De groente-ezel


魔草


Er was eens een jonge jager die op weg ging naar zijn jagershuis in het bos. Hij had een vrolijk humeur en toen hij er heen ging en op een grashalm liep te fluiten, kwam er een oud lelijk vrouwtje voorbij, en zij sprak hem aan: "Goedendag beste jager, jij bent vrolijk en tevreden, maar ik moet honger en dorst lijden, geef me toch een aalmoes." De jager had medelijden met het arme oudje, hij greep in zijn knapzak en gaf haar zoveel hij maar kon missen. Hij wou toen weer verder gaan, maar het oude vrouwtje hield hem nog tegen, terwijl zij zei: "Hoor eens, beste jager, ik zou je voor je goede hart graag belonen; vervolg je weg, na een poosje kom je bij een boom, daar zitten negen vogels op, ze hebben een mantel in hun klauwen en vechten erom. Richt dan je buks op hen en schiet er midden tussenin. Dan laten ze de mantel zeker vallen; maar één van de vogels zal ook geraakt worden en dood neervallen. Neem de mantel mee, dat is een tovermantel; als je die om je schouders draagt, hoef je maar de wens te doen om ergens te zijn, en je bent er al. Neem het hart van de dode vogel en eet het in zijn geheel op. Dan zul je elke morgen bij het opstaan een goudstuk onder je kussen vinden."
De jager bedankte het vrouwtje en dacht bij zichzelf: "Mooie dingen die ze me daar heeft beloofd! Maar of het uit zou komen?" Maar toen hij zowat honderd passen gelopen had, hoorde hij boven zich in de takken zo'n geschreeuw en gekwetter, zodat hij opkeek: daar zag hij een hoop vogels, ze pikten en scheurden met hun snavels aan een grote lap, schreeuwden, trokken eraan en vochten, alsof ieder het alleen wilde hebben. "Nu," zei de jager, "dat is vreemd, het is net als het oudje gezegd had." En hij nam de buks van de schouder, legde aan en schoot er midden tussenin, zodat de veren rondvlogen. Meteen namen ze met veel geschreeuw de vlucht, maar één viel er dood neer, en de mantel daalde eveneens. Nu deed de jager wat het oudje hem bevolen had, hij sneed de vogel open, zocht het hart, slikte het in en nam de mantel mee naar huis.
Toen hij de volgende morgen wakker werd, herinnerde hij zich de belofte en hij wilde eens kijken of die óók was uitgekomen. En jawel: toen hij z'n hoofdkussen optilde, blonk het goudstuk hem al tegen en de volgende morgen vond hij er weer één, en zo telkens als hij opstond. Hij verzamelde zo een hele hoop goud bij elkaar, maar tenslotte dacht hij: "Wat moet ik met al dat goud, als ik thuis blijf zitten? Ik wil erop uittrekken en eens een kijkje nemen in de wereld."
