Заново выкованный человечек


De verjongingskuur


Давно это было, очень давно. Зашли однажды вечером к кузнецу двое странников, и кузнец их радушно принял к себе на ночлег. Как раз в это время нищий, старый и хилый, пришел в дом кузнеца и стал просить у него милостыни.
Один из странников над ним сжалился и сказал другому: "Ты все можешь, так вот облегчи этому бедному его долю, дай ему возможность свой насущный хлеб зарабатывать".
Другой странник очень добродушно обратился к кузнецу и говорит: "Дай мне твои щипцы да подложи углей в горн, чтобы я мог этого старого и хилого человека помолодить".
Кузнец тотчас все изготовил, младший странник стал работать мехами, и когда угли запылали, старший странник взял нищего, вложил его в клещи и сунул в самый жар, так что он вскоре накалился там докрасна, словно пунцовый розан.
Затем он был вынут из жара и опущен в лохань с водой, так что вода зашипела; а когда он там поостыл и был из лохани вынут, он стал на ноги - прямой, здоровый, помолодевший, словно двадцатилетний юноша.
Кузнец все это внимательно высмотрел и затем пригласил всех к ужину.
А была у кузнеца старая, подслеповатая и сгорбленная теща; подсела она к юноше и стала его выспрашивать: очень ли больно жег его огонь? "Никогда я себя лучше не чувствовал, - отвечал тот, - я там в жару сидел, как в прохладе".
Эти слова юноши запали в душу старухи и всю ночь не давали ей покоя.
И вот, когда оба странника поутру удалились, поблагодарив кузнеца за ночлег, тому пришло в голову, что он тоже может помолодить свою старую тещу; он ведь все так отлично высмотрел, да и на искусство свое надеялся.
Позвал он ее и спросил, не желает ли и она из его горна выйти восемнадцатилетней девушкой.
Та отвечала: "Еще бы не желать!" Ведь юноша-то рассказал ей, как ему хорошо в жару было.
Вот и развел кузнец большое пламя в горне и сунул туда старуху, которая стала биться и кричать благим матом. "Сиди, старая! Что ты так орешь и мечешься, я только теперь и поддам тебе жару!"
И давай работать мехами, так что на ней все ее лохмотья сразу сгорели.
Но старуха не переставала кричать, и кузнец подумал: "Ну, не ладно дело!" - вытащил ее и бросил в лохань с водой.
Тут уж она стала так реветь и вопить, что и кузнечиха, и ее невестка заслышали ее крики в доме, и обе сбежались в кузницу: видят, лежит старуха в лохани вся скрюченная, вся сморщенная, еле живая и вопит благим матом.
Дожила до старости - не гонись за младостью!
In de tijd dat Onze Lieve Heer nog op aarde rondliep, kwam hij 's avonds met Sint Pieter eens bij een smid en kreeg daar onderdak voor de nacht. Nu gebeurde het, dat een arme bedelaar, door ouderdom en gebreken gebogen, ook in dat huis kwam en een aalmoes vroeg van de smid. Toen kreeg Sint Pieter medelijden en zei: "Mijn heer en meester, als het U behaagt, genees hem dan toch van zijn kwaal, zodat hij zijn eigen brood kan verdienen." Zachtmoedig sprak Onze Heer: "Smid, leen mij de voorhamer en leg een flink vuur aan, dan zal ik die oude ziekelijke man voor deze keer verjongen." De smid was graag bereid, Sint Pieter trok aan de blaasbalg, en toen het vuur aangloeide en vonkte, groot en hoog, nam Onze Heer het oude mannetje, schoof hem op het vuur, middenin de gloed, en hij gloeide erin als een tak rozen en hij loofde God met luide stem. Daarna ging Onze Heer naar de dooftrog, stopte het gloeiende mannetje erin, zodat het water over zijn hoofd sloeg, en nadat hij hem heerlijk en fris had afgekoeld, gaf hij hem de zegen. En kijk, dadelijk sprong het mannetje eruit, fris, recht van lijf en leden, gezond, en als een jongeman van twintig jaar. De smid die erbij had gestaan en precies had afgekeken hoe het ging, nodigde hen allen uit voor het avondbrood. Maar nu had hij een oude, halfblinde kromgegroeide schoonmoeder, en die ging bij de nieuwbakken jongeling navraag doen, en vroeg of het vuur hard gebrand had. Hij had zich nooit heerlijker gevoeld, had hij geantwoord; hij had in de vuurhaard gezeten als in koele dauw.
Wat de jonkman gezegd had, klonk de ganse nacht in de oren van de oude vrouw, en toen de Heer 's morgens de dorpsstraat was afgegaan, en de smid hartelijk had bedankt, dacht de smid, dat hij die oude schoonmoeder ook wel eens zo jong zou kunnen maken, hij had immers alles precies bekeken en het was eigenlijk zijn vak. Hij vroeg haar dus, of ze wel weer als een achttienjarig meisje in de wereld rond zou willen springen. En ze zei: "Dolgraag," want met de jonge man was het ook zo gemakkelijk gegaan. Dus maakte de smid een heel groot vuur, legde er het oude mens in, zodat ze zich heen en weer kromde en moord en brand schreeuwde. "Hou je toch stil, wat schreeuw je en krom je je, ik zal nog eens terdege blazen." En hij trok opnieuw aan de blaasbalg, tot al haar schamele kleren brandden. Het oude mens schreeuwde zonder ophouden, en de smid dacht: "Niets zonder moeite," hij nam haar eruit en dompelde haar in de dooftrog. Toen schreeuwde ze zo gruwelijk, dat boven in huis de vrouw van de smid en haar schoondochter het hoorden; ze liepen beiden de trappen af en zagen het oude mens huilend en schreeuwend in de trog liggen, haar gezicht vol rimpels en vouwen, en verder vormeloos. En daar zijn die twee, die allebei een kind zouden krijgen, zo van geschrokken, dat er nog diezelfde nacht twee jongens werden geboren, en die waren niet geschapen als mensen, maar als apen, en ze liepen meteen het bos in; en van hen stammen alle apen af.