De geest in de fles


The spirit in the glass bottle


Er was eens een arme houthakker, en die werkte hard van de vroege morgen tot in de nacht. Eindelijk had hij wat geld bijeengespaard en hij zei tegen zijn zoon: "Jij bent mijn enig kind, ik zal het geld, dat ik met hard werken verdiend heb, gebruiken om jou te laten leren; leer je wat goeds, dan kun je mij in mijn ouderdom onderhouden, als ik stijf ben geworden en thuis moet blijven." En toen ging de jongen naar een hogere school en leerde vlijtig zodat zijn leraren hem prezen, en hij bleef er een tijdlang. Maar toen hij een paar scholen doorgeleerd had, maar toch nog niet in alles volleerd was, was het beetje geld dat vader had overgespaard op, en hij moest weer naar zijn vader gaan. "Ach," zei de vader bedrukt, "meer heb ik niet en in deze moeilijke tijden kan ik zelf ook niets meer verdienen dan het dagelijks brood." - "Vaderlief," antwoordde de zoon, "maak u daar geen zorgen over, als het Gods wil is, zal het wel voor mijn bestwil veranderen; ik zal me er wel in schikken." Toen de vader naar het bos wilde om iets te verdienen met snoeien en opbinden, zei de zoon: "Ik ga mee om u te helpen." - "Ja maar, jongen," zei de vader, "dat zal je niet zo gemakkelijk afgaan, je bent dat zware werk niet gewend, dat houd je niet vol; ik heb ook maar één bijl en ook geen geld om er nog een bij te kopen." - "Gaat u dan naar onze buurman, die zal u zijn bijl wel willen lenen, zolang tot ik voor mezelf een nieuwe heb verdiend."
Once upon a time there was a poor woodcutter who worked from morning until late at night. When he had finally saved up some money he said to his boy, "You are my only child. I want to spend the money that I have earned by the sweat of my brow on your education. Learn an honest trade so you can support me in my old age when my limbs have grown stiff and I have to sit at home." Then the boy went to a university and studied diligently. His teachers praised him, and he remained there for some time. After he had worked through a few classes, but was still not perfect in everything, the little pittance that the father had saved was all spent, and the boy had to return home to him. "Oh," said the father sadly, "I cannot give you anything more, and in these hard times I cannot earn a heller more than what we need for our daily bread." - "Father, dear," answered the son, "don't worry about it. If it is God's will everything will turn out well for me. I will do all right." When the father said he was going into the woods and earn some money by cutting cordwood, the son said, "I will go with you and help you." - "No, my son," said the father, "you will find it too difficult. You are not used to hard work, and will not be able to do it. Furthermore, I have only one ax and no money left to buy another one with." - "Just go to the neighbor," answered the son. "He will lend you his ax until I have earned enough to buy one for myself."

Toen leende de vader bij zijn buurman een bijl, en de volgende morgen, bij 't krieken van de dag, gingen ze samen het bos in. De zoon hielp zijn vader en was er heel opgewekt en fleurig onder. Toen de zon vlak boven hen was, zei de vader: "We zullen rusten en schaften, daarna gaat het nog eens zo goed." De zoon nam zijn brood in de hand en zei: "Gaat u wat rusten, vader, ik ben niet moe, en ik ga een beetje 't bos in, vogelnestjes zoeken." - "Dwaas," zei de vader, "wat wil je nu heen en weer gaan lopen, straks ben je te moe en kun je geen bijl meer zwaaien; blijf nu hier bij me zitten."
So the father borrowed an ax from the neighbor, and the next morning at daybreak they went out into the woods together. The son helped his father and was quite cheerful and full of energy. When the sun was directly above them, the father said, "Let us rest now and eat our noon meal. Then all will go twice as well." The son picked up his bread and said, "Just you rest, father. I am not tired. I will walk about a little in the woods and look for birds' nests." - "Oh, you fool," said the father, "why do you want to run about? Afterwards you will be tired and no longer able to lift an arm. Stay here, and sit down beside me."

