魔鬼的邋遢兄弟


De roetzwarte broer van de duivel


一个退伍士兵失去了生活来源,不知道怎么活下去,他走到了森林中。 他走了一会儿,碰见了一个小矮人,谁知这矮人就是魔鬼。 小矮人对他说:"你怎么啦,看上去很烦躁。"那士兵回答:"我饿了,可又没钱。"魔鬼说:"如果你让我雇你做我的仆人,你今生今世就有吃有穿了。你得替我服务七年,以后你就自由了。但有一件事我必须说清楚,那就是七年中你不能洗脸、梳头、剪指甲、剪头发和擦眼泪水。"士兵回答:"好吧,如果没有别的办法的话。"说完便跟着小矮人往前走,小矮人一直领他到了地狱里。 然后,魔鬼告诉他应该做的事:他得烧旺大锅底下的火,锅里煮着的是魔鬼吃的烧肉;他得收拾屋子,把垃圾扫到门背后,并随时保持各处整洁。 但是,如果他一旦偷看锅里的东西,他就要倒霉。 士兵说:"好的,我会注意的。"然后,老魔鬼又出去游荡了,而士兵则开始着手他的新任务,烧火,扫地,把垃圾堆到门后,一切都按主人吩咐去做。 老魔鬼回家来检查一切是否照做了,看上去很满意,就又出去了。 这时,士兵才有闲好好看看周围的一切:只见地狱四周架着一口口大锅,锅下火势正旺,锅里煮得噼啪直响,要不是魔鬼特别关照,说什么他也得瞅瞅里面有什么。 终于,他实在忍耐不住,就揭开第一个锅盖一点儿,往里瞅去。 可他却看见了他原来的下士坐在里面。 "哈哈,老伙计,"他说道,"我怎么在这儿见到你?以前你管我,现在我管你了。"说着很快盖严了锅盖,并添了些新柴,扇旺了火。 然后,他走到第二个锅前,也揭开一点儿锅盖往里瞅,看见里边坐着他以前的准尉:"哈哈,老伙计,我居然在这儿见到你。以前你管我,现在我管你了。"他又盖紧锅盖并搬来一块大木头,把火烧得更旺。 接着,他想看看谁会坐在第三口锅里,结果竟是他以前的将军。 "哈哈,老伙计,我怎么在这儿见到你。以前你管我,现在我管你了。"说着,他拿来只风箱,把将军下面的火吹得旺旺的。 就这样,士兵在地狱里服役了七年,既没洗脸、梳头,也没剪指甲、剪头发甚至擦眼泪。 他觉得这七年很短,就像才半年。 当期满这一天到来时,魔鬼走过来说:"喂,汉斯,你都做了些什么?""我烧过火,扫过地,并把垃圾堆在了门后。""但你还瞅过锅里,幸亏你添了柴火,否则你就没命了。现在,你的服务期到了,你想回家吗?""想。"士兵答道:"我很想去看看我父亲在家怎么样。"魔鬼说:"为了给你所挣的酬劳,你去把你的背袋装满垃圾带回家。你走的时候也不许洗脸、梳头,要留着长长的头发胡子,还有没剪过的指甲,并且泪眼迷蒙。当人家问你从那里来时,你就说:"从地狱来。 "当人家问你是谁,你得说:"我是魔鬼的邋遢兄弟,他也是我的国王。 "士兵没吭声,就照着魔鬼说的去做了,但他对得到的报酬一点也不满意。
一回到树林里,他就从背上取下背包准备倒空。 可一打开包,发现里面的垃圾全变成了金子。 "真没想到!"他高兴极了,说着便走进城去。 一个店主站在旅店门口,见到士兵走来,吓了一大跳,因为汉斯的样子实在叫人害怕,比吓唬麻雀的稻草人还可怕。 店主叫住他,问道:"你从哪里来。""从地狱来。""你是谁?""是魔鬼的邋遢兄弟,他也是我的国王。"店主一听,就不让他进入。 可当汉斯向店主亮了他的金子后,店主就亲自替他开了门。 汉斯要了最好的房间和仆人,吃饱喝足了,却照魔鬼吩咐并不洗漱,就躺下睡觉。 但是,店主眼前一直晃动着这一兜金子,感到坐卧不安。 到了深夜,他溜进去偷走了那袋金子。 第二天早上,汉斯起床后,想付了房钱继续上路,一看他的背袋没了。 但他马上镇定下来,心想:"你是无辜受害呀。"所以他径直回到地狱,向老魔鬼诉苦,并求他帮忙。 魔鬼说:"坐下来,我替你洗脸、梳头、剪指甲和头发,擦去眼泪水。"做完这些后,他又给了他一背袋垃圾,说:"去吧,告诉店主他必须还你金子,否则我就去逮他,让他顶替你来烧火。"汉斯回到旅店,对店主说:"你偷了我的金子,如果你不还我,你就得到地狱去顶替我,变得像我一样丑陋可怕。"店主听了,还了他的金子,并且还另外加了一些,只求他别声张,这样,汉斯就成了一个富人。
汉斯上了路,回父亲身边去了。 他买了一件破旧褂子穿上,四周游荡着,一路奏乐卖艺,因为他在地狱与魔鬼在一起时学会了这一手艺。 当时,当政的是位老国王,汉斯奉命前去为国王演奏。 老国王很赞赏他的演奏技艺,就把他的大女儿许配给他做了妻子。 当公主听说要嫁给一个穿破褂子的平民百姓时,就说:"我宁可跳海淹死,也不想嫁给他。"然后,国王就把小女儿许配给了他。 为了使国王父亲高兴,小公主倒是很乐意。 这样,魔鬼的邋遢兄弟娶了国王的女儿做妻子,当老国王死后,还当上了国王。
Een afgedankte soldaat had niets meer om van te leven en hij wist niet wat hij moest beginnen. Toen trok hij erop uit het bos in en na een tijdje lopen kwam hij een klein mannetje tegen, maar dat was de duivel. Het mannetje zei tegen hem: "Wat mankeert je? Je ziet er zo triest uit." Toen sprak de soldaat: "Ik heb honger maar geen geld." De duivel zei: "Wil je bij mij in dienst komen en mijn knecht worden, dan zal je voor je leven genoeg hebben; zeven jaren moet je mij dienen, daarna ben je weer vrij. Maar één ding zeg ik je: je mag je niet wassen, niet kammen, je neus niet snuiten, je nagels en je haar niet knippen en geen vocht uit je ogen vegen." De soldaat zei: "Vooruit maar, als het niet anders kan," en hij ging met het mannetje mee dat hem regelrecht naar de hel bracht. Daarna vertelde hij hem wat hij te doen had. Hij moest het vuur oppoken onder de ketels waar het hellegebraad