Het blauwe licht


Ngọn đèn xanh


Er was eens een soldaat, die de koning jaren lang trouw gediend had, maar toen de oorlog afgelopen was en de soldaat om zijn vele wonden die hij opgelopen had, niet verder kon dienen, zei de koning tot hem: "Je kunt naar huis gaan, ik heb je niet meer nodig; je krijgt verder geen betaling meer, want ik betaal alleen iemand die in mijn dienst is." Toen wist de soldaat niet hoe hij zijn leven verder moest doorbrengen; hij ging bezorgd weg en zwierf de hele dag rond, tot hij 's avonds in een bos aankwam. Toen de duisternis viel, zag hij een lichtje, daarop ging hij af en kwam bij een huis waar een heks woonde. "Geef me toch onderdak voor de nacht en een beetje eten en drinken," zei hij tot haar, "anders ga ik dood." - "Wat?" zei ze, "wie geeft er nu iets aan een afgedankte soldaat? Nu, ik zal medelijden met je hebben en je in huis nemen als je doet wat ik van je verlang." - "Wat wil je dan?" vroeg de soldaat. "Dat je. morgen mijn tuin omspit." De soldaat stemde toe en werkte de volgende dag met mannekracht, maar hij kon niet eerder klaar komen dan 's avonds. "Ik zie al," zei de heks, "dat je vanavond niet weg kunt: ik zal je nog één nacht houden, en daarvoor moet je me morgen een karrevracht hout kloven en klein hakken." De soldaat had daar de hele dag voor nodig, en 's avonds stelde de heks hem voor, nog een nacht te blijven. "Je hoeft morgen maar een kleinigheid voor me te doen. Achter mijn huis is een oude, verdroogde bron, daar heb ik mijn licht in laten vallen; het heeft een blauwe vlam en gaat niet uit, en dat moet je voor me opvissen." De volgende dag bracht het oude mens hem naar de put, en liet hem in een mand naar beneden. Hij vond het blauwe licht en gaf een teken, dat zij hem weer op kon halen. Zij trok hem ook op, en toen hij dicht bij de rand was, stak ze haar hand omlaag en wilde het blauwe licht uit zijn hand nemen. "Nee, zo niet," zei hij, want hij merkte haar lelijke gedachte; "dat licht geef ik niet af voor ik met mijn beide voeten op de grond sta." Toen werd de heks woedend, liet hem weer zakken en ging weg.
De arme soldaat was, zonder verwondingen, op de vochtige bodem gevallen en het blauwe licht brandde door; maar wat hielp hem dat? Hij zag wel, dat dit zijn dood moest zijn. Hij ging een poos zitten, en was treurig. Toevallig greep hij in zijn zak en vond zijn pijp, die nog half gestopt was. "Dat zal het laatste genoegen zijn," dacht hij, haalde hem uit zijn zak, maakte vuur aan het blauwe licht en begon te roken. Toen de rook rondtrok in het hol, stond er opeens een klein zwart mannetje voor hem en zei: "Heer, wat is er van uw dienst?" - "Wat heb ik voor dienst te vragen?" antwoordde de soldaat verwonderd. "Ik moet alles doen," zei het mannetje, "wat u verlangt." - "Best," zei de soldaat, "help me dan eerst uit deze put." Het mannetje nam hem bij de hand en bracht hem door een onderaardse gang, maar hij vergat het licht niet. Het liet hem onder 't lopen de schatten zien die de heks bijeen had gebracht en daar verstopt had, en de soldaat nam zoveel goud mee als hij dragen kon. Toen ze boven waren, zei hij tegen het mannetje: "Ga nu de oude heks vastbinden en breng haar voor 't gerecht." En het duurde niet lang of daar kwam ze op een wilde kater schreeuwend en snel als de wind aangereden; en het duurde niet lang of het mannetje was terug, "'t Is al klaar," zei hij, "en de heks hangt al aan de galg. En wat beveelt u verder?" vroeg het mannetje. "Op 't ogenblik niets," zei de soldaat, "je kunt naar huis gaan; maar blijf in de buurt, als ik je roep." - "Je hoeft niets anders te doen," zei het mannetje, "dan dat je je pijp aan het blauwe licht aansteekt, dan sta ik dadelijk voor je." En meteen verdween hij toen voor zijn ogen.
