穷人和富人


De arme en de rijke


古时候,上帝在那时还习惯于亲自与地球上的凡人打交道。 有一次天已经黑了,他还没有找到一家酒店,蒙蒙夜色使他身心憔悴。 这时他发现前面有两栋房子面对面地竖立在路的两边:一栋大而漂亮,另一栋小而破旧,大的属于一个财主,小的属于一个穷人。 上帝暗想:"如果我住在财主家,是不会给他增加负担的。"当财主听到有人敲门时,他打开窗户问陌生人想要什么,上帝回答:"我就想住一晚上。"
财主上上下下将来人打量了一番,见上帝衣着平凡,不像兜里有什么钱的人,他摇摇脑袋说道:"不行,我不能让你住,我的屋子里堆满了草药和种子,如果凡是敲门的人我全接待的话,用不了多久,我就得出门要饭了。到别处找地方住吧。"说完,他关上窗户把上帝搁在了外边。
于是上帝转身离开了财主,走到对面的小房子前敲门。 刚刚敲了门,那穷人就打开了那扇小门并把来人请了进去。 "留下同我一起过夜吧,天已经黑了,"他说:"今晚你不能再赶路了。"上帝被感动了,他走进屋来。 穷人的老婆握着他的手表示欢迎,并让他别客气,就像到家一样,有什么就用什么,说虽然他们拿不出很多,可是他们会真心实意地用所有的东西招待他。 女主人把土豆放在火上煮,同时又去挤羊奶,这样他们就有些奶喝了。 铺上桌布后,上帝和主人两口子坐了下来,虽然饭菜不精美,可上帝很欣赏,因为大家都喜气洋洋地坐在餐桌旁用餐。 晚饭后该上床睡觉了,女主人把她的丈夫叫到一旁说:"听着,亲爱的夫君,今天晚上咱们自己铺张稻草床吧,让那可怜的客人在咱们的床上好好睡一觉,他走了一整天,一定累了。""我完全同意。"他答道,"我这就去告诉他。"他过去邀请这陌生的客人说,如果不嫌弃的话,就请睡在他们的床上好好地休息。 可是上帝定然不肯睡在两位老人的床上。 无论上帝如何拒绝,他们就是不同意,直到最后,上帝接受了,睡在了床上,他们自己在地上铺了些草躺在了上面。
第二天,天刚亮,他们就起床为客人作了一顿他们所能作的最好的早餐。 当阳光穿过了小小的窗户时,上帝起了床,又和他们一起吃了饭 ,然后准备起程赶路。
他站在门前,回过身去说道:"你们是善良的人,请为自己许三个愿吧,我会恩准的。"于是穷人说:"我希望我们两口子一辈子幸福健康、每天都有面包吃,这第三个愿望么,我不知道还需要什么。"上帝对他说:"难道你不想用一座新房子替换你这旧房子吗?""噢,对,"穷人道,"我非常高兴,如果我也能有座新房子的话。"上帝实现了他的愿望,将他们的破旧房子变成一座新房,然后再次向他们表示了祝福,便上了路。
太阳高高升起了,财主起了床,从窗户探出身子向外望,看见路对面原来破旧小棚子的地方,出现了一栋崭新的红砖房,窗户很明亮。 他不禁大吃一惊,忙把他的老婆叫来问道:"跟我说,出了什么事?昨晚上还是那个可怜巴巴的小棚子,今天怎么就成了一栋崭新漂亮的大屋子,赶紧过去看看那是怎么了。"
于是他的老婆过去问穷人,他告诉她:"昨晚上,有个过路的来要求住一宿,今天早上走的时候让我们实现了三个愿--一辈子幸福健康和天天有面包,另外还用一栋崭新漂亮的大房子代替了我们的旧棚子。"
富人的老婆听后,赶紧跑回来告诉她丈夫事情的经过。 富人叹道:"我真恨不得撕了我自己!我怎么早不知道!那过路的先来的我们家,想在这儿借宿,是我把他轰走的。""那你还不快点儿!"他老婆督促道:"骑马去追。你还能赶上他,你必须让他也让你实现三个愿。"富人觉得这主意不错,骑上马飞奔而去,一会儿就追上了上帝。 他对上帝轻声细语地道歉,请上帝别因为没让他直接进屋而生气,说他当时是在找前门的钥匙,没想过路人已经走了;如果他还回来的话,他必然会让他住在一起。 "好吧,"上帝说:"如果我还回来,我就这么做。"然后富人问他是否也能许三个愿,就像他的邻居一样。 "行啊,"上帝回答,但是显然这对他可能没什么好处,他最好还是别许愿。 可富人却暗想,只要你让我实现愿望,我就许愿让我的日子过得更舒心。 上帝没有办法,只得告诉他:
"回家去吧,过会儿你许的三个愿会实现的。"
富人的要求得到了满足,在回家的路上,他一边骑着马,一边想他该许什么愿,想着想着,缰绳掉了,这时马便开始不老实走路了,边走边跳,搅乱了他的思维,使他根本无法集中思想。 他拍拍马的脖子说:"轻点儿,丽萨。"可是那马又开始玩新花样。 最后他实在忍不住了,大声吼道:"我希望摔断你的脖子!"话音刚落,那马立刻倒地,一动不动地死了。 就这样,他的第一个愿望实现了。 由于他生性吝啬,舍不得把马鞍子给扔了,所以他把马鞍子卸了下来,扛在肩头。 现在他不得不走着回家了。 "我还剩下两个愿望。"他自己安慰自己。
