De raaf


大がらす


Er was eens een koningin en die had een dochtertje; ze was nog klein en moest op de arm worden gedragen. Eens was 't kind stout, en de moeder kon zeggen wat ze wilde, ze werd niet zoet. Toen werd de moeder ongeduldig, en omdat er juist raven om het slot vlogen, opende ze 't venster en zei: "Ik wou dat je een raaf was en wegvloog, dan had ik rust." Nauwelijks had ze dat gezegd of het arme kind was in een raaf veranderd en vloog van haar arm af 't raam uit. Maar ze vloog naar een donker bos en daar bleef ze lang, en de ouders hoorden niets van haar. Eens reisde een man door het bos, hij hoorde de raaf krassen en ging zoeken waar de stem vandaan kwam, en toen hij dichter bij kwam, zei de raaf: "Ik ben als koningsdochter geboren, en ik ben vervloekt, maar u kunt mij verlossen." - "Wat moet ik dan doen?" vroeg hij. En ze zei: "Ga dieper het bos in, dan zult u een huis vinden, daar zit een oude vrouw in. Ze zal u eten en drinken aanbieden, maar u mag niets nemen; als u iets eet of drinkt, valt u in een diepe slaap en dan is er geen verlossing mogelijk. Maar in de tuin achter het huis is een runton, daar moet u op gaan staan en op mij wachten. Drie dagen lang kom ik elke middag om twee uur met een rijtuig bij u, de wagen is eerst bespannen met vier witte hengsten, dan met vier rode en tenslotte met vier zwarte, maar als u niet wakker bent, maar slaapt, word ik toch niet verlost." De man beloofde alles te doen, wat ze verlangd had. Maar de raaf zei: "Och, ik weet het al, u zult me niet verlossen, u neemt toch iets van die oude vrouw." Nog eens beloofde de man toen, dat hij werkelijk niets aan zou raken, noch van 't eten, noch van 't drinken. Maar toen hij bij het huis was, kwam de oude vrouw op hem toe en zei: "Arme man, wat bent u afgemat, kom binnen en ik heb wat voor u, eet wat en drink." - "Neen," zei de man, "ik wil niet eten en niet drinken." Maar ze liet hem niet met rust en zei: "Maar als u dan niet eten wilt, neem dan een teug uit dit glas: eenmaal is geenmaal." Zo liet hij zich overreden en dronk toch. 's Middags tegen tweeën ging hij de tuin in op de runton en wilde op de raaf wachten. Maar terwijl hij daar stond, werd hij opeens zo moe, en hij kon er geen weerstand aan bieden en hij ging even liggen: inslapen wilde hij niet. Maar nauwelijks had hij zich uitgestrekt, of z'n ogen vielen vanzelf dicht, hij sliep in, en zo vast sliep hij, dat niets ter wereld hem had kunnen wekken. Om twee uur kwam de raaf met vier witte hengsten aan gereden, maar ze was al vol droefheid en zei: "Ik weet, dat hij toch slaapt." Ze kwam in de tuin en ja, hij lag te slapen op de runton. Ze kwam het rijtuig uit, schudde hem en riep hem, maar wakker werd hij niet. De volgende dag, 's middags, kwam de oude vrouw weer om hem eten en dringen te brengen, maar hij wilde niets hebben. Maar ze hield steeds aan en eindelijk nam hij weer een teug uit het glas. Tegen tweeën ging hij weer naar de tuin en wilde op de raaf wachten, maar opeens werd hij weer zo moe, dat zijn benen hem niet meer dragen konden; hij kon er niets aan doen, hij moest gaan liggen en viel weer in een diepe slaap. Toen de raaf kwam aangereden met vier rode hengsten, was ze al in rouwgewaad en riep: "Ik weet dat hij slaapt." Ze ging nog naar hem toe, maar hij sliep vast. De volgende dag zei de oude vrouw wat er toch was? Hij at niet en hij dronk niet: wou hij sterven? Hij antwoordde: "Ik wil en ik mag niet eten en niet drinken." Maar zij zette de schotel eten en het glas wijn voor hem neer, en toen de reuk daarvan bij hem kwam, kon hij 't niet weerstaan en nam een flinke teug. Het werd weer tijd en hij ging de tuin in en wachtte op de