Hij nam afscheid van zijn ouders, hing zijn jagerstas en geweer over de schouder en trok de wijde wereld in. Op een dag kwam hij door een geweldig groot bos, en toen hij daar door was gekomen, lag er in de vlakte vóór hem een geweldig groot kasteel. Een oude vrouw stond aan het venster en keek naar beneden, naast haar stond een wonderschoon meisje. Maar het oude mens was een heks, en ze zei tegen het meisje: "Daar komt iemand het bos uit, hij heeft een zeldzame schat in zijn lichaam; we moeten hem het hoofd op hol brengen, mijn hartelapje! Want wij kunnen het beter gebruiken dan hij. Hij heeft een vogelhart opgegeten, daarom ligt er elke morgen een goudstuk onder zijn hoofdkussen!" Ze vertelde haar, hoe het daarmee gesteld was, en hoe ze hun spel moesten spelen, en tenslotte dreigde ze haar met boze ogen: "En als je niet doet wat ik zeg, dan is 't je eigen ongeluk!" De jager kwam dichterbij, zag het meisje en zei tegen zichzelf: "Nu ben ik al zo lang aan 't zwerven, nu wil ik ook eens wat rusten en in dat mooie kasteel komen, geld heb ik immers genoeg." Eigenlijk was zijn beweegreden dat hij het meisje had gezien. Hij trad 't kasteel binnen en werd vriendelijk ontvangen en allerhoffelijkst opgenomen. Het duurde niet lang, of hij was verliefd op het heksenkind, zo, dat hij nergens anders meer aan dacht en alleen maar haar in de ogen zag, en alles wat ze wilde, deed hij graag voor haar. Toen zei de oude: "Nu moeten we dat vogelhart zien te krijgen, hij zal niet merken dat hij 't mist." Ze bereidden een drank, en toen de gekookt was, goot ze die in een beker en gaf die aan het meisje en zij moest hem aan de jager geven. Ze sprak: "Liefste, drink mij eens toe!" Hij nam de beker en toen hij hem geledigd had, werd hij misselijk en gaf het hele vogelhart over. Het meisje moest het stilletjes wegruimen en het dan zelf opeten, want dat wilde de oude heks zo. Van nu af vond hij geen goud meer onder zijn hoofdkussen, maar het lag onder het kussen van het meisje, en de oude heks haalde het iedere morgen weg: maar hij was zo verliefd, dat hij aan niets anders dacht dan maar bij dat meisje te zijn.
Nu zei de oude heks: "Het vogelhart hebben we nu tenminste, maar de wensmantel moeten we nog zien te krijgen." Het meisje zei: "Die moet hij maar houden, hij is z'n rijkdom nu toch al kwijt." Het oude mens werd boos en zei: "Zo'n mantel is een kostelijk ding, dat maar zelden op de wereld voorkomt, ik zal en ik moet hem hebben." Ze gaf het meisje slaag, en zei, als ze niet gehoorzaam was, dan zou 't slecht met haar aflopen. Toen deed ze wat de oude bevolen had, ging aan 't venster staan en keek over de velden alsof ze heel treurig was. De jager vroeg: "Wat sta je daar zo te treuren?" - "Ach, mijn liefste," zuchtte ze, "hier tegenover ligt de granaatberg, en daar groeien de kostbaarste edelstenen. Ik heb er zo'n groot verlangen naar; als ik eraan denk word ik al treurig; maar wie kan ze er halen? Alleen vogels kunnen het, want ze vliegen, maar een mens komt er nooit." - "Als het anders niet is," zei de jager, "dan wil ik die druk wel van je afnemen." En hij nam haar vast onder zijn mantel, wenste zich op de granaatberg, en in een oogwenk zaten ze er allebei op. Van alle kanten fluisterden de edelstenen, het was heerlijk om te zien en ze zochten de mooiste en kostbaarste stenen bij elkaar. Maar de oude heks bewerkte met haar hekserij, dat de jager z'n ogen zwaar voelde worden. Hij zei tegen 't meisje: "Laten we daar een beetje gaan rusten, ik ben zo moe, dat ik niet op mijn benen kan staan." Zo gingen ze zitten, hij legde zijn hoofd in haar schoot en sliep in. En zodra hij sliep, maakte ze de mantel van zijn schouders los, hing hem zelf om, nam de granaten en stenen bij elkaar en wenste zich naar huis. Toen nu de jager uit zijn dutje ontwaakte, zag hij dat zijn liefste hem bedrogen had en op het woeste gebergte alleen gelaten. "O," zei hij, "hoe groot is de ontrouw in de wereld!" en hij zat in zorg en had verdriet en wist niet, wat hij moest beginnen. Nu was de berg van wilde, verschrikkelijke reuzen, die er woonden en rondspookten, en hij zat nog niet lang of hij zag er drie aankomen. Hij deed dadelijk of hij sliep. De reuzen gingen langs hem heen; één stootte hem met de voet aan en sprak: "Wat ligt daar voor een aardworm zichzelf van binnen te bekijken?" De tweede zei: "Trap hem dood!" De derde zei smalend: "'t Is de moeite niet waard! Laat hem maar leven. Hier kan hij niet blijven, en als hij op de top van de berg klimt, nemen de wolken hem immers mee." Zo pratend liepen ze hem voorbij, maar de jager had goed geluisterd, en zodra ze weg waren, stond hij op om de top te gaan beklimmen. Daar zat hij een poosje. Dan kwam er een wolk aan, nam hem op, droeg hem weg en zeilde een poosje met hem de hemel langs; dan zakte hij en liet hem neer in een grote, ommuurde moestuin, zodat hij tussen kool en wortelloof heel zacht neerkwam.