Maar de jongen ging het bos in, at zijn brood op, werd zeer opgewekt en keek eens door de groene takken, of hij soms een nest zag. Zo liep hij op en neer, tot hij eindelijk een grote vervaarlijke eik zag die zeker al een paar eeuwen oud was en die geen vijf mensen omvatten konden. Hij bleef staan, keek hem aan en dacht: "Het moet toch zeker wel een boom zijn, waar veel nesten in zullen zitten." En opeens leek het hem of hij een stem hoorde. Hij luisterde en hoorde op een heel diepe toon roepen: "Laat me eruit, laat me eruit!" Hij keek om zich heen, maar kon niets ontdekken, en toch leek het of de stem van de grond kwam. Toen riep hij: "Wie is daar?" De stem antwoordde: "Ik zit onder de wortels van de eik; laat me eruit, laat me eruit!" Nu begon de leerling onder de boom de bladeren weg te ruimen en de wortels af te zoeken, tot hij eindelijk in een kleine holte een glazen fles ontdekte. Hij tilde hem op, hield hem tegen het licht, toen zag hij iets, dat op een kikker leek, erin op en neer springen. "Laat me eruit, laat me eruit!" klonk het weer, en de jongen die geen kwaad vermoedde, nam de stop eraf. Meteen steeg er een geest uit op en die werd groter en groter en groeide zo snel, dat hij in enkele ogenblikken als een ontzettende kerel, zo groot als de halve boom, voor hem stond. "Weet je," riep hij met een vervaarlijke stem, "wat je loon is, omdat je me eruit hebt gelaten?" - "Nee," zei de leerling zonder enige angst, "hoe zou ik dat weten?" - "Ik zal het je zeggen!" riep de geest, "ik zal je nek breken!" - "Dat had je eerder moeten zeggen," antwoordde de leerling, "dan had ik je kalm laten zitten; maar mijn hoofd zit nogal vast, daar zal je meer mannen voor nodig hebben." - "Meer mannen, meer mannen," riep de geest,,je verdiende loon zul je hebben. Denk je dat ik uit genade daar zolang in heb gezeten? Het was voor straf; ik ben de machtige Mercurius, en wie mij loslaat, moet ik de nek breken!" - "Rustig aan," zei de leerling, "zo gauw gaat dat niet, eerst moet ik weten of je dezelfde bent die in dat kleine flesje gezeten heeft en dat je het werkelijk bent. Kan je er ook weer in, dan zal ik het geloven, en dan kan je met me doen, wat je wilt." De geest zei opgeblazen: "Dat is een kleinigheid," en hij kroop in elkaar en maakte zich zo klein, als hij eerst was geweest, zodat hij door die zelfde opening en door de hals van de fles weer naar binnen kroop. Nauwelijks was hij erin of de jongen drukte er de stop weer op en wierp de fles onder de wortels van de eik op de oude plaats, en zo was de geest gefopt.
But the son went into the woods, ate his bread, was very cheerful, and looked into the green branches to see if he could find a bird's nest. He walked to and fro until at last he came to an enormous oak that was certainly many hundred years old, and that five men would not have been able to span. He stood there looking at it, and thought, "Many a bird must have built its nest in that tree." Then suddenly he thought that he heard a voice. Listening, he became aware of someone calling out with a muffled voice, "Let me out. Let me out." He looked around but could not see anything. Then he thought that the voice was coming out of the ground, so he shouted, "Where are you?" The voice answered, "I am stuck down here among the oak roots. Let me out. Let me out." The student began to scrape about beneath the tree, searching among the roots, until at last he found a glass bottle in a little opening. Lifting it up, he held it against the light, and then saw something shaped like a frog jumping up and down inside. "Let me out. Let me out," it cried again, and the student, thinking no evil, pulled the cork from the bottle. Immediately a spirit ascended from it and began to grow. It grew so fast that within a few moments a horrible fellow, half as big as the tree, was standing there before the student. "Do you know," he cried in an terrifying voice, "what your reward is for having let me out?" - "No," replied the student fearlessly. "How should I know that?" - "Then I will tell you," shouted the spirit. "I must break your neck for it." - "You should have said so sooner," answered the student, "for then I would have left you shut up inside. However, my head is going to stay where it is until more people have been consulted." - "More people here, more people there," shouted the spirit. "You shall have the reward you have earned. Do you think that I was shut up there for such a long time as a favor? No, it was a punishment. I am the mighty Mercurius. I must break the neck of whomsoever releases me." - "Calm down," answered the student. "Not so fast. First I must know that you really were shut up in that little bottle, and that you are the right spirit. If you can indeed get inside again, then I will believe it, and you may do with me whatsoever you want." The spirit said arrogantly, "that is an easy trick," pulling himself in and making himself as thin and short as he had been before. He then crept back into the opening and through the neck of the bottle. He was scarcely inside when the student pushed the cork back into the bottle, and threw it back where it had been among the oak roots. And thus the spirit was deceived.

