De zeven Zwaben


シュヴァーベンの七人男


Daar zaten eens zeven Zwaben bij elkaar. De eerste heette Schout, de tweede Jakli, de derde Marli, de vierde Jergli, de vijfde was Michel, de zesde Hans, en de zevende Veitli, en ze waren alle zeven van plan de wereld door te trekken, op avonturen uit en om grote daden van dapperheid te verrichten. Maar om ook gewapend en veilig te zijn, meenden ze dat het goed zou zijn als ze één enkele, maar heel sterke, grote speer lieten maken. Deze speer pakten ze allen samen vast, vooraan liep de moedigste en manlijkste, dat moest Schout zijn, dan volgden de andere en Veitli liep achteraan.
Nu gebeurde het, toen ze eens in de hooimaand lang gelopen hadden, maar ze nog een heel stuk voor de boeg hadden tot het dorp waar ze overnachten wilden, dat er in de schemering op een wei een grote horzel, niet ver van hen af, achter een struik, voorbijvloog en vijandig gonsde. Schout schrok, hij had de speer haast laten vallen en het angstzweet brak hem uit over z'n hele lijf. "Hoort! hoort!" riep hij z'n makkers toe, "hemel! ik hoor een trom!" En Jakli die achter hem de speer vasthield en die ik weet niet wat voor geur in de neus kwam, sprak: "Er is bepaald iets, want ik proef kruit en lont." Op deze woorden maakte Schout zich gereed tot de vlucht; hij maakte een grote sprong over een heg, maar omdat hij net op de punten van een hark sprong die van 't hooien was blijven liggen, sloeg de steel hem in 't gezicht en gaf hem een flinke klap. "O wee! o wee!" schreeuwde Schout, "neem mij gevangen, ik geef me over, ik geef me over!" De andere zes sprongen er de een na de ander overheen en riepen: "Geef jij je over, dan doe ik 't ook, geef jij je over, dan doe ik het ook!"
Tenslotte, toen er geen vijand kwam om hen vast te binden en weg te voeren, merkten ze dat ze gefopt waren; en opdat de zaak niet bekend zou worden bij de mensen, en ze niet voor de gek werden gehouden en bespot, bezwoeren ze elkaar het geheim te houden, tot iemand er onverhoopt over praten zou.
Hierop gingen ze verder. Maar het tweede gevaar dat opdoemde, stond in geen vergelijking met het eerste. Na een paar dagen ging hun weg door een braakliggend land, daar zat een haas te soezen in de zon; zijn oren staken omhoog en zijn grote ogen staarden star, al sliep hij eigenlijk. Bij de aanblik van het wrede, wilde dier schrokken zij en bespraken, wat het gevaar zou kunnen beperken. Want vluchtten ze, dan was er kans dat het ondier hen nazette en hen allen met huid en haar zou verslinden.
Dus zeiden ze: "We moeten een grote gevaarlijke strijd beginnen; flink gewaagd is half gewonnen!" en ze pakten alle zeven de speer vast, Schout vooraan en Veitli achteraan. Schout wilde de speer nog eerst tegenhouden, maar Veitli was, achteraan, de moedigste, hij wilde een stormloop en riep:
"Uit aller Zwaben naam stoot toe
Anders wens 'k je een verlamming toe"
Maar Hans wist hem te treffen en zei:
"Alle donders, jij hebt goed kletsen,
Jij bent bij de drakenjacht de letste."
Maar Michel riep:
"Het scheelt maar net een haar
of het is de duivel zelf zowaar."
Nu kwam de beurt aan Jergli, en die zei:
"Is hij het niet, dan toch zijn moer,
of de duivel z'n stiefbroer."
Maar Marli had een goed idee en zei tegen Veitli:
"Ga, Veitli, ga jij maar vooraan,
Ik zal achter op jouw plaats gaan staan!"
Maar daar luisterde Veitli niet naar, en Jakli zei:
"Vóóraan te staan, komt welbeschouwd
Alleen maar toe aan meneer Schout."
Toen nam Schout een moedig besluit en sprak zwaarwichtig:
"Begeef u moedig in de strijd,
Dan ziet men dat gij dapper zijt."