Toen keek de jager rond en zei: "Als ik maar wat te eten had, ik heb zo'n honger dat ik niet verder kan; maar ik zie hier geen appel en geen peer en helemaal geen fruit, niets dan groente." Eindelijk dacht hij: "In geval van nood kan ik sla eten, 't is wel niet zo lekker maar 't zal me opfrissen." Dus zocht hij een mooie krop uit en at er wat van, maar hij had pas een paar happen genomen, of hij voelde zich zo wonderlijk; er veranderde iets. Er groeiden vier poten, een dikke kop en twee lange oren, met schrik merkte hij, dat hij in een ezel veranderd was. Maar hij had nog aldoor geweldige honger en nu hem de sappige sla, zo van de grond, naar zijn ezelsaard best smaakte, at hij maar door, en slokte alles op. Zo begon hij een ander bed sla af te grazen, maar pas had hij daar wat van op, of hij voelde zich opnieuw veranderen van gedaante, en zie, zijn menselijke gestalte kwam weer terug. Nu ging de jager liggen en sliep eens heerlijk uit. De volgende morgen werd hij wakker. Hij plukte een krop van de goede sla en één van de verkeerde sla af, en dacht: "Zo kom ik weer bij de mijnen terug en de trouweloosheid zal ik straffen." En hij stak de kroppen in zijn zak, klom de muur over en ging het slot, waar zijn liefste woonde, zoeken. Een paar dagen zwierf hij rond, dan vond hij de weg erheen. Snel verfde hij zijn gezicht bruin, zo, dat z'n eigen moeder hem niet herkend zou hebben, hij ging het slot in en vroeg een nachtverblijf. "Ik ben zo moe!" zei hij, "ik kan niet verder." De heks vroeg: "Landgenoot, wie ben je en wat doe je voor de kost?" Hij antwoordde: "Ik ben een bode van de koning. Ik was uitgezonden om de beste sla te zoeken die onder de zon moet groeien. Ik ben ook zo gelukkig geweest, hem te vinden; en ik heb hem bij me, maar de hitte is zo groot, ik ben bang dat de kroppen slap worden en ik weet niet of ze niet bederven onderweg."
Toen het oude mens hoorde van die kostelijke sla, werd ze begerig en sprak: "Brave vriend, laat mij die wondersla eens proeven." - "Waarom niet?" antwoordde hij. "ik heb twee kroppen meegebracht en ik zal er u één van geven," en hij maakte z'n zak open en gaf haar de ezelsla. De heks was nergens op verdacht, ze watertandde al van dat nieuwe gerecht, en ze ging zelf in de keuken om hem aan te maken. Toen het klaar was kon ze niet meer wachten tot het op tafel stond, maar ze stak meteen een paar blaadjes in haar mond, maar nauwelijks had ze ze ingeslikt of haar menselijke gedaante was verloren, en ze liep als een ezeltje naar de tuin toe. De meid kwam de keuken binnen, zag de sla klaar staan en wilde hem opdienen, maar op weg naar de eetzaal overviel haar haar oude gewoonte om wat te proeven en ze at een paar blaadjes. Meteen deed de wonderkracht zich gelden; ze werd ook een ezelin en liep naar buiten naar de heks, en de schotel sla viel op de grond. Intussen zat de bode bij het mooie meisje, en toen er niemand met sla kwam, en zij er toch ook zo'n trek in kreeg, zei ze: "Ik begrijp niet, waar die sla blijft." De jager dacht: het zal z'n werk al gedaan hebben! en hij zei: "Ik zal eens in de keuken gaan kijken." Toen hij beneden kwam, zag hij twee ezeltjes in de tuin lopen, en de sla op de grond.
