik er geweest ben! En in volle staatsie. Mijn muts was van sneeuw, en toen kwam de zon, en de sneeuw smolt eraf; mijn kleed was een spinnenweb, en toen liep ik door dorens, en die scheurden het weg; mijn schoenen waren van glas, en ik stootte tegen een steen, toen zeiden ze 'knap!' en sprongen stuk!"