Nu wilde de leerling naar zijn vader teruggaan, maar de geest riep heel klagelijk: "Laat me er toch uit, ach, laat me er toch uit!" - "Neen," zei de jongen, "geen tweede keer, wie me eens naar 't leven gestaan heeft, die laat ik niet los, als ik hem weer in mijn macht heb." - "Als je mij vrij laat," zei de geest, "dan wil ik je zoveel geven, dat je je leven lang genoeg hebt." - "Nee," zei de leerling, "je zou me maar foppen net als de eerste maal." - "Je spot met je geluk," zei de geest, "ik zal je heus niets doen, integendeel, ik zal je rijkelijk belonen." De leerling dacht: "Ik zal 't erop wagen, misschien houdt hij woord, en kwaad zal hij mij toch niet doen!" Toen nam hij de stop van de fles, en de geest rees eruit omhoog als de eerste keer, strekte zich uit naar alle kanten en werd groot, zo groot als een reus. "En hier heb je je loon," zei hij en reikte de leerling een lapje, zo groot als een pleister en zei: "Als je met 't ene eind een wond bestrijkt, dan geneest die dadelijk, en als je met 't andere einde staal en ijzer bestrijkt, dan verandert dat in zilver." - "Dat moet ik eerst eens proberen," zei de jongen, en ging naar een boom, spleet de stam met zijn bijl en streek er met 't eind pleister overheen: meteen sloot de spleet zich en de stam was weer dicht. "Nu, dat is tenminste waar," zei hij tegen de geest, "nu kunnen we uiteen gaan." De geest dankte hem voor zijn bevrijding, de jongen bedankte de geest voor de goede gave, en hij ging naar zijn vader.
The student was about to return to his father, but the spirit cried out pitifully, "Oh, do let me out. Oh, do let me out." - "No," answered the student, "not a second time. I will not release a person who once tried to kill me, now that I have captured him again." - "If you will set me free," cried the spirit, "I will give you so much that you will have enough for all the days of your life." - "No," answered the student, "you would cheat me like you tried to the first time." - "You are giving away your own good fortune," said the spirit. "I will not harm you, but instead will reward you richly." The student thought, "I will venture it. Perhaps he will keep his word, and in any event he will not get the better of me." So he pulled out the cork, and the spirit rose up from the bottle as before, and extended himself, becoming as large as a giant. "Now you shall have your reward," he said, handing the student a little rag that looked just like a small bandage. He said, "If you rub a wound with the one end, it will heal, and if you rub steel or iron with the other end, it will turn into silver." - "I have to try that," said the student. He went to a tree, scratched the bark with his ax, then rubbed it with the one end of the bandage. It immediately closed together and was healed. "Now it is all right," he said to the spirit, "and we can part." The spirit thanked him for having freed him, and the student thanked the spirit for the present, and returned to his father.

"Waar ben je nu al die tijd geweest?" zei de vader, "had je vergeten dat er werk is? Ik had het dadelijk al gezegd datje niets zou kunnen." - "Stel u gerust vader, ik zal 't inhalen." - "Ja, inhalen," zei de vader boos, "dat zal wel!" - "Let maar eens op, vader, die boom zal ik meteen omhakken, dat 't een gekraak zal geven!" Hij nam z'n pleister, bestreek er de bijl mee en hakte heel hard: maar daar het ijzer in zilver veranderd was, was de snede verbogen. "Kijk eens vader, wat een slechte bijl u me gegeven hebt; die is helemaal verbogen." De vader schrok: "Wat heb je nu gedaan!" zei hij. "Nu moet ik de bijl betalen en ik weet niet hoe: dat is nu het nut dat ik van je heb!" - "Word nu maar niet boos," zei de jongen, "die bijl zal ik wel betalen." - "O jij domkop," zei de vader, "hoe wou je die betalen? Je hebt niets dan wat ik je geef: je hebt studentenstreken in je kop, maar houthakken, dat kan je niet!"
"Where have you been running about?" said the father. "Why have you forgotten your work? I said that you wouldn't get anything done." - "Don't be concerned, father. I will make it up." - "Make it up indeed," said the father angrily. "Don't bother." - "Just watch, father. I will soon cut down that tree there and make it crash." Then he took his bandage, rubbed the ax with it, and struck a mighty blow, but because the iron had turned into silver, the cutting edge bent back on itself. "Hey, father, just look what a bad ax you've given me. It is all bent out of shape." The father was shocked and said, "Oh, what have you done! Now I'll have to pay for the ax, and I don't know what with. That is all the good I have from your work." - "Don't get angry," said the son, "I will pay for the ax." - "Oh, you blockhead," cried the father, "How will you pay for it? You have nothing but what I give you. You have students' tricks stuck in your head, but you don't know anything about chopping wood."