prinses, maar hij werd nog vermoeiender dan de vorige dag en hij ging liggen en sliep als een blok. Om twee uur kwam de raaf met vier zwarte hengsten, en de koets en alles was zwart. Maar zij was in rouwgewaad en sprak: "Ik weet, dat hij slaapt en mij niet kan verlossen." Ze kwam bij hem, maar hij lag vast te slapen, ze schudde hem, ze riep hem, maar wakker krijgen kon ze hem niet. Toen legde ze brood naast hem neer en een stuk vlees en tenslotte een fles wijn, en hij kon van alles nemen zoveel als hij wou, het werd toch niet minder. Dan nam ze een gouden ring van haar vinger en stak die aan de zijne, en haar naam stond erin. Tenslotte legde ze een brief neer en daar stond in wat ze hem gegeven had, en dat het nooit op zou raken, en ook stond er: "Ik zie wel in dat je me hier niet kunt verlossen, maar als je het nog zou willen, kom dan naar het gouden slot van Stroomberg; want je hebt het in je macht, daar ben ik zeker van." En toen ze hem dat alles gegeven had, ging ze weer in haar rijtuig zitten en reed naar het gouden slot van Stroomberg. De man werd wakker en begreep, dat hij geslapen had, en hij werd bedroefd en zei: "Ze is hier zeker langs gegaan, en ik heb haar niet verlost!" Toen kreeg hij de dingen in het oog, die naast hem lagen, en hij las de brief, waarin geschreven stond hoe alles in zijn werk was gegaan. Hij maakte zich nu op om weg te gaan, hij wilde naar het Gouden Slot van Stroomberg, maar waar dat lag, wist hij niet. Lang zwierf hij in de wereld rond, toen kwam hij in een donker bos en liep daar veertien dagen in te zoeken, maar de uitweg kon hij niet vinden. En weer werd het avond, en toen werd hij zo moe, dat hij in een bosje ging liggen en insliep. De volgende dag trok hij weer verder, maar toen hij 's avonds weer in een bosje wou gaan liggen, hoorde hij iets, het was net huilen en jammeren en hij kon er niet van slapen. En toen de tijd kwam, dat de mensen 's avonds licht aansteken, zag hij er één in de verte schijnen, hij stond op en liep op het schijnsel af, en nu kwam hij voor een huis dat heel klein leek, want er stond een grote reus voor. Nu overwoog hij bij zichzelf: "Als je daar binnengaat en de reus ziet het, dan kan 't met je gedaan zijn." Eindelijk had hij toch moed gevat en kwam dichterbij. De reus zag hem en sprak: "Goed dat je komt, ik heb lang niets te eten gehad; je bent goed voor bij de avondboterham." - "U zou dat ook kunnen laten," sprak de man, "ik houd er niet van, te worden opgegeten, als je eten wilt heb ik genoeg bij me." - "Als dat zo is," zei de reus, "dan hoefje je niet bang te maken; ik wou jou alleen maar nemen, omdat ik niets anders heb." Ze gingen samen aan tafel zitten, en de man haalde het brood, de wijn en het vlees dat nooit opraakte. "Dat lijkt me wel," zei de reus en hij at naar hartelust. En nu vroeg de man hem: "Kun je me soms zeggen, waar het Gouden Slot van Stroomberg is?" De reus zei: "Ik zal eens op mijn landkaart kijken. Daar staan alle steden en alle dorpen en alle huizen op." Hij haalde de kaart die in de kamer was, en hij zocht het slot, maar het stond er niet op. "Dat doet er niet toe," zei hij, "boven, in de kast heb ik nog grotere landkaarten: daar zullen we eens op kijken," maar ze zochten vergeefs. De man wilde nu verder gaan, maar de reus vroeg hem, nog een paar dagen te wachten, want dan kwam zijn broer en die was op proviand uit geweest. De broer kwam thuis en nu vroegen ze hem naar het Gouden Slot van Stroomberg, en hij zei: "Als ik gegeten heb en ik heb genoeg, dan zal ik eens op de kaart gaan kijken." En hij liep mee de trap op naar zijn kamer, en ze zochten op de kaart, maar vinden konden ze het niet; en toen haalde