"Goed," dacht hij, "die twee hebben hun portie," en hij nam de andere slabladen bijeen, deed ze op een bord en gaf ze aan het meisje. "Ik breng het je zelf maar," zei hij, "dan hoef je niet langer te wachten." Ze at ervan en was weldra, net als de anderen, van haar menselijke gedaante beroofd en ze liep als een ezeltje in de tuin.
Nu ging de jager zijn gezicht wassen, zodat hij weer herkenbaar was, en hij ging de tuin in en zei: "Nu hebt u het loon voor uw ontrouw." Hij bond ze alle drie aan een touw en dreef hen voort tot de molen. Daar klopte hij aan 't venster, de molenaar stak z'n hoofd naar buiten en vroeg wat hij wilde. "Ik heb hier drie lelijke beesten," antwoordde hij, "ik wil ze zelf niet langer houden. Wilt u ze bij u nemen, voer en stro geven en ze houden, dan zal ik ervoor betalen wat u wilt." De molenaar zei: "Wel, waarom niet? Maar hoe zal ik het doen?" Toen zei de jager: de oude ezel - en dat was de heks - moest per dag driemaal slaag krijgen en eenmaal eten; de jongere, en dat was de keukenmeid, eenmaal slaag en driemaal voer, maar de jongste - en dat was het meisje - geen slaag en driemaal voer, want hij kon 't niet over z'n hart verkrijgen, dat het meisje geslagen werd. Daarop ging hij naar het slot terug, en hij vond er alles, wat hij nodig had. Na een paar dagen kwam de molenaar en zei, hij moest melden dat de oude ezelin, die het meest slaag had gekregen en maar eenmaal eten, dood was. "Die twee anderen," zei hij verder, "die zijn niet dood en ze krijgen dan ook driemaal voer, maar ze zijn zo droevig dat zij 't ook wel niet lang meer zullen maken." Nu kreeg de jager medelijden, hij liet zijn boosheid varen en zei tegen de molenaar dat hij ze weer hierheen moest drijven. Ze kwamen aan en hij gaf hen van de goede sla te eten, zodat ze weer mensen werden. Nu viel het mooie meisje voor hem op de knieën en sprak: "Ach, mijn lieveling, vergeef het mij, wat ik voor lelijks tegen je heb gedaan, mijn moeder heeft me gedwongen; het is tegen mijn wil gebeurd, want ik houd van je. Je wensmantel hangt in de kast, en voor 't vogelhart zal ik diezelfde drank innemen." Toen veranderde zijn gezindheid en hij sprak: "Houd het zelf maar, het komt toch op hetzelfde neer, want ik wil je tot mijn trouwe vrouw maken." En toen werd de bruiloft gehouden en ze leefden tevreden met elkaar tot aan hun dood.
从前,有个年轻的猎人去森林里打猎。 他一路兴致勃勃,心里十分快活,一边走一边用树叶吹着小曲子。 忽然他碰见一个模样丑陋的老婆子,那老婆子对他说:"你好,亲爱的猎人!看起来你又快活又满足,可是我呢,却又饥又渴,给我一点施舍吧!"