De soldaat keerde naar de stad terug, waar hij vandaan kwam. Hij ging naar het beste hotel, liet mooie kleren maken, en hij beval de waard voor hem een prachtige kamer in te richten. Toen het klaar was, en de soldaat die bewoonde, riep hij het zwarte mannetje en zei: "Ik heb de koning trouw gediend, maar hij heeft me weggezonden en me honger laten lijden; daar wil ik me voor wreken." - "Wat moet ik doen?" vroeg de dwerg, "'s Avonds laat, als zijn dochter al naar bed is, moet je haar hier brengen; ze moet mijn dienstbode zijn." Het mannetje zei: "Dat is voor mij heel gemakkelijk; maar voor jou zou het gevaarlijk kunnen zijn, en als het uitkomt, krijg je op je kop." Toen het twaalf uur had geslagen, sprong de deur open, en het mannetje kwam de prinses binnendragen. "Zo, ben je daar?" riep de soldaat, "ga maar flink aan 't werk! Ga een bezem halen en de kamer vegen." Toen ze daarmee klaar was, liet hij haar bij zich komen, strekte zijn voeten naar haar uit en zei: "Trek mijn laarzen uit." Hij gooide ze haar in 't gezicht, en ze moest ze oprapen, schoonmaken en poetsen. Maar ze deed alles wat hij haar beval, zonder tegenstribbelen, zwijgend, en met half neergeslagen ogen. Bij 't eerste hanengekraai droeg het mannetje haar weer naar het koninklijk slot en naar haar bed terug. De volgende morgen stond de prinses op, ging naar haar vader en vertelde hem, dat ze zo'n vreemde droom had gehad: "Ik werd vliegensvlug door de straten gedragen naar de kamer van een soldaat; ik moest hem bedienen als een dienstbode en allerlei vuil werk doen, de kamer vegen en schoenpoetsen. Het was maar een droom, maar ik ben zo moe of ik het werkelijk had moeten doen." - "Die droom kan geen werkelijkheid zijn geweest," sprak de koning, "maar ik wil je wel een raad geven: doe je zak vol erwten en maak er een klein gaatje in; als je weer gehaald wordt, dan vallen ze en laten een spoor na op straat." Maar terwijl de koning dat zei, was het mannetje ongezien aanwezig en hoorde alles, 's Nachts droeg hij de slapende prinses weer door de straten, en er vielen wel een paar erwten uit haar zak, maar ze vormden toch geen spoor, want het slimme mannetje had van te voren erwten rondgestrooid in alle straten van de hele stad. Maar de prinses moest weer al het zware werk doen tot de haan kraaide.
De volgende morgen zond de koning al zijn bedienden uit om het erwtenspoor te zoeken, maar het was vergeefs. Want in alle straten zaten arme kinderen erwten te zoeken en vertelden: "Vannacht heeft het erwten geregend." - "We moeten er wat anders op verzinnen," zei de koning, "hou je schoenen aan als je gaat slapen, en voor je weggaat moet je er daar één achterlaten en verstoppen; ik zal hem wel weten te vinden." Het zwarte mannetje hoorde dat plan, en toen de soldaat 's avonds verlangde, dat hij de prinses weer brengen moest, ried hij het hem af en zei, tegen deze list was niets bestand, en als de schoen bij hem gevonden werd, dan zou het slecht met hem aflopen. "Doe wat ik zeg!" zei de soldaat, en de prinses moest ook deze derde nacht als een dienstbode werken, maar vóór ze terug werd gedragen, verstopte ze een schoen onder het bed.
De volgende morgen liet de koning de hele stad door naar de schoen van zijn dochter zoeken. En hij werd gevonden; bij de soldaat, en de soldaat zelf, die zich op verzoek van het mannetje uit de voeten had gemaakt, werd buiten de poort spoedig ingehaald en in de gevangenis gestopt. Hij had het beste vergeten bij zijn overhaaste vlucht: het blauwe licht en zijn goud. En hij had nog maar één dukaat op zak. Toen hij nu, zwaar geketend, voor het venster van zijn gevangenis stond, zag hij één van zijn oude kameraden voorbijkomen. Hij klopte tegen de ruit, en toen de man eraan kwam zei hij: "Wees zo goed en haal dat pakje eens, dat ik in de herberg heb laten liggen; ik geef je een dukaat." De kameraad ging erheen en haalde het. Zodra de soldaat weer alleen was, stak hij zijn pijp op en liet het zwarte mannetje komen. "Wees niet bang," zei hij tegen zijn meester, "ga maar waar ze je heen brengen, en laat alles gebeuren, alleen, neem het blauwe licht mee." De volgende dag werd de soldaat voor het gerecht gebracht en ofschoon hij niets kwaads had gedaan, veroordeelde de rechter hem toch ter dood. Toen hij nu weggevoerd werd, vroeg hij de koning om een laatste gunst. "Wat voor één?" vroeg de koning. "Dat ik onderweg nog een pijp mag roken." - "Je kunt er drie roken," antwoordde de koning, "maar je moet niet denken dat ik je 't leven schenk." Nu haalde de soldaat zijn pijp te voorschijn en stak die aan het blauwe licht aan en toen er een paar kringetjes rook waren opgestegen, stond het mannetje er al, met een klein knuppeltje in zijn hand en hij zei: "Wat is er van uw dienst?" - "Sla die valse rechter tegen de grond, en spaar de koning niet, die mij zo slecht behandeld heeft." Toen vloog het mannetje als een bliksem zig-zag heen en weer, en als hij iemand met zijn knuppel maar aanraakte, viel hij op de grond en stond niet meer op. De koning werd heel bang, hij ging al liggen en om zijn leven te houden, gaf hij de soldaat het hele koninkrijk en zijn dochter tot vrouw.
