Fernand getrouw en Fernand ontrouw


Sadık Ferdinand ile Nankör Ferdinand


Er waren eens een man en een vrouw, ze waren rijk, maar zolang ze rijk waren, hadden ze geen kinderen, maar toen werden ze arm, en toen kregen ze een kleine jongen. Maar ze konden er niemand bij krijgen, die peet wou zijn en de man zei, dat hij dan maar naar een ander dorp zou gaan om te zien of hij daar geen peet kon krijgen. Terwijl hij onderweg was, kwam hij een arme man tegen, en die vroeg hem waar hij naar toe moest, en hij zei dat hij naar een ander dorp wou gaan om te zien of hij geen peet kon krijgen voor zijn zoontje, hij was arm en geen mens wou bij hem peet staan. "O," zei de arme man, "jij bent arm, ik ben arm, ik wil je peetvader wel zijn, maar ik ben zó arm, dat ik 't kind niets geven kan; maar ga maar naar de baker en zeg haar dat ze met 't kind maar eens naar de kerk moet komen." Ze kwamen gezamenlijk naar de kerk, en de bedelaar was er al en hij gaf aan het kind de naam: Ferdinand de trouwe.
Ze kwamen daarna weer uit de kerk, en de bedelaar zei: "Ga nu maar naar huis, ik kan niets geven, en jullie moeten mij ook niets geven." Maar de baker gaf hij een sleutel en hij zei dat ze die, als ze weer thuis was, aan de vader geven moest, en hij moest hem bewaren tot 't kind veertien jaar oud was, en dan moest hij de hei opgaan en daar was een slot, en daar paste die sleutel in, en wat daarin was zou hem toebehoren. Toen het kind zeven jaar was geworden en flink was gegroeid, ging het eens met andere jongens spelen, en de één had nog meer van z'n peetvader gekregen dan de ander, maar hij had niets te vertellen, en daarom begon hij te huilen en liep naar huis en zei tegen zijn vader: "Heb ik dan niks van mijn peet gekregen?" - "O ja," zei de vader, "zeker, je hebt een sleutel gekregen, en als er op de hei een slot is, ga er dan maar naar toe en open het." Toen ging hij erheen, maar er was nergens een slot te horen of te zien. Zeven jaar later toen hij veertien was, ging hij er nog eens heen, en toen was er wél een slot. Hij stak de sleutel erin, draaide hem om, maar er was niets binnenin, dan 'n schimmel. Daar was de jongen nu zo dolblij mee, dat hij een paard had, dat hij er meteen op ging zitten en naar zijn vader reed. "Nu heb ik ook een paard, nu kan ik ook op reis gaan," zei hij. Hij trok weg, en toen hij onderweg was, lag er een schrijfpen op de weg, en hij wou hem eerst op rapen, maar toen dacht hij weer bij zichzelf: "Och, je moest hem maar laten liggen, waar je heengaat is vast wel een pen, als je er één nodig hebt." Maar terwijl hij weggaat, roept er iemand achter hem: "Ferdinand, neem 'm mee." Hij kijkt om, maar ziet niets, maar hij gaat toch weer terug en raapt hem op. Na een poos rijden, komt hij langs een beekje, en daar lag een vis aan de oever, happend en snakkend naar lucht en hij zegt: "Wacht maar, visje, ik zal je helpen om weer in 't water te komen," en hij pakt hem bij zijn staart en gooit hem in 't water. Daar stak de vis z'n kop uit 't water en zei: "Nu je mij uit de brand geholpen hebt, zal ik je een fluitje geven; als je in nood bent, fluit er dan op, dan zal ik je helpen. En als je soms eens wat in 't water hebt laten vallen, fluit dan maar, dan geef ik het je wel aan." Hij rijdt weer verder, en daar komt 'n mens naar 'm toe en die vraagt waar hij heen moet. "Nu, naar 't naaste dorp." - "Hoe of hij dan heette?" - "De