hij nog andere, oude kaarten, en ze hielden niet op met zoeken tot ze 't eindelijk vonden, dat Gouden Slot van Stroomberg – maar 't was heel veel duizenden mijlen ver daarvandaan. "Hoe moet ik daar komen?" vroeg de man. De reus zei: "Ik heb twee uur de tijd, ik zal je dragen tot dicht in de buurt, maar dan moet ik weer naar huis, want we hebben een kind en dat moet dan te eten hebben." Nu droeg de reus de man tot hij zowat honderd uur van het slot verwijderd was, en zei: "Verder kun je 't wel alleen." Hij keerde terug, maar de man liep dag en nacht, tot, eindelijk, hij aankwam bij het Gouden Slot van Stroomberg. Het slot stond op een glazen berg, en de betoverde jonkvrouw reed in een wagen rond het slot en ging dan naar binnen. Hij was heel verheugd haar te zien en hij wilde naar haar toe gaan, maar hoe hij het ook probeerde, hij gleed aldoor weer naar beneden. Hij zag nu in dat hij haar niet kon bereiken, en hij was heel bedroefd en zei in zichzelf: "Dan zal ik maar hier beneden op haar blijven wachten." Dus ging hij een hutje bouwen voor zichzelf, zat daar een heel jaar in, en zag de prinses elke dag boven rondrijden, maar bereiken kon hij haar niet.
Van zijn hut uit zag hij eens hoe drie rovers aan het vechten waren en hij riep hun toe: "God zal u helpen!" Ze hielden bij die roep op, maar toen ze niemand zagen, begonnen ze weer te vechten, en dat was niet mis. Toen riep hij weer: "God zal u helpen!" en weer hielden ze even op, en ze keken om, maar toen ze niemand zagen, gingen ze voort met hun vechtpartij. Toen riep hij voor de derde keer: "God zal u helpen!.".. en hij dacht: "je moest eens gaan kijken wat die drie eigenlijk in 't schild voeren," en hij ging ernaar toe en vroeg, waarom ze zo vochten. Toen vertelde de één: hij had een stok gevonden, en als hij daarmee op een deur sloeg, dan sprong die deur open; de tweede vertelde, dat hij een mantel gevonden had, en als hij die aantrok, was hij onzichtbaar; en de derde zei, dat hij een paard gevangen had, en daarop kon je overal heen rijden, tot op de glazen berg. En nu wisten ze niet, of ze die drie dingen samen als gemeenschappelijk eigendom zouden houden, of dat ze elk met één stuk uit elkaar zouden gaan. Toen zei de man: "Die drie dingen neem ik graag van jullie over; wel heb ik geen geld, maar ik heb wat anders dat heel wat meer waard is, maar eerst moet ik die drie dingen op de proef stellen: om te zien of jullie de waarheid hebben gezegd." Nu zetten ze hem op het paard, hingen hem de mantel om en gaven hem de stok in de hand, en toen hij dat alles bij elkaar had, konden ze hem niet meer zien. En hij gaf hun flinke klappen en zei: "Nou? jullie weerwolven! Daar heb je watje verdiende loon is: ben je nu tevreden?" En meteen reed hij de glazen berg op, en toen hij boven bij het kasteel kwam, was het gesloten: toen sloeg hij met zijn stok op de poort: open sprong de deur. Hij trad binnen, ging de trap op tot boven in de zaal, en daar zat het prinsesje met een gouden beker wijn voor zich. Maar zij kon hem niet zien, omdat hij de mantel nog aanhad. En terwijl hij voor haar ging staan, trok hij de ring, die ze hem gegeven had van zijn vinger en wierp die in de gouden beker, zodat het rinkelde. Ze riep uit: "Daar is mijn ring, dan moet de man die mij verlossen zal, er ook zijn!" Ze zochten het hele kasteel door en ze vonden hem niet, maar hij was naar buiten gegaan, was weer op het paard gestegen en had de mantel afgeworpen. Toen ze dus bij de poort kwamen, werden ze hem gewaar en ze juichten van vreugde. En nu steeg hij af en nam het prinsesje in zijn armen, en zij kuste hem en zei: "Nu heb je me verlost, en morgen zal de bruiloft zijn!"
