少女和狮子


Het zingende, springende leeuwerikje


从前,有一个商人准备出门作一次短途旅行。 他有三个女儿,出门前,他问他的女儿们想要自己给她们带什么礼物回来。 大女儿说她想要珍珠,二女儿说想要宝石,但小女儿却说道:"亲爱的爸爸,给我带一枝玫瑰花来吧。"当时正是冬天寒冷时节,要买到玫瑰花可以说是一件不可能的事。 爸爸知道这个最漂亮的女儿对花儿情有独钟,所以,他还是答应她尽一切努力为她带一枝玫瑰花回来。 亲吻了三个女儿之后,父亲告别她们出发了。
当商人返程回家时,他为二个大女儿买到了他们所要的珍珠和宝石,可不管他到哪个地方,要想为小女儿找到玫瑰花却是白费气力。 当他到各地的花园寻求玫瑰花时,人们都嘲笑他,问他是不是认为玫瑰花是在冬天里生长开花的。 受到嘲弄,他感到很伤心,但为了他那最可爱的小女儿,他并不在乎,心里仍然想着回去该给她带点什么东西。 最后他来到了一座美丽的城堡,城堡四周都被花园环绕着。 非常奇特的是花园一半似乎是春暖花开的季节,另一半却是严冬的景象;一边是满园最美丽的鲜花竞相开放,一边是花草荒芜,白雪覆盖。 商人不由得对他的仆人说:"啊!真是太幸运了!"说完,就让仆人到玫瑰花圃那儿去为他采一枝玫瑰花。 拿到了玫瑰花,他们格外高兴,正准备离开时,一头凶猛的狮子跳了出来,咆哮着说道:"无论是谁敢偷摘我的玫瑰花,我就要吃掉谁。"商人吓坏了,他战战兢兢地说道:"我不知道这花园是属于你的,有什么办法能救我一命吗?"狮子说道:"不能!没有什么办法能救你,除非你答应把你回家时最先看到的东西送给我。如果你同意这个条件,我就不吃你,连玫瑰花也送给你的女儿。"但商人不愿意答应这条件,他说道:"我的小女儿最爱我,每次回家她总是最先跑出来迎接我,我回家最先遇到的可能正是我的小女儿。"此时,他的仆人吓得不得了,说道:"也许最先遇见的是一只猫,或者是一只狗。"最后,商人怀着一种侥幸的心理和沉重的心情,被迫同意了。 他拿着玫瑰花,答应狮子把他回去时最先遇到的东西送来。
就在商人回到家门前时,他那最小最可爱的女儿首先看到了他,马下飞跑出屋,迎上前来用亲吻欢迎他的归来。 她看到他带回给她的玫瑰花时,更加兴高采烈起来。 但她的爸爸心情却开始忧愁起来,悲叹着说道:"天哪!我最亲爱的孩子!这朵花是我用高价买来的,为了它,我已经答应把你送给一头凶猛的狮子了。它得到你时,一定会把你撕成碎片,然后将你吃掉。"说完,把事情的经过都告诉了她,说准备让她不去,最终的结果会怎样就听天由命吧。
但她女儿听了之后,安慰他说:"亲爱的爸爸,你必须履行自己的诺言。我要到狮子那儿去,并设法驯化它,它也许会让我安然无恙地回家来的。"
第二天早晨,她问清楚去路,告别了父亲,大胆地踏进了森林。 其实,那头狮子是一个被施了魔法的王子,在大白天,他和他的大臣们都被变成狮子的形象,到了晚上又一起变回正常人的样子。 当这位少女来到城堡时,狮子非常有礼貌地迎接她的到来,并向少女求婚,少女同意了他的请求。 盛大的结婚宴会举行之后,他们在一起幸福地生活了很长一段日子。 每当夜晚降临,王子就来了,他召集大臣进见、和她相会,但天一亮就离开新娘,独自而去,她不知道他去了哪儿,但每到夜晚他又会回来,天天都是这样。
有天,王子对她说:"明天你的大姐姐结婚,你爸爸要在家里举行一个盛大的喜庆宴会,如果你想去看看他们,我就让我的狮子带你去那里。"这对时时刻刻都想去看看父亲的她来说,真是太高兴了。 第二天她和狮子们一道出发了,每个看到她的人都格外的高兴。 因为他们认为她被狮子咬死已经很久了,现在又看到她回来觉得真不容易。 她告诉他们自己现在生活得很幸福。 她在家一直待到婚宴结束才返回森林里去。
不久,二姐又要结婚了,她也被邀请去参加结婚典礼。 她对王子说:"这次你必须和我一同前往,我一个人是不会去的。"但他不同意,说这是一件非常危险的事情,因为只要有一丝灯火的光照着他,他身上的魔法就会更加邪恶,他会被变成一只鸽子,要被迫在世间到处飞行七年。 可她却不答应,还说她会细心照料,不会让一丝灯火的光线照到他身上的。 最后他俩一起出发了,还带上了他们的孩子。 到家后,她选择了一间墙壁很厚的大厅,让他待在里面。 但不幸的是厅门之上有一条裂缝,谁也没有发现。
盛大的婚礼举行了,就在结婚队伍从教堂返回经过这座大厅时,队伍里举着的火炬有一丝光线从厅门的裂缝射进了大厅,正好照在王子的身上。 刹那间,王子消失了,等他妻子进来找他时,只发现一只白色的鸽子。 他对她说:"我必须在世界各地到处飞行七年,而且时常会掉落一根白色的羽毛,那是我给你指出我去的方向,你跟着它,最终就会追上我,从而解救我,让我获得自由之身。"
说完,他飞出了大门,她紧跟着鸽子毫不犹豫地追去。 他飞啊! 不停地飞! 她追啊! 不停地追! 在天地之间的广阔世界里,她循着他不时掉落的白色羽毛指引之路,勇往直前;她心身合一,对世间万事不闻不问,决不旁顾;她也不休息,不睡觉。 整整七年终于就要过去了,她心情开始兴奋起来,以为一切艰难困苦和烦恼忧愁都会随着七年的到来而结束。 然而,现实却将她们美好的希望击得粉碎:一天,她正在路上追寻着,却怎么找也找不着白色羽毛了。 她抬眼在天空搜寻,别说是白鸽,就连鸟的影子都没看到。 "老天爷--,"她长叹一声,"没有人能帮助我了!"
她迎着太阳走去,对着太阳说道:"太阳啊!你的光辉普照在大地之上,你俯视着群山、峡谷,你可曾看见过一只白鸽吗?""没有!"太阳真的说话了,"我没有看见白鸽,但我送给你一个小匣子,在你最需要帮助时就打开它。"她很感激地向太阳道谢之后,继续寻找着白鸽的踪迹。