trouwe Ferdinand." - "Zo, dan hebben we haast dezelfde naam, ik heet de ontrouwe Ferdinand." En zo trokken ze samen naar het naaste dorp naar de herberg. Nu was het wel erg, dat die ontrouwe Ferdinand alles wist, wat de ander gedacht had en wilde doen; en dat wist hij door allerlei kunsten. In de herberg was een aardig meisje, met een eerlijk gezicht en ze gedroeg zich aardig, ze werd verliefd op de trouwe Ferdinand, want dat was ook een aardige kerel, en ze vroeg hem waar hij naar toe wou. "O, hij wou zo'n beetje rondreizen." Ze zei dat hij dan daar nog maar wat blijven moest, d'r was hier in 't land een koning en die had wel 'n bediende of een voorrijder nodig, daar kon hij dan dienst nemen. Hij antwoordde dat hem dat niet goed afging, naar iemand toegaan en zichzelf aanbieden. Het meisje zei: "O, dat zal ik dan wel doen." En zo ging ze meteen naar de koning en zei, dat ze een aardige dienaar voor hem had. Daar wou hij wel van horen en liet hem bij zich komen en wilde hem wel hebben. Maar hij wou 't liefst voorrijder zijn, want waar zijn paard was, wou hij zelf zijn, en toen nam de koning hem ook als voorrijder. Toen de ontrouwe Ferdinand daar van hoorde, zei hij tegen het meisje: "Zeg, help je mij dan niet?" - "Wel," zei het meisje, "jou wil ik ook wel helpen." Ze dacht: "Je moet hem te vriend houden, want hij is niet te vertrouwen." Maar ze ging naar de koning en besprak hem ook als bediende, en de koning was er tevreden mee.
Als nu 's morgens de koning zijn pak aantrok, jammerde hij altijd: "O, als ik toch mijn liefste maar bij me had." De ontrouwe Ferdinand was evenwel altijd de trouwe Ferdinand slecht gezind, en toen de koning weer eens zo aan 't jammeren was, toen zei hij: "U hebt immers die voorrijder, stuur hem erheen; hij moet haar gaan halen, en als 't hem niet lukt, moet hem z'n hoofd voor z'n voeten gelegd worden." Nu liet de koning de trouwe Ferdinand bij zich komen en hij vertelde hem dat hij een liefste had en die moest hij hem terugbezorgen, en als hij het niet deed, moest hij sterven.
De trouwe Ferdinand ging naar de stal, naar zijn schimmel en nu was hij het, die jammerde: "O, ik ongelukkig mensenkind." Iemand achter hem riep: "Ferdinand, waarom dat gejammer?" Hij keek om, maar hij zag niemand en jammerde steeds: "O, mijn beste schimmel, nu moet ik je verlaten en ik moet sterven." Toen riep de stem weer: "Trouwe Ferdinand, waarom dat gejammer?" Nu merkte hij pas dat zijn schimmeltje hem die vraag stelde. "Doe jij dat, schimmeltje? Kan jij praten?" En weer zei hij: "Ik moet daar en daar naar toe en de bruid halen, weet jij ook hoe ik dat aan moet pakken?" Nu antwoordde de schimmel: "Ga nog eens naar de koning, en zeg hem: als hij je wil geven wat je hebben moet, dan zul je haar brengen: hij moet 'n schip vol vlees en een schip vol brood brengen en dan zal het lukken; want op het water zijn de grote reuzen, en als je voor hun geen vlees meebrengt, dan verscheuren ze je, en dan zijn er de grote vogels, en die pikken je je ogen uit je hoofd, als je geen brood meebrengt." Toen liet de koning alle slagers in het land slachten en alle bakkers bakken, zodat de schepen vol werden. En toen ze vol waren, zei de schimmel tot de trouwe Ferdinand: "Ga nu maar op me zitten, en trek met me naar het schip. En als dan de reuzen komen, dan zeg je:
"Stil maar, mijn lieve reusjes,
ik heb aan u gedacht,
en ik heb u wat meegebracht!"