昔、一人のお后さまがいました。お后には小さい娘がいましたが、まだ幼くて歩けませんでした。ある日、子供がむずかって、母親がどんなにあやしても、どうしてもおとなしくなりませんでした。それでお后は我慢できなくなって、宮殿のあたりをオオガラスが飛んでいたので、窓を開けて「お前がカラスになって飛んで行ったらいいと思うわ。そうしたらいくらか休めるわ。」と言いました。その言葉を話すとすぐ、子供はカラスに変えられてお后の腕から窓の外へ飛んで行きました。カラスは暗い森へ飛んでいき、しばらくそこにいました。そして両親は子供の噂を何も聞きませんでした。
それからある日、一人の男がこの森を通りがかって、オオガラスが鳴くのを聞き、声をたどり近づくと、鳥は「私は生まれが王様の娘で、魔法にかけられました。でもあなたは私を救うことができます。」と言いました。「何をすればいいんだ?」と男は尋ねました。オオガラスは「森をずっと行くと、一軒の家があり、そこにおばあさんが住んでいます。おばあさんはあなたに肉と飲み物を出しますが、何も受け取ってはいけません。というのは、あなたがなにか飲んだり食べたりすれば、眠ってしまい、私を救うことができなくなるのです。家の裏の庭に、タン皮が大きな山になっています。この上に立って私をまっていてください。3日間、私は馬車で毎日午後2時に来ます。最初の日は、4頭の白馬が馬車につけられ、次の日は4頭の栗毛の馬、最後の日は4頭の黒馬です。しかしもしあなたが目が覚めていなくて眠っていれば私は救われません。」と言いました。男はオオガラスが望むことを何でもすると約束しましたが、オオガラスは「ああ、あなたは私を救わないだろうともう知ってるわ。あなたはその女から何か受け取ってしまうのよ。」と言いました。それで男はもう一度、飲み物や食べ物に絶対触れないと約束しました。
しかし、男が家に入るとおばあさんが来て、「可哀そうに、ずいぶんつかれているんだね。さあさ、元気を出して。食べて飲んでごらんよ。」と言いました。「結構です。食べませんし飲みませんから。」と男は言いました。ところが、おばあさんはしきりにすすめて「食べないのなら、グラスから一口飲みなさい。一口は何でもないよ。」と言うので、男は説き伏せられて飲みました。午後2時少し前にオオガラスを待つために庭のタン皮の山に行きました。そこに立っていると急にどっと疲れてきて、抵抗できなくなり、短い間横になりましたが、男は眠らないよう決心していました。ところが、横になった途端、目がひとりでに閉じて、眠り込み、とてもぐっすり眠ってどんなことがあってもおこすことができないくらいになりました。
2時にオオガラスは4頭の白い馬の馬車に乗って来ましたが、もう深く悲しみながら、「あの人が眠っているのはわかっています。」と言いました。そして庭に入ると、男はタン皮の山で本当に眠っていました。オオガラスは馬車から降り、男のところに行き、揺り動かし、呼びましたが、男は目覚めませんでした。次の日の昼ごろ、おばあさんはまたやってきて、食べ物と飲み物を持ってきましたが男はどれもどうしてもとりませんでした。しかし、おばあさんはしきりにすすめて説得したので、とうとう男はグラスから一口飲みました。2時ごろ、男はオオガラスを待つため、庭のタン皮の山に行きましたが、突然大きな疲れを覚えたので、手足がもう男を支えていられなくなり、しかたなく横にならなくてはなりませんでした。そして深く眠り込んでしまいました。
栗毛の馬の4頭立て馬車で来たとき、オオガラスはもう悲しさでいっぱいで、「あの人が眠っているのは知ってるわ。」と言いました。オオガラスは男のところへ行きましたが、そこで眠っていて、起こすことができませんでした。次の日、おばあさんは、「これはどうしたことだ」と尋ね、「何も食べないし、何も飲まないじゃないか。死ぬつもりなのかい?」と言いました。男は「食べたり、飲んだりしてはいけないんだ。そうしないよ。」と答えました。しかし、おばあさんは男の前に食べ物の皿と、ワインのグラスをおきました。男はそのにおいをかぐと我慢できなくなって、ぐいっと一飲みしました。時間が来ると男は庭のタン皮の山に行って王様の娘を待ちましたが、前の日よりももっと疲れて横になり石になったようにぐっすり眠ってしまいました。2時にオオガラスは黒馬の4頭立て馬車で御者も他の物も全部黒でやってきました。オオガラスはもうこの上なく悲しんでいました。そして「あの人が眠っていて私を救えないのは知ってるわ。」と言いました。