随着夜幕的降临,月亮慢慢地升起来了,看到月光映着大地,她对着月亮大声喊道:"月亮啊!你的清辉整夜照映在山川田野之上,你可曾看见过一只白鸽吗?""没有!"月亮真的说话了,"我帮不了你的忙,但我送给你一只鸡蛋,在你最需要之时就打碎它。"她真诚地向月亮道谢之后,又继续寻找着白鸽的踪迹。
晚风吹拂过来,吹到她身边时,她大声说道:"晚风啊!你穿过树林,拂过林梢,摇动着树叶,你可曾看见过一只白鸽吗?""没有!"晚风真的说话了,"但我可以问问其它的风儿,它们也许看见过。"东风和西风来了,它们都说没有看见白鸽,但南风却说道:"我看见过这只白鸽,他飞到红海去了。因为七年已经过去,他变成了一只狮子。此刻他正在和一条飞龙搏斗,那条龙是一个被施了魔法的公主,她想把你和他分开呢。"听到这消息后,晚风说道:"我告诉你一个诀窍,你到红海去,靠右边的岸上有一排柳树枝,你按顺序数过去,数到第十一枝时,将它折断,然后用柳树枝去抽打那条龙,狮子就会赢得胜利。他们两个也会变回人的样子出现在你面前,千万记住,你要立即上前挽着你心爱的王子动身回家。"
于是,这可怜的人儿又踏上了追寻之路,来到了红海。 一切正如晚风所说的一样,她拔下第十一棵柳树枝,用力抽打那条飞龙。 刹那间,狮子变成了王子,飞龙也变成了一位公主。 惊喜之下,她竟把晚风给她的告诫忘了,结果让那个公主看准机会,用手臂挽着王子,带着他离去了。
这位远道而来的不幸女人又被抛弃了,孤独凄凉又伴随着她。 但是,她没有气馁,仍然鼓足勇气说道:"我要继续追寻他,只要是风能吹到的地方,有公鸡啼叫的地方,哪怕是天涯海角,我也去寻找,一定要再次找到他为止。"她又开始了艰难的跋涉。
功夫不负有心人,她终于来到了一座城堡,王子正是被公主带到了这里。 看来这儿正筹备着一个宴会,她向路人一打听,原来是要举行一个结婚宴会。 "啊!上帝保佑我!"她说道。 然后拿出太阳送给她的小匣子,打开一看,里面放着的是一套闪烁着阳光般光彩的令人眩目的礼服。 她穿上礼服,走进了王宫,所有的人都把目光移到了她身上。 新娘看见她穿的礼服,非常羡慕,问她是否愿意出卖,她回答说:"金子和银子是买不到的,除非用血和肉才能换取。"公主不懂她的话,问她是什么意思,她说:"今天晚上,让我在新郎的房内和他谈一次话,我就把这礼服送给你。"公主最后同意了。 但她吩咐她的仆人给王子喝一杯安眠药水,让他既不可能听到这个女人说话,也不可能看到她。
到了晚上,王子睡着了,她被带到他的房间里。 她在他靠近脚的一头坐下说道:"我追寻你有七年了,太阳、月亮、晚风都帮我寻找你,最后我帮你战胜了飞龙,难道你就把我完全给忘了吗?"可惜王子此时睡得正香,她的话传到他耳朵里,迷迷糊糊就好像是风拂过杉树的沙沙声响。
第二天早晨,她被带了出去,无可奈何之下,只得交出了那件金光闪闪的礼服。 看到自己的努力竟毫无结果,她走出王宫,伤心得跑到外面的草地上便瘫了下来,失声痛哭。 坐了一会儿,她想起了月亮送给自己的那个鸡蛋,马上将蛋拿出来打碎,从蛋里面立即跑出一只纯金的母鸡和十二只纯金的小鸡。 它们一出壳就在四周唧唧地闹着玩耍起来,又依偎在母鸡的翅膀下面,构成了一幅世间最美的画卷。 看着这群美丽可爱的金鸡,她站起来极不情愿地赶着它们向王宫走去。 听到小鸡诱人的叫声,新娘从窗户里探出头来看到了可爱的鸡群,便兴奋地跑出来,问她是不是愿意出卖这群金鸡。 "金子和银子是买不到的,除非用血和肉才能换取。"公主又想和昨天一样来欺骗她,就答应了她的要求。
但公主没有料到,晚上王子来到房间里时,他问仆人为什么昨晚风吹得沙沙地响。 仆人心虚,只好把一切都告诉了王子:他如何给王子服安眠药水,而一个可怜的少妇来到王子的房间里对他诉说不止,他却在呼呼大睡,今晚她还要来这儿等等。 王子听过之后,小心翼翼地倒掉了安眠药水,睡在了床上。 待那少妇到来又开始向他诉说自己的悲哀与不幸、诉说自己对他的爱是多么的忠贞不移时,他听出了这是他心爱的妻子的声音。 他一下子跳了起来,说道:"啊!你把我从梦魇中唤醒了,因为我被这个陌生的公主用咒语迷住,完全把你忘记了,在这幸福的时刻,我要感谢上帝又把你送回到我的身边。"
他们害怕被公主发现,于是,趁着黑夜悄悄地逃出王宫,夜以兼程地向自己的家园赶去。 他们终于又见到了自己的孩子了,孩子已经长大,看起来真是神采飘逸,俊美非常,人见人爱。 一家人终于又团聚在一起了,他们消除了魔障,过上了正常人的幸福生活,一辈子再也没有分离过。
Er was eens een man die een grote reis ging maken, en bij het afscheid vroeg hij aan alle drie zijn dochters, wat hij voor hen meebrengen moest. De oudste wilde parels, de tweede diamanten, maar de derde zei: "Vaderlief, ik wou zo graag een zingend, springend leeuwerikje." De vader zei: "Als ik het krijgen kan, breng ik het mee," en hij kuste hen alle drie en vertrok. Nu naderde de tijd dat hij weer naar huis terug ging, hij had al parels en diamanten gekocht voor de beide oudsten, maar het zingende, springende leeuwerikje voor de jongste had hij