好心的猎人很可怜这穷婆子,便伸手从口袋里拿了一些东西给她。 给完了就想往前走。 可是老婆子却叫住了他,说:"听着,亲爱的猎人,为报答你的好心肠,我要送你一样礼物。你往前走,一会儿就会走到一棵大树跟前,树上蹲着九只鸟,它们的爪子里抓着件斗篷。你要举起猎枪朝它们中间射去。那件斗篷就会落到地上。有一只鸟会被击中也落到地上来。你快捡起斗篷,那是一件如意斗篷,你只要把它往身上一披,心里想到什么地方马上就会到什么地方。你还得掏出那死鸟的心来整个吞下,这样每天早上起床时,你便会在枕头底下发现一块金币。"
猎人谢过那年老女智者,心里暗想:"她答应的东西真是好极了,可是这一切会不会是真的呢?"他抬脚往前,谁知还不到一百步,就听到树枝间一片叽叽喳喳的鸟叫声,急忙抬头一看,只见一群鸟果然用喙子、爪子拽住一块布在扯来扯去,它们你抢我夺,相互争吵,谁都想把布占为己有。 "哈,真稀奇!"猎人禁不住喊了出来,"真如那老婆婆讲的那样。"他马上取下猎枪,朝鸟群中间放了一枪,打得鸟儿们羽毛四处乱飞,全都吓跑了,一只被射中的从树上掉了下来,斗篷也随之掉了下来。 猎人按照老婆婆的嘱咐,剖开死鸟,掏出鸟心吞了下去,然后带着斗篷回到家里。
第二天清晨醒来,他想起老婆子的许诺,想看看一切是否也已兑现。 可不,他一翻起枕头,眼前就有块金子在闪闪发亮 ,第二天早上他又找到一块,以后每天起床来都是如此。 他积攒了一大堆金子,最后却想:"要是我老呆在家里,我有这些金子又有什么用呢?我要出去,好好见见世面。"
于是,他告别父母,背上背囊,挎上猎枪,闯世界去了。 一天,他穿过一片茂密的森林,来到一片平原,见到面前矗立着一座雄伟的宫殿。 宫殿的一扇窗户里,站着老太婆,旁边还有位漂亮极了的少女,正在向楼下张望。 这老太婆却是个女巫,她告诉少女:"那边森林里走出来一个人,他身体内有件珍宝,咱们一定要把它骗到手,我心爱的小女儿,要知道,咱们更配得到那宝贝。他呀,肚子里有颗鸟心,所以每天早上都能在枕头下找到块金子。"接着,她对姑娘讲怎么下手,怎么做戏,最后恶狠狠地瞪着姑娘,威胁说:"你要是不听我的话,一定倒霉!"这当儿,猎人走近了,看见姑娘便自言自语起来:"我已经东游西荡很久喽,现在想休息休息。到那座华丽的宫殿去呆一呆,反正我有的是黄金嘛。"话虽如此,真正的原因却是他已相中了那位美人儿。
他跨进宫门,受到了亲切的迎接、礼貌的招待。 没过多久,他已完全迷上那巫婆的女儿,什么也顾不到了,他总是望着她的眼睛,她要求什么,他都乐意去做。 这时候,老巫婆说:"喏,咱们这就必须取鸟心了,他失去以后,不会有任何感觉的。"接着,她们调制了一种药水,煮开后,斟在一只杯子里。 老巫婆把杯子递给姑娘,命令她给猎人送去。 她对他讲:"呵,亲爱的,喝了吧,为着我!"猎人接过杯子,刚吞下那药水,立刻从肚子里呕吐出了鸟心。 姑娘悄悄把它捡起来吞了,因为老巫婆要她这样。 从此,猎人的枕头下再没发现金子,金子跑到姑娘的枕下了,每天早晨老婆子都一定去取。 那小伙子呢,却对姑娘爱得发了痴,完全不想其它,一心只渴望和她一起消磨时光。