オオガラスが男のところに来たとき、男はぐっすり眠っていました。オオガラスは男をゆすって呼びましたが、目をさまさせることができませんでした。それで、オオガラスは男のそばにパン1個をおき、そのあと肉一切れを、3つめにひと瓶のワインを置きました。それは男が好きなだけ飲み食いしても決して減らないものでした。このあと、オオガラスは自分の指から金の指輪をはずし、男にはめました。指輪には自分の名前が彫られていました。最後に、自分が男に何をあげたか、その品は決して減らないこと、を書いた手紙を置きました。また手紙には、「ここではあなたは私を救うことができないとよくわかりました。でもあなたがまだ救ってくれる気があるなら、ストロンバーグの金のお城にきてください。それをあなたは自分でできます。それは確かです。」ということも書いてありました。男にこれらの物を与えてオオガラスは馬車に乗り、ストロンバーグの金のお城に行きました。
目覚めて眠ったのがわかると、心から悲しくて、「オオガラスはきっと来たにちがいない。私は救わなかったのだ。」と男は言いました。それから自分のそばにおいてある品に気付き、ことの次第を書いてある手紙を読みました。それで男は起きあがり、ストロンバーグの金のお城にいくつもりででかけましたが、それがどこにあるのかわかりませんでした。長い間世界を歩き回った後、暗い森に入り、14日間歩きましたが森を出る道が見つけられませんでした。また夜がやってきて、男はとても疲れたので茂みに横になり眠りました。次の日また進んで行き、夜にまた茂みの下に寝ようとしたとき、吠えたり鳴いたりする声が聞こえてきて寝入ることができませんでした。人々がろうそくをともすときに、ひとつの灯がちらちらするのが見えて起きあがり、そちらの方へ行きました。 すると一軒の家に着きましたが、その家はとても小さくみえました。というのは家に前に大きな巨人が立っていたからです。「もし入って行けば巨人が私を見て、命を落としそうだ。」と心でおもいましたが、とうとう思い切って入っていきました。巨人は男を見ると、「お前が来てくれてよかったよ。長い間食ってないんだ。早速夕食にお前を食おう。」と言いました。男は「食べないでくれよ。私は食われたくない。だけどなにか食べたいなら、私はあんたを満足させるくらいたくさん持ってるよ。」と言いました。「それが本当なら、安心していいよ。他に何もないからお前を食おうとしただけだよ。」と巨人は言いました。 それから二人は食卓に行って座り、男は決してなくならないパンとワインと肉をとりだしました。「これはうまい。」と巨人は言って、満足するまで食べました。それから男は「ストロンバーグの金の城がどこにあるかわかるかい?」と巨人に言いました。巨人は「地図を見てみるよ。町や村や家が全部それでみつかるんだ」と言いました。
巨人は部屋にあった地図を持ち出して城をさがしましたが、そこに城は見つかりませんでした。「大丈夫だ」と巨人は言いました。「二階の戸棚にもっと大きい地図がある。それを見てみよう。」しかし、そこにも載っていませんでした。男はもうまた出発しようとしましたが、巨人は食べ物をとりに出かけた兄が帰ってくるまであと二、三日待つようにと頼みました。兄が帰ってくると、二人はストロンバーグの金の城について尋ねました。兄は「食事をして腹ごしらえをしてから、地図を見るよ。」と答えました。