Ngày xửa ngày xưa có một người lính tận tụy phục vụ nhà vua gần hết cả đời người. Những cuộc chinh chiến rồi cũng kết thúc, người lính ấy bị thương tích nhiều nên không thể phụng sự tiếp tục được nữa. Vua cho gọi người lính ấy đến và phán:
- Ngươi có thể trở về quê cũ làm ăn. Ta chẳng cần đến ngươi nữa. Từ nay trở đi ngươi không được nhận tiền nữa. Ta chỉ trả tiền cho những ai đang phụng sự ta.
Lúc bấy giờ người lính không biết tính kế sinh nhai trong những ngày tới như thế nào. Lòng nặng trĩu lo âu, bác đi lang thang suốt ngày, chập tối thì tới một khu rừng. Khi bóng đêm bao phủ khắp cánh rừng, bác nhìn thấy có ánh đèn ở phía xa xa, lại gần thì ra đó là nhà một mụ phù thủy. Bác nói với mụ:
- Xin bà hãy rủ lòng thương cho tôi nghỉ qua đêm nay ở đây, cho tôi ăn uống qua loa chút đỉnh kẻo tôi sẽ chết vì đói khát.
Mụ đáp:
- Ối dào, ai hơi đâu mà đi nuôi một tên lính bị thải hồi. Ta vốn hay thương người, nhưng ta chỉ nhận nếu mi sẵn sàng làm những điều ta sai khiến.
Người lính hỏi:
- Bà muốn sai khiến tôi làm việc gì?
- Sáng sớm mai mi ra cuốc vườn cho ta.
Người lính bằng lòng. Hôm sau bác ta làm cật lực nhưng đến chiều tối vẫn chưa cuốc xong mảnh vườn.
Mụ phù thủy nói:
- Ta biết ngay là ngươi không thể làm hơn được nữa. Ta sẵn lòng để mi ở lại đây đêm nay nữa, để đền đáp công ơn đó, ngày mai mi phải bổ cho ta một xe ngựa củi.
Người lính làm việc quần quật suốt ngày mới bổ xong xe ngựa củi. Tối đến, mụ phù thủy bảo bác ở lại đêm nữa. Mụ nói:
- Ngày mai mi giúp ta việc này: Đằng sau nhà ta có một cái giếng khô đã cạn, ta có đánh rơi xuống đáy giếng một cây đèn, cây đèn đó sáng xanh, không bao giờ tắt. Mi hãy lấy cây đèn ấy lên cho ta.
Ngày hôm sau mụ già dẫn người lính ra bờ giếng, bảo bác ngồi vào một cái sọt, rồi thòng dây xuống. Lấy được cây đèn xanh, bác ra hiệu để mụ kéo lên. Mới kéo tới miệng giếng, mụ đã giơ tay đòi giữ lấy cây đèn. Người lính thấy ngay được tà ý của mụ. Bác nói:
- Không thể được. Tôi chỉ đưa cây đèn khi nào cả hai chân tôi đã đặt lên thành giếng.
Mụ phù thủy nổi giận đùng đùng, buông luôn sợi dây để người lính lại rơi xuống đáy giếng. Mụ bỏ đi, không hề nói lấy một lời.
Người lính khốn khổ kia rơi xuống đất ẩm xốp nên không bị xây xát gì. Ngọn đèn vẫn cháy, nhưng điều đó đâu có giúp bác được gì? Bác biết có lẽ mình không thoát khỏi tay thần chết. Bác ngồi một lúc lâu, ruột gan rối bời. Tình cờ, trong khi thò tay vào túi quần, bác tìm thấy một cái tẩu, thuốc đã nhồi một nửa. Bác thầm nghĩ:
- Chắc đây là thú vui cuối cùng của đời mình.