overal vergeefs gezocht, en dat speet hem, want zij was hem het liefst. De weg leidde door een bos, en middenin het bos was een prachtig slot, en vlakbij het slot stond een boom, en in de top van die boom zag hij een leeuwerikje dat zong en sprong. "Dat komt net op tijd," zei hij tevreden en hij riep zijn knecht, om de boom in te gaan en het beestje te vangen. Maar toen hij op de boom toeging, sprong onderaan een leeuw te voorschijn, schudde zijn manen en brulde, dat het blad van de boom ervan sidderde. "Wie mijn zingend en springend leeuwerikje stelen wil," riep hij, "die eet ik op!" Nu zei de man: "Maar ik wist niet dat het uw vogel was; ik zal mijn onrecht graag goedmaken en mij loskopen met baar goud, maar laat me graag leven." De leeuw zei: "Er is niets wat u redden kan, behalve wanneer u me dat belooft, wat u thuiskomend het eerst tegemoet komt; wilt u dat doen, dan schenk ik u 't leven en de vogel is bovendien voor uw dochter." Maar dat weigerde de reiziger en hij zei: "Het zou immers mijn jongste dochter kunnen zijn, die houdt ook 't meest van mij en loopt mij altijd tegemoet wanneer ik thuiskom." Maar de knecht werd bang en zei: "Moet het nu juist uw dochter zijn die u 't eerst ziet, 't kan immers de hond of de kat zijn." Zo liet de reiziger zich overhalen, en hij nam het zingende, springende leeuwerikje mee en beloofde dat de leeuw krijgen zou wat hem 't eerst tegemoet kwam, als hij thuis was.
Toen hij thuis kwam en binnentrad, was het eerste wat hem tegemoet kwam, niemand anders dan de jongste, liefste dochter: ze kwam aangelopen, kuste en liefkoosde hem, en toen ze zag dat hij een zingend, springend leeuwerikje had meegebracht, was ze buiten zichzelf van vreugde. Maar de vader kon niet blij zijn, maar hij begon te schreien en zie: "Kindlief, ik heb dat kleine vogeltje duur moeten betalen, ik heb daarvoor jou, mijn kind, moeten beloven aan een wilde leeuw, en als hij je in bezit heeft, zal hij je verscheuren en opeten" en hij vertelde haar, hoe dat alles gekomen was; en hij smeekte haar, niet te gaan, wat er ook gebeuren mocht. Maar zij troostte hem en zei: "Liefste vader, wat men belooft, moet men ook doen: ik zal er heengaan en die leeuw zal ik wel zachter stemmen, zodat ik weer bij u terug kan komen." De volgende morgen vroeg ze de weg, nam afscheid en ging rustig het bos in. De leeuw was evenwel een betoverde prins, overdag