En als de vogels komen, dan zeg je:
"Stil maar, mijn lieve vogeltjes,
ik heb aan u gedacht,
en ik heb u wat meegebracht!"
Dan doen ze je niks. En als je dan bij het slot komt, helpen de reuzen je; je gaat het slot in en neemt een paar reuzen mee; de prinses ligt er te slapen, maar je mag haar niet wakker maken. De reuzen moeten haar met bed en al optillen en naar 't schip dragen." En nu gebeurde alles, zoals het schimmeltje gezegd had. Aan de reuzen en de vogels gaf de trouwe Ferdinand, wat hij voor hen had meegebracht, toen waren de reuzen heel gewillig en brachten de prinses slapend in haar bed naar de koning. Maar toen ze bij de koning kwam, zei ze dat ze niet leven kon, of ze moest haar schriften hebben en die waren op haar kasteel blijven liggen. Toen werd de trouwe Ferdinand – op aanwijzing van de ontrouwe Ferdinand – weer geroepen, en de koning zei hem dat hij de schriften van de prinses nog van het slot moest halen, of hij moest sterven. Nu ging hij weer naar de stal, begon er te huilen en zei: "Och mijn lief schimmeltje, nu moet ik al weer weg, hoe zullen we dat doen?" Toen zei de schimmel: "Dan moesten ze 't schip nog eens vol laden." En het ging weer net zo als de vorige keer, en de reuzen en de vogels werden door het vlees verzadigd en tot rust gebracht. Toen hij bij het slot kwam, zei de schimmel tegen hem, dat hij er naar binnen moest gaan; naar de slaapkamer van de prinses, en daar op tafel lagen de schriften. De trouwe Ferdinand gaat weer op reis en het lukt hem. Maar toen ze op zee waren, liet hij zijn schrijfpen in zee vallen, en toen zei de schimmel: "Maar"nu kan ik je niet verder helpen." Toen viel hem het geval in van dat fluitje, en hij begon erop te fluiten en daar kwam de vis en had de schrijfpen in z'n bek en gaf hem die. Hij bracht de schriften naar het slot en nu werd er bruiloft gehouden.
Maar de koningin mocht de koning niet lijden, want hij had geen neus, en de trouwe Ferdinand vond ze wel aardig. Toen nu eens op een keer alle heren van het hof samen waren, vertelde de koningin dat ze ook kunststukjes kende, ze kon iemand 't hoofd afhakken en weer opzetten, iemand moest het maar eens proberen. Maar niemand wilde de eerste zijn, en toen moest de trouwe Ferdinand eraan geloven, – alweer op aanwijzing van de ontrouwe Ferdinand – en ze hakte hem 't hoofd af en zette 't hem weer op, en 't is ook meteen weer geheeld, alleen leek het of hij een draad om zijn hals had. De koning zei tegen haar: "Maar kind, waar heb je dat geleerd?" - "Ja," zei ze, "die kunst ken ik. Zal ik 't bij jou ook eens proberen?" - "Welja," zei hij. En toen hakte ze hem z'n hoofd af en zette 't niet weer op, ze deed of ze hem er niet meer op kan krijgen, en of hij niet vast wil zitten. Nu werd de koning begraven, maar zij trouwde met de trouwe Ferdinand.
Maar hij reed altijd op zijn schimmel, en toen hij daar eens op zat, zei die tegen hem: hij moest eens naar een andere heide toe; en hij wees hem die, en daar moest hij dan driemaal omheen jagen. En toen ze dat gedaan hadden, ging de schimmel op zijn achterpoten staan en veranderde in een prins.