Lấy tẩu ra, bác châm vào ngọn đèn xanh, rồi ngồi ngậm tẩu, rít vài hơi.
Khi khói thuốc bay tỏa khắp giếng, bỗng xuất hiện một người đen xì, người đó đứng ngay trước mặt người lính và hỏi:
- Xin ông cho biết, ông có điều chi sai bảo ạ?
Người lính sửng sốt trước sự việc ấy, mãi sau mới nói:
- Ta mà lại có điều cần sai khiến anh ư?
Người tí hon nói:
- Tôi có trách nhiệm thực hiện tất cả những điều ông muốn.
Người lính thốt lên:
- Thế thì hay quá! Trước hết, hãy giúp ta ra khỏi giếng.
Người tí hon đen xì kia dắt bác lính già đi qua một con đường hầm ngầm trong lòng đất, nhưng cũng không quên đem theo cây đèn sáng xanh. Dọc đường đi, người đó chỉ cho bác lính biết kho vàng mà mụ phù thủy mang về đây cất giấu bấy lâu nay. Người lính muốn mang đi bao nhiêu cũng được.
Lên đến mặt đất, bác lính bảo người tí hon:
- Giờ anh hãy đi trói mụ phù thủy già kia và mang nó ra trước tòa xét xử!
Chỉ một lát sau thì mụ phù thủy cưỡi mèo rừng phóng nhanh như gió đi qua. Miệng la hét nghe kinh hồn, nhưng ngay sau đó người tí hon xuất hiện và nói:
- Mọi việc đã đâu vào đấy. Mụ phù thủy đã bị treo trên giá treo cổ. Ông còn muốn sai khiến gì nữa không?
Người lính trả lời:
- Bây giờ thì không. Anh cứ về nhà đi. Nhớ đến ngay nhé, nếu nghe ta gọi.
Người tí hon nói:
- Ông chẳng cần phải gọi. Mỗi khi ông lấy tẩu, châm lửa ở ngọn đèn xanh là tôi đã đứng trước mặt ông rồi.
Ngay sau đó người tí hon biến mất.
Người lính trở lại kinh thành, nơi bác ra đi. Bác may sắm quần áo đẹp, vào nhà trọ sang nhất, bảo chủ quán dọn cho mình một căn phòng trang hoàng thật lộng lẫy. Khi đã dọn vào ở, bác gọi người tí hon đen thui tới và nói:
- Ta đã trung thành phụng sự nhà vua, nhưng vua lại thải ta về vườn, tính bỏ ta chết đói. Ta muốn trả thù chuyện đó.
Người tí hon nói:
- Thế tôi phải làm gì bây giờ?
- Đêm khuya, khi công chúa ngủ đã say, anh hóa phép mang công chúa về đây để quét tước nhà cửa, lau chùi đồ đạc trong nhà của ta.
Người tí hon nói:
- Đối với tôi, chuyện ấy dễ như trở bàn tay, nhưng đối với ông, đó là một trò nguy hiểm, một khi câu chuyện vỡ lở, ông có thể bị nguy đến tính mạng.
Đúng lúc chuông điểm mười hai tiếng báo hiệu nửa đêm, cửa bỗng mở, người tí hon mang công chúa vào.
Người lính reo lên:
- Chà chà, cô đã đến đấy à? Xin mời bắt tay ngay vào việc! Hãy đi lấy chổi, rồi quét sạch căn buồng này.
Khi công chúa quét xong nhà, người lính gọi lại, giơ hai chân và nói:
- Tháo ủng cho ta mau!
Người lính còn lấy ủng ném vào cô, bắt cô nhặt lên, lau sạch và đánh xi cho bóng. Công chúa mắt lim dim im lặng làm mọi việc, không hề kêu ca nửa lời. Khi gà gáy canh nhất, người tí hon lại mang công chúa trở về cung vua và đặt nàng vào giường.
Sáng hôm sau, công chúa vào tâu vua cha rằng đêm qua nàng nằm mơ rất kỳ lạ:
- Con bị mang đi qua phố nhanh như chớp, tới buồng một người lính. Con phải hầu hắn như người ở thực vậy, làm những công việc hèn kém như quét buồng, đánh giày. Tuy đó chỉ là một giấc mơ, nhưng sao con thấy người mệt nhọc như chính con đã làm tất cả những việc ấy thật.
Vua nói:
- Chiêm bao có thể là sự thật. Cha muốn khuyên con điều này: Con lấy đỗ bỏ đầy túi áo và khoét một lỗ nhỏ ở túi. Khi con lại bị mang đi, đỗ sẽ rơi ra để lại dấu vết trên các đường phố mà con đi qua.