他在沙漠上缓慢地走着,中午的太阳跟火炉一样热,他的火气越来越大。 马鞍硌着肩膀疼,他还没想出要许个什么愿。 "如果我想得到世界上所有的财富,"他自言自语:"我肯定不会一次想全了,得事先都意料到,想方设法一次成功,不漏掉任何东西。"然后他叹了口气:"唉,我要是个巴伐利亚的农民的话,许三个愿是件很容易的事啦,第一个愿是要大量的啤酒,第二个愿是自己能喝多少就要多少啤酒,第三个愿是再多要一桶啤酒。"
有好几次他觉得他已经想好了,可是过会儿,他又觉得太少啦。 这时他脑子里想的是他老婆过得多舒服,呆在屋子里凉凉快快地,说不定正在吃什么好吃的。 这么一想不要紧,自己就别提多恼火啦,糊里糊涂地说出:"我真希望她坐在这马鞍子上下不来,省得我一路上老扛着它了。"他话还未说完,肩上的马鞍子就没了,他这才明白第二个愿望也实现了。 他立刻感到热得受不了啦。 他开始跑了起来,想快点儿回到家中,一个人呆在屋子里好好地想些真正的大事可以许愿。 谁知道等到了家,打开房门,他看见他老婆正骑在房子中间的马鞍上,又哭又闹,怎么也下不来。 他安慰道:"忍受一会儿,等会儿我许愿把世间所有的财富都给你,你就呆在那儿别动。"然而,她却骂他是个傻瓜:"如果我老是骑在这马鞍子上下不来,那么世间的所有财富对我又有什么用?是你许愿把我给许上去的,你得给我弄下来。"这样一来,富人没有办法了,无论他愿意还是不愿意,他都不得不许第三个愿让他的老婆从马鞍子上下来。 这个愿望也马上灵验了。 最终,富人除了烦恼、劳累和羞辱,并且还损失了他的马外,一无所获;而那一对穷人却快乐,宁静,守本份地生活了一辈子。
In oeroude tijden, toen Onze Lieve Heer nog op aarde leefde en tussen de mensen wandelde, gebeurde het, dat hij op een avond moe was en de nacht hem overviel, voor hij in een herberg kon komen. Nu waren er op zijn weg twee huizen tegenover elkaar, het ene groot en mooi, het andere klein en armelijk om te zien; en het grote was van een rijk man, en het kleine van een arme. Toen dacht Onze Lieve Heer: "Bij de rijke zal ik wel geen last geven: daar zal ik overnachten."
De rijke man hoorde, dat er aan zijn deur werd geklopt en toen maakte hij het venster open en vroeg de vreemdeling, wat of hij zocht? De Heer antwoordde: "Ik zou graag een nachtverblijf hebben." De rijke bekeek de reiziger van het hoofd tot de voeten, en omdat de lieve God eenvoudige kleren droeg en er niet uitzag als iemand, die veel geld op zak had, schudde hij het hoofd en zei: "Ik kan u niet herbergen, de kamers liggen allemaal vol gewas en zaad, en als ik iedereen logies moest geven die hier aanklopt, dan kon ik zelf wel de bedelstaf ter hand nemen. Zoek maar ergens anders." Hij sloeg 't raam dicht, en liet Onze Lieve Heer buiten staan.