En toen gingen ze allemaal tegelijk op de draak af. Schout sloeg een kruis en smeekte om hemelse hulp; maar dat alles hielp niets: de vijand kwam steeds dichterbij, en hij schreeuwde vol angst: "Hou! Hoerlehou! Hou, hou-hou!" Daarvan werd de haas wakker, hij schrok en sprong er ijlings vandoor.
Maar toen Schout hem over 't veld zag rennen, riep hij vol blijdschap:
"Wel Veitli staak dat groot geraas:
Het monster is alleen een haas!"
Maar de Bond van de Zwaben zocht meer avonturen en kwam bij de Moezel, een moerassig, stil en diep water waarover niet veel bruggen liggen, maar op verschillende plaatsen moet men per schip overvaren. Omdat de zeven Zwaben dat niet wisten, vroegen ze een man die aan de overkant stond te werken, hoe men aan de overkant kon komen. Maar de man verstond hen niet, 't was zo ver en ze praatten zo Zwabisch, en hij vroeg in 't Triersche dialect: "Waat? Waat?" Maar Schout dacht dat hij zei: "Waad, waad door het water!" en omdat hij de voorste was begon hij er al in te gaan, en hij wou de Moezel door.
Het duurde niet lang of hij zonk weg in de modder en verdronk in de aanspoelende, diepe golven, maar z'n hoed kwam door de wind aan de overkant, en een kikker ging erbij zitten kwaken: "Waak! waak! waak!" Dat hoorden de zes anderen van de overkant en zeiden: "Schout roept ons al van de overkant, als hij kan waden, waarom zouden wij het dan niet kunnen?" En ze sprongen daarom vlug allemaal in 't water en verdronken, zodat het een kikker was die hen alle zes om zeep bracht, zodat niemand van de Zwabenbond ooit meer thuis kwam.
昔、七人のシュヴァーベン人が一緒になりました。最初はシュルツさん、二番目はジャックリ、三番目はマルリ、四番目はジェルグリ、五番目はミケル、六番目はハンス、七番目はバイトリでした。七人はみんな世界を旅してまわり、冒険を求め、偉大なことをなしとげようと決心しました。しかし、安全に武器を手にしていくためにただ一本ですが、とても強力でとても長い槍を作ってもらうのがよかろうと考えました。この槍を七人が一緒に持ちました。先頭は、一番度胸があり勇敢な人、それはシュルツさんでした。他のみんなが一列になって続き、バイトリが一番最後でした。
七月のある日のことでした。七人はもう長いこと歩きましたが、泊ることができる村に着くまではまだ長い道のりがありました。たそがれ時に草原にいたので、大きなカブトムシかスズメバチがやぶのかげから出て七人のそばを飛び、脅すようにブンブン羽音をたてました。シュルツさんはとても驚き、槍を落としそうになって、体じゅうびっしょり冷や汗をかきました。「しっ、耳を澄まして!」とシュルツさんは仲間に叫びました。「わっ、太鼓の音が聞こえるぞ。」シュルツさんの後ろで槍を握っていたジャクリは、鼻が何か匂いをかぎつけ、「確かに何かおこっているぞ。火薬と火縄の匂いがする。」と言いました。