Trong lúc bày mưu kế dặn công chúa, vua không biết là người tí hon cũng có mặt ở gần đó và đã nghe hết được đầu đuôi câu chuyện.
Đêm khuya, người tí hon lại mang công chúa đi, đỗ rơi từ trong túi áo nhưng không để lại một dấu vết nào cả, vì người tí hon đa mưu kia đã rắc đỗ trước ở khắp các phố. Công chúa vẫn phải làm công việc con ở cho đến khi gà gáy canh nhất.
Sớm hôm sau, vua sai bộ hạ đi khắp nơi, tính tìm theo dấu vết hạt đỗ, nhưng chỉ uổng công. Ở phố nào cũng thấy trẻ con nghèo ra đường nhặt đỗ và thì thầm nói với nhau:
- Đêm qua có trận mưa ra đỗ.
Vua nói:
- Cha con ta phải tìm kế khác. Con cứ để nguyên giày lên giường ngủ. Trước khi chúng mang con trở về cung vua, con hãy giấu một chiếc giày lại ở con bị dẫn tới. Thế nào cha cũng tìm ra chiếc giày đó.
Người tí hon đen thui kia nghe được hết. Tối đến, khi người lính lại sai đi bắt công chúa mang tới, người tí hon khuyên can không nên và nói rằng chính bản thân mình chưa nghĩ ra cách gì để phá mưu kế mới, vì thế nếu như chiếc giày kia bị phát hiện thì có thể nguy hại tới tính mạng của người lính.
Người lính không chịu và nói:
- Thì anh cứ làm như điều tôi nói đã!
Đêm thứ ba công chúa lại phải làm việc như con ở. Nhưng trước khi bị đem trả về cung, nàng đã giấu một chiếc giày xuống gầm giường.
Ngay sáng hôm sau vua đã ra lệnh cho quân đi khắp mọi nơi trong kinh thành tìm chiếc giày của công chúa. Người ta tìm thấy giày ở nhà người lính. Người tí hon khuyên bác ta nên trốn ngay khỏi kinh thành, nhưng chưa kịp trốn thì đã bị bắt, nhốt vào trong nhà tù. Mải chạy trốn, người lính không kịp mang theo cây đèn xanh và vàng bạc, trong túi vỏn vẹn chỉ có một đồng xu bằng vàng.
Người lính bị xích, đang đứng bên cửa sổ nhà ngục, bỗng thấy một người bạn cũ đi qua, bác liền gõ vào cửa kính. Khi người kia tới bên cửa sổ, bác nói:
- Anh làm ơn đến nhà trọ lấy cho tôi cái ruột tượng tôi để quên ở đó. Tôi xin biếu anh đồng tiền vàng này.
Người bạn đi ngay và mang lại cho người lính cái ruột tượng. Đợi cho người bạn đi khuất, khi chỉ còn lại một mình, người lính ngồi châm điếu, người tí hon lại hiện ra và nói:
- Ông đừng sợ hãi gì cả, cứ để chúng muốn điệu đi đâu thì điệu, muốn làm gì thì làm, nhưng nhớ lúc nào cũng mang theo cây đèn xanh.
Hôm sau, người lính bị dẫn ra trước tòa để xét xử. Mặc dù bác ta không phạm trọng tội gì nhưng quan tòa vẫn tuyên án tử hình. Khi bị dẫn ra pháp trường, người lính xin nhà vua một ân huệ cuối cùng.
Vua hỏi:
- Ngươi muốn xin điều gì?
- Thần xin được phép hút một hơi thuốc ở dọc đường ra pháp trường.
- Ngươi muốn rít liền ba hơi cũng được. Nhưng đừng có tưởng như vậy rồi ta tha chết cho ngươi.
Người lính liền rút tẩu ra, châm lửa ở ngọn đèn xanh. Mấy vòng khói thuốc vừa cuộn tỏa lên thì người tí hon đen thui cũng xuất hiện, tay cầm một chiếc dùi cui rồi nói:
- Thưa ông, ông muốn sai khiến điều gì ạ?
- Anh hãy vì ta mà nện cho bọn quan tòa giả dối kia cùng bọn tay chân của chúng một trận nhừ tử và nện cả vua bạc ác kia nữa.
Nhanh như chớp, người tí hon vung dùi cui nện lia lịa vào chúng. Gậy vừa chạm vào đứa nào, đứa ấy ngã lăn ra bất tỉnh. Tên vua cuống cuồng lo sợ, quỳ xuống xin tha chết. Hắn dâng bác lính cả ngôi báu cùng giang sơn, lại gả công chúa cho bác nữa.


Dịch: Lương Văn Hồng, © Lương Văn Hồng