Na een poosje zei de leerling: "Vader, nu kan ik toch niets meer doen, laten we er liever een vrije avond van maken." - "Och kom," zei hij, "dacht je dat ik m'n handen in mijn schoot zou leggen als jij? Ik moet werken, maar ga jij gerust naar huis." - "Vader ik ben hier voor 't eerst in het bos, ik weet de weg niet naar huis, ga toch met me mee." Omdat zijn boosheid gaandeweg zakte, liet de vader zich bepraten en ging met hem mee naar huis. Toen zei hij tegen de zoon: "Ga die bedorven bijl nu verkopen en let goed op, watje er voor krijgt. Het overige moet ik erbij verdienen om het buurman terug te betalen." De zoon nam de bijl en bracht hem naar de stad naar een goudsmid, die toetste hem, legde hem op de weegschaal en zei: "Die is vierhonderd daalders waard, en dat kan ik op 't ogenblik niet in baar geld betalen." De leerling zei: "Geef dan maar wat u op 't ogenblik hebt, de rest houd ik tegoed." De goudsmid gaf hem driehonderd daalders en bleef hem nog honderd daalders schuldig. Daarop ging de jongen weer naar huis en zei: "Vader, ik heb geld, gaat u nu aan buurman vragen, wat hij voor de bijl moet hebben." - "Dat weet ik al," zei de vader, "een daalder en zes stuivers." - "Geeft u hem dan twee daalder en twaalf stuivers, dat is het dubbele en 't is genoeg, kijkt u maar, ik heb geld in overvloed," en hij gaf zijn vader honderd daalders en zei nog: "U zult geen armoe meer hebben, leef verder naar uw genoegen." - "Mijn God," zei de oude, "hoe ben je tot zo'n rijkdom gekomen?" Toen vertelde hij hem wat er allemaal gebeurd was, en hoe hij, in 't vertrouwen op zijn geluk, zo'n rijke vangst had gedaan. Met de rest van 't geld ging hij weer naar de hoge school en leerde verder, en nu hij met zijn pleister alle wonden kon genezen, werd hij de beroemdste dokter van de hele wereld.
After a little while the student said, "Father, I can't work any longer after all. Let's quit for the day." - "Now then," he answered, "do you think I can stand around with my hands in my pockets like you? I have to go on working, but you may head for home." - "Father, I am here in these woods for the first time. I don't know my way alone. Please go with me." His anger had now subsided, so the father at last let himself be talked into going home with him. There he said to the son, "Go and sell the damaged ax and see what you can get for it. I will have to earn the difference, in order to pay the neighbor." The son picked up the ax and took it into town to a goldsmith, who tested it, weighed it, and then said, "It is worth four hundred talers. I do not have that much cash with me." The student said, "Give me what you have. I will lend you the rest." The goldsmith gave him three hundred talers and owed him one hundred. Then the student went home and said, "Father, I have some money. Go and ask the neighbor what he wants for the ax." - "I already know," answered the old man. "One taler, six groschens." - "Then give him two talers, twelve groschens. That is double its worth and is plenty. See, I have more than enough money." Then he gave the father a hundred talers, saying, "You shall never need anything. Live just like you want to." - "My goodness," said the old man. "Where did you get all that money?" Then the son told him everything that had happened, and how by trusting in his luck he had made such a catch. With the money that was left he went back to the university and continued his studies, and because he could heal all wounds with his bandage he became the most famous doctor in the whole world.