これを聞いてシュルツさんはあわてて逃げ、あっというまに垣根を跳び越えました。しかし、干し草作りのあと置きっ放しにしてあった熊手の歯の上に飛び下りたので、熊手の取っ手が顔にはね返りしたたかにぶんなぐられました。「あいたた、あいたた」とシュルツさんは悲鳴をあげました。「捕虜にしてくれ。降参だ。降参だ」他の六人みんなが次々と跳び越えてきて、「あんたが降参するなら、私も降参するよ。」「あんたが降参するなら、私も降参するよ。」と口々に言いました。やがてとうとう、敵の誰も自分たちを縛って連れて行かないので、勘違いしていたと分かりました。そのことが人に知れて、馬鹿だと笑われないように、誰か一人がうっかりその話をしてしまうまでは黙っていようと誓い合いました。そのあと七人はまた旅を続けました。
七人がきりぬけた二番目の危険は最初のと比べ物になりません。何日かあとのことですが、道をすすんでいくと休閑地を通りました。そこにウサギがひなたで眠っていましたが、耳が真直ぐに立ち、大きなガラスのような目が大きく開いていました。七人はみんな恐ろしい野の獣を見てびっくりし、どうしたら一番危険でないか相談しました。というのは、もし逃げたとして、怪物は追いかけてきてみんなをまるごと食べてしまうと知っていたからです。それで、七人は、「おれたちは大きく危険な戦いをしなくてはならない、思い切ってやれば半分勝ったと同じだ。」と言いました。
七人全員が槍を握りました。シュルツさんが先頭、バイトリがしんがり。シュルツさん①は槍を前にでないようにひたすら踏ん張っていましたが、後ろのバイトリ⑦はまるで勇ましくて前方に突撃したがって、どなりました。「突け!シュヴァーベンの一人一人の名にかけて、突かぬなら、足萎えになれ!」
しかしハンス⑥はこれをギャフンとさせて、言いました。「ひどい悪口だ、べらべら喋るのは簡単だが、竜退治ではお前はいつもしんがりだ。」
ミケル⑤が、「まったくそのもの。毛の一本も違わない。そこにいるのは悪魔そのものだ。」とどなりました。
次はジェルグリ④の番で、「悪魔でなけりゃ、少なくとも悪魔の母親。または悪魔の義兄弟か。」
今度はマルリ③で良い考えがあり、バイトリ⑦に言いました。「進め、バイトリ⑦、進め、前へ行け。おれは代わりに後ろで槍をもつ。」しかし、バイトリは従いませんでした。
それでジャックリ②は言いました。「先頭は何と言ってもシュルツさんだ。シュルツさん以外はだれもその誉にふさわしくない。」
それでシュルツさんは勇気を振り絞って、重々しく言いました。「それじゃ思い切って戦いに臨もう。こうしてわれわれの勇気と力を示そう。」
こうして七人みんなで竜に襲いかかっていきました。シュルツさんは十字を切って、神様のご加護を祈りましたが、何の役にも立たず、敵にだんだん近づいてきて、とても苦しくて「ハァッ、ハァッ、ハァ、ハァ」と大声をあげました。この音でウサギは目を覚まし、とても驚いて、パッと跳んで逃げていきました。シュルツさんはウサギがこうして戦場から逃げて行くのを見て、嬉しくて叫びました。「ほら、バイトリ、ほら、見てみろ、あそこだ、怪物はただのウサギだ。」
しかし、シュヴァーベン同盟軍は更なる冒険を求めて進んでいき、モーゼル川にやってきました。これは苔が多く、静かで深い川で、あまり橋がかかっていないので、人々は船で渡らなくてはならない場所が多いのです。七人のシュヴァーベン人はこのことを知らなかったので川の向こう側で働いている人に声をかけて、どうやって川を渡るか知ってるか、と聞きました。遠く離れているのと、シュヴァーベンの方言とで、その男は七人が何を言っているのかわかりませんでした。それで男は、トレヴス近辺の方言で「ウワット(何)?ウワット(何)?」と聞き返しました。シュルツさんは男が川を渡るのを「ウェィド(歩いて)、ウェィド(歩いて)」と言っているのだと思いました。それで先頭だったので、一番先にモーゼル川に入って行きました。まもなくシュルツさんは泥にはまり打ち寄せる深い波間に沈んでしまいました。しかし、帽子の方は風に吹かれて向こう岸に着き、蛙がそのそばに座って、「ウワット、ウワット、ウワット」と鳴きました。反対岸の六人はそれを聞いて、「ああ、みなさん、シュルツさんがわれわれを呼んでますな。あの人が歩いて渡れるんだから、おれたちもできますよ。」と言いました。それで六人全員が大急ぎで一緒に水にとび込み、溺れて死んでしまいました。こうして一匹の蛙が六人全員の命を奪い、シュヴァーベン同盟軍は誰ひとり故郷に帰りませんでした。