Dus draaide de lieve God hem de rug toe, en ging naar de overkant, naar 't kleine huis. Pas had hij aangeklopt, of de arme deed de klink van het deurtje, en vroeg de reiziger binnen te komen. "Blijf vannacht maar hier," zei hij, "het is al donker, en je kunt vandaag toch niet verder." Dat beviel Onze Lieve Heer goed en hij kwam bij hem binnen. De vrouw van de arme man gaf hem een hand, heette hem welkom, en zei, hij moest er z'n gemak maar van nemen, en 't eenvoudige voor lief nemen, veel hadden ze niet; maar wat er was, gaven ze graag. En ze zette aardappels op en terwijl ze kookten, melkte ze haar geiten, zodat ze er een beetje melk bij hadden. En toen de tafel gedekt was, ging Onze Lieve Heer zitten bij hen en at mee, en het eenvoudige eten smaakte hem, want er waren opgewekte gezichten bij.
Na het eten, toen 't tijd voor slapen werd, riep de vrouw haar man apart en zei: "Hoor eens manlief, wij moeten voor vannacht maar een strobed maken en daar slapen, zodat die arme reiziger in ons bed kan liggen: hij heeft de hele dag gelopen en daar wordt iemand moe van." - "Best," zei hij, "ik zal het hem zeggen." En hij ging naar Onze Lieve Heer en vroeg hem: als hij het goed vond, of hij dan in hun bed wilde gaan en z'n leden eens heerlijk wilde uitstrekken. Onze Lieve Heer wilde de twee oude mensen hun bed niet ontnemen, maar ze hielden er niet over op, tot hij het tenslotte deed en in hun bed ging liggen, en voor zichzelf maakten ze een strobed klaar op de grond.
De volgende morgen stonden ze heel vroeg op en kookten ontbijt voor hun gast zo goed als ze 't maar geven konden. De zon scheen naar binnen, Onze Lieve Heer stond op, hij deelde hun maal met hen en wilde toen weer verder. In de deur keerde hij zich om en sprak: "Nu u zo barmhartig en vroom bent, mag u drie wensen doen, en ik zal ze vervullen." Toen zei de arme: "Wat heb ik anders te wensen dan de eeuwige zaligheid, en dat wij tweeën, zo lang wij leven, gezond mogen blijven en ons dagelijks brood hebben; een derde wens zou ik niet weten." Maar Onze Lieve Heer zei: "Zou je niet een nieuw huis willen inplaats van dit oude?" - "O ja," zei de man, "als ik dat ook nog kon krijgen, dan zou ik dat wel prettig vinden." En nu vervulde Onze Lieve Heer hun wensen, veranderde het oude huisje in een nieuw, gaf hun toen nog zijn zegen, en trok verder.
Het was al volop dag, toen de rijke man opstond. Hij keek uit zijn venster, en zag daar aan de overkant een nieuw, fris huis met rood dak, waar eerst zo'n oud ding had gestaan. Hij zette grote ogen op, riep zijn vrouw bij en zei: "Zeg, wat is er gebeurd? Gisteren stond daar nog dat oude, schamele hutje, en vandaag staat er een mooi, nieuw huis! Ga eens naar de overkant, horen hoe dat zit!" De vrouw deed dat en ze vroeg de arme mensen uit, en hij vertelde: "Gisteravond kwam er een reiziger en die vroeg een nachtverblijf, en toen hij vanmorgen wegging, heeft hij ons drie wensen toegestaan: de eeuwige zaligheid, gezondheid in dit leven, en ons dagelijks brood; en tenslotte nog, voor ons oude hutje een mooi, nieuw huls."
De vrouw van de rijke liep snel naar huis terug en vertelde haar man, hoe alles in zijn werk was gegaan. De man zei: "Ik zou me zelf willen slaan, willen verscheuren: had ik dat maar geweten! Die vreemdeling was eerst hier geweest en heeft bij ons willen overnachten, maar ik heb hem geweigerd." - "Haast je dan," sprak de vrouw, "als je te paard gaat, kan je de man nog inhalen en dan moet je ook drie wensen van hem vragen."
