La ragazza di Brakel


Het meisje van Brakel


Una ragazza di Brakel andò una volta alla cappella di sant'Anna sotto il castello dei giganti e, siccome desiderava tanto maritarsi, e credeva che nella cappella non ci fosse nessuno, si mise a cantare:-Oh sant'Anna ognor venerata, fa' che in breve io sia maritata! Sai cosa voglio io: il mio vicino di bell'aspetto è proprio il mio diletto!-Ma dietro l'altare c'era il sagrestano, che sentì tutto e si mise a gridare con voce terribile: -Non l'avrai! Non l'avrai!-. Ma la fanciulla pensò che, a gridare, fosse stata Maria Bambina, che stava accanto a sua madre. Allora andò in collera e gridò: -Perepepè, brutta pettegolina, chiudi il becco e lascia parlare la mamma!-.
Het meiske van Brakel ging eens naar de kapel van Sint Anna, aan de voet van de Hunnenberg, en omdat ze graag een man wou hebben en ook dacht dat er verder niemand in de kapel was, zei ze dit gebed:
"O heilige Sint An,
Help me toch aan een man,
U kent hem wel:
Hij woont aan de Suttemerpoort,
en heet witte Koert,
U kent hem wel."
Maar de koster stond achter het altaar en hoorde het, en hij riep met een heel hoog stemmetje: "Je krijgt 'm niet, je krijgt 'm niet!" Maar dat meisje meende, dat het Mariakindje, dat bij de heilige moeder Anna stond, haar dat had toegeroepen, en ze werd heel boos en riep: "Papperlepap, jij dom guitje, hou je snuitje en laat je moeder praten!"