was hij een leeuw, en zijn hele gevolg werd leeuw met hem, maar 's nachts hadden ze hun gewone gestalte. Toen zij aankwam, werd zij vriendelijk ontvangen en in het slot geleid. Maar toen de nacht kwam, was hij een edelman, en de bruiloft werd met grote pracht gevierd. Ze leefden heel gelukkig met elkaar, en ze waren 's nachts op en overdag sliepen ze. Eens op een dag kwam hij bij haar en zei: "Morgen is er groot feest bij je vader, want je oudste zuster trouwt, en als je zin hebt erheen te gaan, dan zullen mijn leeuwen je er brengen. Ze zei: "ja, ze wilde haar vader graag terugzien, en ze ging erheen met een wacht van leeuwen. Grote vreugde, toen zij kwam, want ze hadden allemaal gedacht, dat ze door de leeuw zou zijn opgegeten en dat ze al lang niet meer tot de levenden behoorde. Maar ze vertelde wat een mooie man zij had, en hoe goed ze het had; en ze bleef gedurende de hele bruiloft bij hen, maar dan ging ze weer naar het bos terug. Toen de tweede dochter trouwde en ze weer op de bruiloft was uitgenodigd, zei ze tegen de leeuw: "ditmaal wil ik niet alleen gaan, je moet mee." Maar de leeuw zei, dat het voor hem te gevaarlijk was, want wanneer hem daar de straal van een brandende kaars aanraakte, dan veranderde hij in een duif en zou zeven jaren lang met duiven moeten rondvliegen. "Ach," zei ze, "laat me toch niet alleen gaan: ik zal wel op je passen en zorgen dat je niet met licht in aanraking komt." Dus gingen ze allemaal samen en ze namen ook hun kindje mee. En ze liet een zaal bouwen, zo sterk en dicht, dat er geen straal in kon dringen, en daar moest hij in blijven zitten, als de bruiloftsfakkels werden ontstoken. Maar de deur was gemaakt van nieuw hout, en dat trok en er kwam een kiertje in, dat niemand gezien had. De bruiloft werd met grote pracht gevierd, maar toen de stoet uit de kerk terugkwam, en met alle fakkels en flambouwen langs de zaal kwam, toen viel er een straaltje, niet breder dan een haar, op de prins, en op het ogenblik dat de straal hem had aangeraakt, veranderde hij van gedaante, en toen ze terugkwam en naar binnen ging en hem zocht, vond ze hem niet, alleen zat er een witte duif. De duif zei tegen haar: zeven jaar moet ik rondvliegen in de wereld, maar elke zevende pas zal ik een druppel bloed laten vallen en een witte veer, die zullen je de weg wijzen, en als je dat spoor volgt, kun je mij verlossen."