それから男は二人と一緒に兄の部屋に上がって、兄の地図で探しましたが見つけられませんでした。すると兄はもっと古い地図をたくさん持ち出して、三人で休まないで探し、とうとうストロンバーグの金のお城を見つけました。しかしそのお城は何千マイルも離れたところにありました。「どうやってそこへ行くことができるだろう?」と男は尋ねました。巨人は、「二時間あるから、その間に近くまで連れていってあげるよ。そのあとはうちの子供に乳を飲ませるため家にいなくちゃだめだがな。」と言いました。 それで巨人は男を城から歩いて100時間くらいのところに連れて行き、「あとは一人で歩いて行けるよ。」と言って戻りましたが、男は日夜進んで、とうとうストロンバーグの金の城に着きました。 金の城はガラスの山の上にあり、魔法にかけられた乙女は馬車で城をまわり、それから中に入っていきました。男は乙女を見ると喜び、乙女のところまで登って行こうとしましたが、登り始めるといつもまたガラスを滑り落ちてしまいました。乙女にたどりつけないとわかり、男はとてもやきもきして、「下のここにいて、乙女を待とう」と心の中で思いました。それで男は小屋を建て、そこに一年まるまるいました。そして毎日王様の娘が上で馬車で走っているのが見えましたが、娘に連絡をつけることはできませんでした。
すると、ある日、男は小屋からお互いをなぐりあっている三人の強盗を見て、「神のご加護があらんことを!」と叫びました。強盗たちはその叫び声を聞いて殴り合いをやめましたが、誰も見えないのでまたお互いを殴り始めました。しかもかなりすさまじくなりました。それで男はまた、「神のご加護があらんことを!」と叫びました。また三人はやめ、周りを見回しましたが誰も見えないのでまたお互いを殴り始めました。それで男は三回目に、「神のご加護があらんことを!」と叫び、(この三人がなんのことで喧嘩しているのか確かめないと。)と思い、そちらへ行って、「どうしてそんなに激しく殴り合っているんだい?」と尋ねました。一人は、「おれは杖を見つけたんだが、それで戸をたたくと戸はパッと開くんだ。」と言いました。二人目は、「おれはマントを見つけたんだが、そのマントを着ると、姿が見えなくなるんだ」と言いましたが、三人目は、「おれは人がどこにでも乗って行ける馬を見つけたんだ。ガラスの山でも行けるんだ。」と言いました。それでこれらのものをみんなで使うか、別々にするのかわからない、というのでした。
それで男は、「この3つのものと交換にいいものをあげよう。実をいうと金は持っていないんだが、もっと値打ちがある他の物をもっているんだ。だけど、あんたたちが本当のことを言ってるか試してみなくてはならないな。」と言いました。すると強盗たちは男を馬に乗せ、体にマントをかけ、手に杖を握らせました。男がこれらのものを全部もつと三人はもう男を見ることはできませんでした。それで男は強盗たちを強く殴りつけて「さあどうだ、ごろつきめ、お前たちにふさわしいものをやったぞ。満足したか?」と叫びました。そして男はガラスの山に馬に乗って登りました。しかし山のてっぺんの城の前に来ると城は閉まっていました。
それで男が杖でたたくと門がすぐにパッと開きました。男が中に入り階段を登ると、広間につき、そこでは乙女が自分の前にワインの入った金のさかずきを置いて座っていました。ところが乙女はマントをはおっていたので男がみえませんでした。男は乙女に近づいて、乙女がくれた指輪を自分の指から外し、さかずきの中へ投げ入れました。それでさかずきは鳴りました。すると、乙女は「これは私の指輪だわ。じゃあ私を救うはずの人がここにいるにちがいないわ。」と叫びました。
みんなは城中を探しましたが、男は見つかりませんでした。しかし男はもう城を出てしまって馬にまたがりマントを脱いでいました。人々が門に出てみると、男が見え、喜んで大声で叫びました。それから男は馬を降り、王様の娘をだきしめました。しかし娘は男にキスをして、「今度はあなたは私の魔法をといてくれました、明日は私たちの結婚式を祝いましょう。」と言いました。