这时,老巫婆又说了:"鸟心咱们有了,可如意斗篷也一定得夺过来。"姑娘却回答:"斗篷咱们就留给他吧,他可是已失去自己的财富了呵。"巫婆一听大怒,说:"那样的斗篷是世间难得的宝物 ,我一定要,非要不可! "她教给姑娘鬼点子,说,如果她不听话,一定叫她吃苦头。姑娘只好照老婆子说的做,随后便走到窗前,眺望着远方,装出一副忧郁的样子。猎人问:"你干吗忧伤地站在那儿? ""唉,我亲爱的,"她回答,"对面有一座宝石山,那儿产精美无比的红宝石。 我非常想得到它们,因此一想起来就十分难过;可又有谁能替我去取呢? 只有鸟儿能飞上山去,人是绝对去不了的啊! ""如果你忧虑的只是这点事,"猎人说,"我愿马上就解除你心头的苦闷。 "说完,他把她拉到自己的斗篷底下,心里想着要去对面的宝石山,一眨眼工夫,两人已经坐在了山上。但见四周宝石闪闪发光,瞅着真叫人心里高兴,他们挑最美最珍贵的搜集了一些。这当儿,老巫婆却作起法来,猎人突然感到眼皮沉重,便对姑娘说:"咱们坐下来休息一下吧,我困极了,几乎已经站不稳。 "他俩坐下去,猎人把头枕在姑娘怀中,睡着了。刚等他睡熟,她便从他肩上解下斗篷,拿来自己披上。再拾起地上的宝石,一发愿回家去了。
猎人睡够了醒过来,发现自己心爱的人骗了他,把他一个人丢在了荒山上。 "呵,"他叹道,"世间竟有这样的大骗子!"他坐在那儿忧心忡忡,心痛难忍,却不知怎么办才好。 这宝石山呢,属于一群狂暴粗野的巨人,他们住在山上,在山上胡作非为。 猎人那么坐了没多久,就看见来了三个巨人。 他赶紧躺在地上,装做酣睡的样子。 巨人们走过来,第一个用脚踢他,说:"这是条什么虫子,敢躺在这儿做白日梦?""踩死他!"第二个说。 "值得花力气吗?"第三个不屑地讲,"留他一条命吧,他在这儿呆不长,他一往上爬,爬到了山尖,白云就会卷住他,把他带走的。"他们一边谈话,一边往前走。 猎人却记住了他们说的话,一等他们走远,便站起来向着山顶爬去。 他在山顶坐了一会儿,一朵白云悠悠来到,卷起他,带着他在天空中飞了一会儿,最后降落在一座大菜园子里。 菜园四周高墙环绕,他缓缓地落在了圆白菜和其它蔬菜中间的地上。
猎人转头四望,说:"我只要有点吃的就好喽,肚子真饿,这么往前走会很吃力啊!可这儿见不到苹果、梨子和其它水果,到处是菜叶,除了菜叶子还是菜叶子。"终于,他想:"不得已我可以吃点莴苣嘛,味道虽不怎样,却可以提起我的精神。"于是,他选了一窝最粗壮的吃起来,可是刚吞下几口,他就觉得精神不对,好像他已经完全变了。 果然,他长了四条腿,一个大脑袋,两只长耳朵:他惊恐地看出,自己已变成了一头毛驴。 由于仍然很饿,并受他现在的天性决定,多汁的莴苣变得很有味道了,他贪婪地吃个没完,吃啊吃啊,他终于碰到了另一种莴苣,可他刚吃下一点,又感觉发生了变化:他恢复了自己原来的人样儿。