in zat, het huis schoon houden, het huisvuil achter de deur zetten en erop toezien dat alles in orde was; maar keek hij ook maar één keer in de ketels dan zou het hem slecht vergaan. De soldaat sprak: "Goed, het komt in orde." Toen ging de oude duivel weer weg en zette zijn zwerftochten voort en de soldaat begon met zijn werk, wakkerde het vuur aan, veegde aan en zette het huisvuil achter de deur, allemaal zoals hem bevolen was. Toen de oude duivel weer terugkwam, keek hij na of alles wel was gebeurd, toonde zich tevreden en ging voor de tweede maal weg. De soldaat keek nu eens goed om zich heen; daar in de hel stonden de ketels rondom en er brandde een geweldig vuur onder en daarin kookte en pruttelde het. Als de duivel het hem niet zo streng had verboden, zou hij er dolgraag even ingekeken hebben; tenslotte kon hij het niet langer uithouden, en hij lichtte van de eerste ketel het deksel een klein stukje op en keek erin. Daar zag hij zijn vroegere onderofficier zitten: "Aha, snaak," zei hij, "tref ik jou hier aan? Jij hebt mij te grazen gehad, nu heb ik jou te pakken," en hij liet gauw het deksel vallen en pookte het vuur op en legde er nog wat hout op. Daarna ging hij naar de tweede ketel, deed die ook een eindje open en keek erin; daar zat zijn vaandrig: "Aha, snaak, tref ik jou hier aan? Jij hebt mij te grazen gehad, nu heb ik jou te pakken," en hij deed het deksel weer dicht en haalde nog een houtblok, dat zou hem pas goed opwarmen. Nu wilde hij ook weten wie er in de derde ketel zat. Daar zat zelfs een generaal in: "Aha, snaak, tref ik jou hier aan? Jij hebt mij te grazen gehad, nu heb ik jou te pakken," en hij haalde de blaasbalg en liet het hellevuur flink onder hem opflakkeren. En zo diende hij zeven jaar in de hel, waste zich niet, kamde zich niet, snoot zijn neus niet, knipte zijn nagels en zijn haar niet en veegde het vocht niet uit zijn ogen; maar die zeven jaren vlogen zo snel om dat hij meende dat het slechts een half jaar was geweest. Toen nu de tijd helemaal om was, kwam de duivel en zei: "Wel, Hans, wat heb je uitgevoerd?" - "Ik heb het vuur onder de ketels opgepookt, ik heb geveegd en het huisvuil achter de deur gezet." - "Maar je hebt ook in de ketels gekeken, het is je geluk geweest dat je nog meer hout op het vuur hebt gelegd anders was je je leven kwijt geweest; nu is je tijd om, wil je weer naar huis?" - "Ja," zei de soldaat, "ik wil graag eens gaan kijken hoe mijn vader thuis het maakt." De duivel sprak: "Om je welverdiende loon te krijgen moet je je ransel vol huisvuil stoppen en het mee naar huis nemen. Bovendien moet je ongewassen en ongekamd weggaan, met lang hoofd- en baardhaar, met ongeknipte nagels en met troebele ogen en als ze je vragen waar je vandaan komt, moet je zeggen: 'Uit de hel,' en als ze je vragen wie je bent, moet je zeggen: 'De roetzwarte broer van de duivel en ook mijn eigen koning.'" De soldaat zweeg en deed wat de duivel zei, maar hij was met zijn loon helemaal niet tevreden.