Bir zamanlar zengin bir karı kocanın çocukları yoktu, ama fakir düştüklerinde küçük bir oğulları oldu. Ancak ona vaftiz babası olacak birini bulamadılar. Bunun üzerine adam başka bir kasabaya gidip bakacağını, belki birini bulabileceğini söyleyerek evden ayrıldı.
Bir süre yol aldıktan sonra fakir bir adamla karşılaştı. Adam ona nereye gittiğini sordu. O da bir vaftiz babası aramaya çıktığını, ancak kendisi çok fakir olduğu için kimsenin bu işe yanaşmadığını söyledi.
Adam, "Bak, sen fakirsin, ben de fakirim. Vaftiz babası olmak isterim; ama öyle fakirim ki, çocuğa bir şey veremem. Sen şimdi eve dön, ebeye söyle, çocuğu alıp kiliseye getirsin" dedi.
Ebe oğlanla kiliseye vardığında fakir adam oradaydı; çocuğa Sadık Ferdinand adını verdi.
Kiliseden çıktıktan sonra dilenci onlara, "Hadi şimdi eve gidin. Size hiçbir şey veremem, siz de bana bir şey vermeyin" dedi.
Ama ebeye bir anahtar vererek ona, eve gidince bunu çocuğun babasına vermesini ve onun da çocuk on dört yaşına gelinceye kadar bu anahtarı saklamasını söyledi. Çocuk o yaşa basınca bozkıra çıkacak ve orada bir saray, kapısında da bir kilit görecekti; bu anahtar o kilide uyarsa saray onun olacaktı!
Neyse, oğlan yedi yaşına bastı ve adamakıllı gelişti. Bir keresinde başka çocuklarla oyun oynadı. Ama her bir çocuk vaftiz babalarından birbirinden güzel şeyler almıştı. Oğlan ağlayarak eve döndü ve babasına, "Ben vaftiz babamdan hiç mi bir şey almadım?" diye sordu.
"Aldın" dedi babası, "Sana bir anahtar bıraktı. Bozkırda bir saray görürsen oraya git, bu anahtarla kapısını aç!"
Çocuk oraya gitti, ama ne bir saray gördü ne de duydu.
Aradan yedi yıl geçti, oğlan on dört yaşına basınca yine oraya gidince bir saray gördü. Kapısını anahtarla açınca içerde bir at gördü. Kır bir attı bu! Oğlan bir at sahibi olduğu için o kadar sevindi ki, hemen ona binerek babasının yanına vardı: "Artık bir kır atım var, dünyayı gezmek istiyorum" dedi.
Ve evden ayrıldı. Yolunun üzerinde bir kalem tüyü gördü. Önce eğilip almak istedi, ama sonra, "Bırak kalsın, gerekirse gideceğin yerde nasılsa bir tane bulursun" diye düşündü.
Böyle giderken ardından biri seslendi: "Sadık Ferdinand, al onu yanına." Etrafına bakındı, ama kimseyi göremedi. Geri döndü, kalem tüyünü yerden aldı. Bir süre at sürdükten sonra bir su kenarına vardı. Sahilde bir balık havasız katmışçasına soluyup duruyordu.
"Dur bekle! Sana yardım edeyim de yine suda yüz balıkçık" diyerek onu kuyruğundan yakaladığı gibi suya fırlattı.
Balık kafasını sudan çıkararak, "Beni bataklıktan kurtardığın için sana bir flüt hediye etmek istiyorum. Bir gün suya düşersen onu çalarsın, ben hemen gelir seni sudan çıkarırım" dedi.
Ve oğlan yoluna devam etti. Derken biriyle karşılaştı; adam ona nereye gittiğini sordu. "Şey, en yakın kasabaya" diye cevap verdi. Adam onun adını sordu. "Sadık Ferdinand" dedi oğlan.
"Bak hele" dedi adam, "İsimlerimiz benziyor. Benimki de Nankör Ferdinand." Ve birlikte en yakın kasabadaki bir hana gittiler.