这时猎人躺在地上睡着了,消除了疲劳。 第二天早上醒来,他把坏莴苣和好莴苣各摘了一棵,想:"它们会帮我夺回自己的东西,惩罚那不忠实的人的。"随后 ,他把莴苣藏在身上,翻出围墙,动身找他爱人的宫殿去了。 他东奔西走了好多天,侥幸把它给找着啦。 他马上染黑了脸面,叫他亲生母亲见了也休想认出来,这样才去宫里借宿。 "我累死了,"他说,"再没法往前走。""你是谁啊。老乡?做什么样的营生?"巫婆问。 他回答:"我是国王的使者,被派出来寻找天底下长的最美味可口的莴苣。我非常幸运地找到了,正藏在身上哩。只是太阳烤晒得太厉害,我担心鲜嫩的菜叶会蔫掉,不晓得能不能把它送到呵。"
老婆子听说有美味的莴苣,嘴馋起来,说道:"亲爱的老乡,让我尝尝那美妙的莴苣好吗?""行啊行啊,"猎人回答,"我有两棵,愿意送你一棵,"说着打开口袋,把坏的一棵递给她。 老婆子毫无防备,想吃那新奇的菜想得口水快流出来了,急忙亲自下厨房去做起来。 做好后,她等不及端上桌子,伸手抓了几片叶子塞进嘴里,哪知刚一咽下肚去,她已失去人形,变成一头驴跑到了院子里。 这当儿巫婆的女仆走进厨房,见莴苣已做好了,想把它端上桌子,可半道也犯了偷偷尝一点的毛病,吃下了几片叶子。 结果莴苣的奇妙作用又马上显示出来,女仆同样变成头母驴,和老巫婆跑到一起去了,而装莴苣的大碗却掉在了地上。 这其间,"国王的使者"和美丽的姑娘坐在一起,她等了好久不见人送菜来,也馋了,就问:"不知道莴苣在哪儿呵?"猎人想一定是菜已经起作用,说:"我去厨房看看吧。"他走下楼,见两头母驴在院子里兜圈子,莴苣却撒了一地。 "行啦,"他说,"那两个已得到惩罚,"说着把剩余的菜叶儿捡起来放在碗里,端去给姑娘。 "我给你送佳肴来了,免得你久等。"他告诉她。 姑娘于是也吃了一些,立刻也和另外两个一样失去人形,变成母驴跑进院子去了。
猎人先洗了脸,让那些变驴的家伙能认出他,然后才走进院子,说:"现在该你们得到背信弃义的报应啦!"他用一条绳子拴起三头母驴,把它们赶到一座磨坊前。 他敲敲窗户,磨坊主探出脑袋来问有什么事。 猎人回答:"我有三头蠢驴,再不想养了。你要愿意收留它们,喂它们饲料,把它们圈住,照我说的那样对待它们,你要多少钱我就给你多少钱。""当然可以,当然可以,"磨坊主回答,"可要我怎样对待它们呢?"于是,猎人告诉他,那头老驴,就是从前的巫婆,他每天得揍它三次,却只给一顿草料吃;那头年轻点的母驴,就是从前的女仆,他每天要揍它三次,喂它三顿;那最小的一头驴,就是从前的漂亮姑娘,他不用揍它,只要喂它三次。 "要知道,猎人还是不忍心让姑娘挨打哟。随后他回到宫里,在那儿找到了他所需要的一切。
几天后,磨坊主来说,他必须报告:那头一天挨揍却只有一次草吃的老母驴死了。 "另外两头虽然没死,也得到三顿草料吃,"他说 ,"却显得十分伤心,看样子也熬不了多久喽。"猎人听了心肠软了,克制住怨恨,告诉磨坊主把它们给他赶回来。 两头母驴回来后,他给它们吃了好莴苣,它俩马上又变成人了。 美丽的姑娘一下跪在猎人面前,说:"唉,亲爱的,原谅我对你干的坏事!都是我母亲逼着我干的,我本心才不愿意呐,因为我打心眼儿喜欢你。你的如意斗篷挂在我衣柜里;我愿意喝呕吐药,吐出鸟心来还给你。"猎人一听也改了想法,说:"留着吧,反正都一样,因为我要娶你,让你做我忠实的妻子。"随后举行了婚礼,他们一直到死都愉快和睦。