Zodra hij weer boven kwam, in het bos, nam hij de ransel van zijn rug en wilde hem uitschudden. Toen hij hem echter opende was het huisvuil puur goud geworden. "Dat had ik niet verwacht," zei hij, was zeer verheugd en ging de stad in. Voor de herberg stond de waard en toen die hem zag aankomen, schrok hij, omdat Hans er zo verschrikkelijk uitzag, erger dan een vogelverschrikker. Hij riep hem aan en vroeg: "Waar kom jij vandaan?" - "Uit de hel." - "Wie ben je?" - "De roetzwarte broer van de duivel en ook mijn eigen koning." De waard wilde hem niet binnenlaten, maar toen Hans hem het goud liet zien deed hij zelf de deur voor hem open. Hans liet zich de beste kamer geven en hij het zich op zijn wenken bedienen, at en dronk tot hij helemaal verzadigd was, doch hij waste zich niet en kamde zich evenmin, zoals de duivel hem had bevolen en tenslotte ging hij slapen. Maar de waard zag maar steeds die ransel met goud voor zich, en het liet hem geen rust totdat hij er in de nacht heen sloop en hem stal.
Toen Hans nu de volgende morgen opstond en de waard wilde betalen om daarna te vertrekken, was zijn ransel weg. Hij bedacht zich niet lang, vond dat hij buiten zijn schuld pech had gehad, en hij keerde om en ging rechttoe, rechtaan naar de hel terug. Daar klaagde hij de oude duivel zijn nood en vroeg om hulp. De duivel zei: "Ga zitten, dan zal ik je wassen, kammen, je neus snuiten, je nagels en je haar knippen en je ogen uitwassen." Toen hij klaar was gaf hij hem zijn ransel weer vol met huisvuil en sprak: "Ga nu en zeg tegen de waard dat hij je je goud weer moet teruggeven anders kom ik hem halen en dan moet hij in jouw plaats het vuur oppoken." Hans ging naar boven en zei tegen de waard: "Je hebt mijn goud gestolen, als je het niet teruggeeft, kom jij in mijn plaats in de hel en dan zie je er net zo gruwelijk uit als ik." Toen gaf de waard hem het goud terug en deed er nog wat bij en smeekte hem erover te zwijgen. En nu was Hans een rijk man.
Hans ging op weg naar huis, naar zijn vader toe. Hij kocht een eenvoudige linnen kiel om aan te doen, trok rond en maakte muziek want dat had hij bij de duivel in de hel geleerd. Nu was er een oude koning in het land voor wie hij moest spelen en die raakte daarvan zó in vervoering dat hij Hans zijn oudste dochter beloofde. Toen die echter hoorde dat zij met zo'n gewone man in een witte kiel moest trouwen sprak zij: "Eer ik dat doe, spring ik nog liever in het diepste water." Toen gaf de koning hem de jongste die dat ter wille van haar vader gaarne deed en zo kreeg dan de roetzwarte broer van de duivel de koningsdochter en toen de oude koning was gestorven, kreeg hij ook nog het hele rijk.