İşin kötü tarafı Nankör Ferdinand Sadık Ferdinand'ın ne düşündüğünü ve ne istediğini önceden biliyordu; bunun için kötü yöntemlere başvuruyordu.
Ancak bulundukları handa namuslu ve dürüst bir kız vardı; temiz yüzlüydü ve de güzeldi. Sadık Ferdinand'a aşık oluverdi, çünkü oğlan yakışıklıydı. Kız ona nereye gitmek istediğini sordu. Sadık Ferdinand dünyayı dolaşacağını söyledi, ama kız burada kalması için ısrar etti. Çünkü o yörenin kralı kendine bir uşak ya da iyi bir at binicisi arıyordu. Delikanlı oraya başvurmalıydı! Oğlan gitmeye pek yanaşmadı. Kız, "Senin yerine ben gideyim" dedi. Nitekim kralın huzuruna çıkarak ona, yanında uşak olarak çalışacak iyi birini tanıdığını söyledi. Kralın işine geldi bu. Oğlanın gelmesini ve onu uşak olarak alacağını söyledi.
Ancak oğlan binici olmak istiyordu, çünkü kır atı neredeyse o da oradaydı! Bunun üzerine kral onu binici yaptı.
Nankör Ferdinand bunu duyunca kıza, "Bak hele! Ona yardım edersin de bana etmezsin ha" dedi.
"Şey, sana da yardım etmek isterim" diyen kız, onun tehlikeli biri olduğunu ve kızdırmaya gelmeyeceğini düşündü.
Ve kralın huzuruna çıkarak onu da uşak olarak önerdi. Kral kabul etti.
Sabahları Nankör Ferdinand giysilerini giydirirken kral hep, "Ah, keşke sevgilim de yanımda olsa" diye sızlanıp duruyordu.
Aslında Nankör Ferdinand Sadık Ferdinand'a düşmandı. Ve kral yine böyle sızlanınca Nankör Ferdinand, "Sizin biniciniz var ya, gönderin onu. Sevgilinizi alıp getirsin; bunu yapmazsa kafasını uçurun" dedi.
Kral Sadık Ferdinand'ı çağırttı ve ona falanca yerde bir sevgilisi olduğunu, onu alıp getirmesini, aksi halde öldürüleceğini söyledi.
Sadık Ferdinand ahıra, kır atının yanına giderek, "Ah, ben ne talihsiz çocukmuşum" diye ağlayıp sızlamaya başladı.
Birden arka taraftan, "Sadık Ferdinand, niye ağlıyorsun?" diyen bir ses işitti. Etrafına bakındı, ama kimseyi göremeyince sızlanmaya devam etti. "Ah benim kır atım, artık seni yalnız bırakmak zorundayım, çünkü ölmem gerekecek."
Derken aynı sesi işitti. "Sadık Ferdinand, niye ağlıyorsun?"
İşte o zaman konuşanın kendi atı olduğunu anladı: "Sen misin, kır atım? Konuşabiliyor musun sen?" diyerek devam etti. "Ben bilmem nereye gidip kralın nişanlısını bulup getirecekmişim. Bunu nasıl yapacağımı biliyor musun?"
Kır at şöyle cevap verdi: "Git krala, ihtiyacın olduğu şeyleri sana verirse sevgilisini bulup getireceğini söyle. Eğer sana bir gemi dolusu etle bir gemi dolusu ekmek verirse bu iş olur de! Çünkü denizde koskoca devler var, onlara et götürmezsen seni paramparça ederler. Ayrıca orada koskoca kuşlar var, onları da ekmekle beslemezsen gözünü çıkarırlar."
Bunun üzerine kral ülkedeki tüm kasapları seferber ederek et kestirdi, tüm fırıncılara da bir gemi dolusu ekmek pişirtti.