De rijke man volgde de goede raad van zijn vrouw, joeg zijn paard voort, en hij haalde Onze Lieve Heer nog in. Hij sprak heel mooi en sierlijk en smeekte hem, of hij 't hem niet kwalijk wou nemen, dat hij gisteren niet dadelijk binnen gelaten was, maar hij was de sleutel van de huisdeur nog gaan zoeken en intussen was hij al weg geweest; maar als hij dezelfde weg weer terugkwam, dan moest hij bij hen z'n intrek nemen. "Goed," zei Onze Lieve Heer, "als ik nog eens langs kom, zal ik dat zeker doen." Toen vroeg de rijke man of hij dan geen drie wensen doen mocht, net als zijn buurman? "Ja," zei Onze Lieve Heer, "dat mocht hij zeker, maar het zou voor hem niet zo goed zijn en hij zou beter geen wensen kunnen doen." Maar de rijke man meende, dat hij wel iets uit zou zoeken wat zijn geluk zou betekenen, als hij maar wist dat de wens werkelijk in vervulling ging. De lieve God zei: "Rijd maar naar huis, en de drie wensen die je doet, zullen gebeuren."
Nu had de rijke man zijn zin, en reed naar huis en begon te bedenken welke wens hij doen zou. Terwijl hij aan het nadenken was, begon het paard te springen en hij werd daardoor telkens in zijn overdenkingen gestoord, en hij kon niet ongestoord doordenken. Hij klopte 't paard op de nek en zei: "Wees nu rustig, Lize," maar het paard sprong telkens. Tenslotte werd de man boos en zei ongeduldig: "Ik wou dat je je hals brak!" Zodra hij dit gezegd had, plomp, viel hij op de grond en het paard was dood en bewoog niet meer: daarmee was de eerste wens vervuld. Maar omdat hij gierig van aard was, wilde hij het zadel niet laten liggen, hij sneed het af, nam het op de rug en moest verder te voet gaan. "Je kunt nog twee wensen doen," dacht hij en dat was zijn troost. Intussen liep hij langzaam de mulle weg af en toen tegen twaalven de zon heet brandde, werd hij warm en verdrietig: het zadel drukte hem op zijn rug, en hij wist nog steeds niet wat hij toch moest wensen. "Al wenste ik me alle koninkrijken en schatten op de wereld," zei hij tegen zichzelf, "dan valt me naderhand nog van alles in, 't een en 't ander, dat weet ik vooruit. Maar ik wil het zo inrichten, dat ik niets meer te wensen over heb." Dan zuchtte hij: "Ja, als ik nu een Beierse boer was, die ook drie wensen had, die zou 't wel weten; ten eerste, veel bier, en ten tweede zoveel bier als hij maar drinken kon, en ten derde nog een vat bier erbij." Telkens dacht hij nu: nu wist hij 't, maar dan leek het hem toch niet genoeg. En toen moest hij eraan denken, hoe goed zijn vrouw het had: die zat nu thuis, in een koel vertrek, en zat vast lekker te eten. Daar werd hij nu toch weer boos om, en zonder dat hij 't wist, zei hij ineens: "Ik wou dat zij thuis zat op 't zadel en dat ze er niet af kon, dan was 't zadel van mij rug af in plaats van dat ik het maar mee moet sjouwen." En toen dat laatste woord zijn mond uit was, was 't zadel van zijn rug weg, en nu begreep hij, dat zijn tweede wens ook al vervuld was. Nu brak het zweet hem aan alle kanten uit, hij begon hard te lopen en wou thuis helemaal alleen naar zijn kamer gaan en iets heel bijzonders bedenken voor de laatste wens. Maar zodra hij binnenkomt en de kamerdeur opendoet, zit zijn vrouw middenin de kamer op het zadel te jammeren en te huilen. Toen zei hij: "Wees nu maar kalm, ik zal je alle rijkdommen van de hele wereld hier wensen, maar blijf nu stil zitten." Maar ze schold hem uit voor een schaapskop en zei: "Wat helpen mij alle rijkdommen van de wereld, als ik altijd op dat zadel zit, je heb me erop gewenst, nu moet je me er ook weer afhelpen." Of hij nu wilde of niet, hij moest zijn derde wens doen, dat ze van dat zadel af kwam, en die wens werd dan ook dadelijk vervuld. Hij had dus niets anders geoogst dan boosheid, moeite, scheldwoorden en hij was zijn paard kwijt; maar zijn arme buren leefden tevreden en stil en vroom tot aan hun zalig einde.