En toen vloog de duif de deur uit, en zij liep hem na, en bij elke zevende pas viel er een druppeltje bloed en een wit veertje, en wees haar de weg. Zo ging ze altijd de wereld door, en ze keek niet om en rustte niet, en na een poos waren de zeven jaren haast voorbij: ze verheugde zich toen en dacht, dat ze nu weldra verlost waren, maar het was er nog ver vanaf. Eens op een keer, onder het lopen, viel er geen veertje meer en ook geen enkel druppeltje bloed, en toen ze haar ogen opsloeg, was de duif verdwenen. En omdat ze dacht: "mensen kunnen toch niet helpen" steeg ze ineens op naar de zon, en zei: "U schijnt in alle kieren en op alle daken, hebt u geen witte duif gezien?" - "Nee," zei de zon, "die heb ik niet gezien; maar ik geef je hierbij een kistje, maak dat open in grote nood." Ze dankte de zon en trok verder, tot het avond werd en de maan scheen, en toen vroeg ze aan de maan: "U schijnt immers de hele nacht en over alle velden en bossen: hebt u geen witte duif zien vliegen." - "Nee," zei de maan, "die heb ik niet gezien, maar ik geef je hierbij een ei, breek dat in geval van nood." Toen bedankte ze de maan en ging verder tot de nachtwind kwam en haar blies, en toen zei ze tegen hem: "U waait immers over alle bomen, en onder alle bladeren, hebt u geen witte duif zien vliegen?" - "Nee," zei de nachtwind, "ik heb er geen gezien, maar ik zal het aan de drie andere winden vragen, misschien hebben die wat gezien." De oostenwind kwam en de westenwind, en die hadden niets gezien, maar de zuidenwind zei: "De witte duif heb ik gezien, hij vloog naar de Rode Zee, daar is hij weer leeuw geworden, want de zeven jaren zijn voorbij, en de leeuw is daar aan het vechten met een draak, maar de draak is een betoverde prinses." Nu zei de nachtwind tegen haar: "Ik zal je raad geven. Ga naar de Rode Zee. Daar staan takken aan de rechteroever, tel die en snij de elfde af en sla daar de draak mee, dan kan de leeuw haar overweldigen, en dan krijgen ze allebei hun menselijke gedaante terug. Daarna moetje omkijken; dan zie je de vogel Grijp, die aan de Rode Zee woont; spring, met je liefste, op zijn rug: de vogel zal jullie beiden over de zee naar huis brengen. En hier heb je een noot. Als je boven het midden van de zee bent, moet je de noot laten vallen; hij zal dadelijk uitbotten en dan komt er een grote noteboom uit het water groeien, en daar kan de vogel Grijp op rusten, want als hij niet rusten kan, dan is hij niet sterk genoeg, om jullie beiden er overheen te brengen, en als je vergeet, de noot naar beneden te gooien, dan laat hij jullie in zee vallen."