Gemilere et ve ekmek yüklendikten sonra kır at sadık Ferdinand'a şöyle dedi: "Şimdi bin sırtıma, seni gemiye götüreyim. Karşına devler çıkarsa şunları söyle:
Sakin olun sevgili devler,
Size getirdim neler neler!
Kuşlar gelirse onlara da şöyle de:
Sevgili kuşlar, sakin olun
Etrafıma şöyle bir dolun;
Yem seçerken düşündüm,
Sizleri görünce güldüm.
O zaman sana bir şey yapmazlar ve saraya vardığında devler sana yardım eder. Neyse, sen saraya gidersin, yanına da iki dev alırsın. Prensesi o sarayda uyuyor göreceksin. Ama sakın onu uyandırma. Devler onu yatağıyla birlikte gemiye taşısın."
Ve her şey kır atın dediği gibi oldu. Sadık Ferdinand yanında getirdiklerini devlere ve kuşlara dağıttı. Bunun üzerine devler kendi istekleriyle prensesi yatağıyla birlikte gemiye taşıdı.
Hepsi kralın yanına vardığında prenses yazıları olmadan yaşayamayacağını söyledi; kendi eliyle yazdığı şiirler falan sarayda kalmıştı. Nankör Ferdinand'ın kışkırtmalarıyla Sadik Ferdinand kralın huzuruna çağrıldı. Kral ona bu yazıları gidip o saraydan alarak getirmesini, aksi halde ölüme mahkûm edileceğini söyledi. Oğlan ahıra giderek ağlamaya başladı: "Ah benim kır atım, yine gitmem gerekiyor. Ama bu işin altından nasıl kalkacağım ben?"
Kır at ona yine gemiyi et ve ekmekle yüklemesini söyledi. Her şey geçen seferki gibi oldu; devler de kuşlar da karınları doyurularak yatıştırıldı.
Saraya vardıklarında kır at oğlana içeri girmesini ve prensesin yatak odasındaki masadan yazıları almasını önerdi.
Sadık Ferdinand oraya giderek yazıları aldı. Ama gemideyken kalem tüyünü denize düşürdü.
Kır at, "Bu konuda sana yardım edemem" dedi.
Oğlanın aklına flüt geldi; hemen üfleyerek çalmaya başladı; aynı anda balık ağzında tuttuğu tüyü ona verdi. Daha sonra oğlan yazıları düğünün yapıldığı saraya getirdi.
Ancak kraliçe kralı sevmiyordu, çünkü adamın burnu yoktu. O Sadık Ferdinand'dan çok hoşlanıyordu.
Saray erkânının toplandığı bir günde kraliçe marifetlerini göstermek istedi. Birinin kellesini uçurduktan sonra onu yine yerine takabilirmiş! Denemek isteyen varsa beri gelsinmiş! Ancak hiç kimse bu işe yanaşmadı. Sonunda yine nankör Ferdinand'ın kışkırtması sonucu kabak Sadık Ferdinand'ın başına patladı!
Kraliçe onun kafasını baltayla kopardı, sonra yine yerine oturttu. Ve yara hemen kapanıverdi, sanki boynuna kırmızı fular takmış gibi gözüküyordu.
Kral, "Bunu nerede öğrendin şekerim?" diye sordu.
"Öğrendim işte, bu bir sanattır. Senin üzerinde de deneyeyim mi?"
"Evet, dene bakalım!"
Kraliçe kralın kafasını kopardı, ama yerine oturtmadı; oturtur gibi yaptı, sonra bir türlü olmuyor gibilerinden numara yaptı.
Kral toprağa verildi, karısı da Sadık Ferdinand'la evlendi.
Ama Sadık Ferdinand her zaman kır atına bindi ve bir defasında atına atladığında, at ona göstereceği başka bir bozkıra gitmesi ve orada üç kez avlanması gerektiğini söyledi.
Sadık Ferdinand söyleneni yapar yapmaz kır at arka ayakları üzerinde şaha kalktı ve bir prense dönüştü.