The star-money


De sterrendaalders


There was once on a time a little girl whose father and mother were dead, and she was so poor that she no longer had any little room to live in, or bed to sleep in, and at last she had nothing else but the clothes she was wearing and a little bit of bread in her hand which some charitable soul had given her. She was, however, good and pious. And as she was thus forsaken by all the world, she went forth into the open country, trusting in the good God.
Er was eens een klein meisje; haar vader en haar moeder waren gestorven, en ze was zo arm dat ze niet eens een kamertje had om in te wonen, en ook geen bedje meer om in te slapen, en eindelijk helemaal niets meer dan de kleren die ze aanhad en een stukje brood in haar hand, dat een medelijdende ziel haar had gegeven. Maar ze was lief en vroom. En omdat ze zo door iedereen verlaten was, trok ze, in vertrouwen op de goede God, de wereld in.

Then a poor man met her, who said: "Ah, give me something to eat, I am so hungry!" She reached him the whole of her piece of bread, and said: "May God bless it to thy use," and went onwards. Then came a child who moaned and said: "My head is so cold, give me something to cover it with." So she took off her hood and gave it to him; and when she had walked a little farther, she met another child who had no jacket and was frozen with cold. Then she gave it her own; and a little farther on one begged for a frock, and she gave away that also. At length she got into a forest and it had already become dark, and there came yet another child, and asked for a little shirt, and the good little girl thought to herself: "It is a dark night and no one sees thee, thou canst very well give thy little shirt away," and took it off, and gave away that also.
Een arme man kwam haar tegen, en hij zei: "Och, geef me toch wat eten, ik heb zo'n honger." Ze gaf hem het hele stuk brood en zei: "Ik hoop dat Gods zegen erop rust," en ze ging weer verder. Toen kwam een kind en dat huilde en zei: "Ik heb zo'n kou op mijn hoofd, geef me iets om op te zetten." Toen nam ze haar mutsje af en gaf dat aan het kind. En toen ze nog een eind gegaan was, kwam er weer een kind aan en dat had geen bloesje aan en het had het zo koud en toen gaf ze het hare weg; en nog verder vroeg iemand om haar rokje, en dat deed ze ook uit en gaf het weg. Eindelijk kwam ze in een groot bos, en 't was al donker geworden en toen kwam er nog iemand en vroeg om een hemd en het vrome meisje dacht: "Het is toch donkere nacht, niemand ziet er iets van, je kunt het hemd best weggeven," en ze trok haar hemd uit en gaf dat ook weg.

And as she so stood, and had not one single thing left, suddenly some stars from heaven fell down, and they were nothing else but hard smooth pieces of money, and although she had just given her little shirt away, she had a new one which was of the very finest linen. Then she gathered together the money into this, and was rich all the days of her life.
En toen ze zo stond en helemaal niets meer aan had, vielen er opeens sterren uit de hemel, en dat waren niets dan harde blanke daalders, en al had ze net haar hemd weggegeven, toch had ze een nieuw aan, en dat was van het allerfijnste linnen. Toen raapte ze alle daalders bij elkaar en was rijk voor de rest van haar leven.