Toen ging ze weg, en ze vond alles zoals de nachtwind het gezegd had. Ze telde de takken aan zee en sneed de elfde af; daarmee sloeg ze de draak, en de leeuw kon haar overmeesteren; en opeens hadden ze allebei hun menselijke gedaante terug. Maar toen de prinses, die eerst een draak geweest was, van haar betovering was verlost, was zij het die de prins in de arm nam, zich op de vogel Grijp zetten en hem wegvoerde. Daar stond de arme zwerfster, ze was weer alleen en verlaten en ze ging ergens zitten om te schreien. Maar tenslotte sprak ze zichzelf moed in: "Ik zal zo ver gaan, als de wind waait, en zo lang als de haan kraait, tot ik hem terugvind." En ze ging weer verder, lange, lange, wegen, tot ze eindelijk weer bij het slot kwam waar de samen hadden geleefd; en daar hoorde zij dat er weldra een groot feest zou zijn, want ze wilden samen trouwen. Maar zij sprak: "God zal mij helpen," en ze opende het kistje, dat de zon haar gegeven had, en daar lag een gewaad in, glanzend als de zon zelf. Ze nam het eruit en trok het aan, en ging het slot binnen, en iedereen en ook de bruid keek haar met bewondering na, en dit gewaad vond de bruid zo mooi, dat ze dacht dat het wel voor haar als bruidskleed kon passen, en ze vroeg of het ook te koop was? "Niet voor geld of goed," was het antwoord: "maar voor vlees en bloed." De bruid vroeg toen wat ze daarmee bedoelde. En toen zei ze: "Laat me één nacht in de kamer slapen waar uw bruidegom slaapt." Dat wilde de bruid niet, en toch wilde ze dat gewaad graag hebben, en tenslotte stemde ze erin toe, maar de kamerdienaar moest de prins vooraf een slaapdrank toedienen. Toen het dus nacht was en de prins al sliep, werd ze naar de kamer gebracht. Ze ging zich op de rand van het bed zitten en zei: "Zeven jaren heb ik je gevolgd, ik ben geweest bij de zon, bij de maan en bij de vier winden; ik heb naar je gevraagd en ik heb je geholpen in het gevecht met de draak; wilde je me dan helemaal vergeten?" Maar de prins sliep zo vast, dat hij alleen maar dacht, dat de wind buiten ruiste in de dennebomen. Toen de ochtend weer aanbrak, werd zij weggeleid en ze moest het gouden gewaad afgeven. En omdat het niets geholpen had, werd ze bedroefd, en ging ze naar buiten, naar een weide, en daar ging ze zitten schreien. En toen ze zo zat, dacht ze aan het ei, dat de maan haar gegeven had: ze brak het, en daar kwam een kloek uit met twaalf kuikentjes, allemaal van goud, ze liepen rond en piepten en dan kropen ze weer onder de vleugels bij de kloek, zo, dat er niets mooiers op de wereld te zien was. Ze stond, dreef ze op de weide voor zich uit, net zolang tot de bruid uit 't venster keek; en die vond die kleine kuikentjes zo aardig, dat ze meteen naar beneden liep en vroeg of die niet te koop waren? "Niet voor geld of goed, maar voor vlees en bloed; laat mij nog eens een nacht slapen in de kamer waar uw bruidegom slaapt." De bruid zei: "ja" en wilde haar bedotten als de vorige maal. Maar toen de prins naar bed ging, vroeg hij aan de kamerdienaar, wat dat gemurmel en geruis de vorige nacht toch geweest was. En toen vertelde de kamerdienaar alles: dat hij hem een slaapdrank had moeten geven, omdat er een arm meisje heimelijk in zijn kamer had geslapen; en dat hij er hem vanavond weer één moest geven. De prins zei: "Gooi die drank naast het bed." 's Nachts werd zij weer binnengeleid, en toen ze begon te vertellen hoe treurig het met haar gegaan was, herkende hij haar stem dadelijk als die van zijn eigen lieve vrouw, en hij sprong op en riep: "Nu ben ik pas verlost. Het is als een droom geweest, want die vreemde prinses had mij betoverd, zodat ik je wel moest vergeten, maar God heeft die verdwazing op het goede moment van mij afgenomen." Toen gingen ze allebei 's nachts heimelijk het slot uit, want ze waren bang voor de vader van de prinses, want dat was een tovenaar, en ze zetten zich op de vogel Grijp – die droeg hen over de Rode Zee, en toen ze midden boven de zee waren, liet zij de noot vallen. Meteen groeide er een grote noteboom, daar rustte de vogel op, en dan bracht hij hen naar huis, en daar vonden zij hun kind, dat groot en flink was geworden, en ze leefden daarna gelukkig tot het eind van hun leven!