De duur van het leven


寿命


Toen Onze Lieve Heer de wereld had geschapen en aan alle schepselen de tijd van leven wilde toebedelen, kwam de ezel ook en hij vroeg: "Heer, hoe lang moet ik leven?" - "Dertig jaren," antwoordde God, "vind je dat goed?" - "Ach Heer," zei de ezel, "dat is zo lang. Denk nu eens aan mijn moeitevol bestaan; van de morgen tot aan de nacht zware lasten dragen, korenzakken naar de molen slepen, opdat anderen daar brood van krijgen, door niets word ik aangemoedigd dan door slagen en schoppen, en dat is mijn enige opfrissing! Ontlast me van een deel van die lange levenstijd." God had medelijden en schonk hem achttien jaren. De ezel ging getroost weg. En toen kwam de hond. "Hoe lang wou jij leven?" vroeg God hem, "de ezel vindt dertig jaar teveel, maar jij zult er wel tevreden mee zijn." - "Here," sprak de hond, "is het Uw wil? Denk toch eens hoe ik draven moet, dat houden mijn poten zo lang niet uit; en als ik dan geen stem meer heb om te blaffen en geen tanden meer om te bijten, wat blijft er dan nog anders voor me over, dan van de ene hoek naar de andere te lopen en te knorren." God zag, dat hij gelijk had, en hij schonk hem twaalf jaar.
Toen kwam de aap. "Jij wilt zeker wel graag dertig jaar hebben?" sprak de Heer tot hem: "jij hoeft niet te werken als de ezel en de hond, en je bent altijd in je knollentuin." - "Och Here," antwoordde hij, "dat lijkt nu wel zo, maar zo is het niet. Als het gerstebrei regent, dan heb ik geen lepel. Ik moet altijd maar grappen maken, rare gezichten trekken, om de mensen aan het lachen te maken, en als ze me dan nog een appel geven en ik bijt er in – dan is hij zuur. Hoe vaak is er droefheid achter de grap! Dat hou ik geen dertig jaar uit." God was genadig en schonk hem tien jaar.
Eindelijk verscheen de mens. Hij was vrolijk, gezond en fris en hij bad God, hem zijn levenstijd te bepalen. "Dertig jaar kun je krijgen," zei de Heer, "is dat goed?" - "Wat een korte tijd!" riep de mens, "als ik mijn huis heb gebouwd en het vuur brandt in mijn eigen haard, en als ik bomen heb geplant die bloeien en vrucht dragen, en als ik dan van mijn leven denk te kunnen genieten, dan moet ik al doodgaan! O Heer, verleng mijn tijd!" - "Ik zal er je de achttien jaar van de ezel bij doen," zei de God. "Dat is niet genoeg!" antwoordde de mens. "Dan kun je ook nog de twaalf jaren van de hond krijgen." - "Nog altijd te weinig!" - "Wel!" sprak God, "dan zal ik er nog de tien jaar van de aap bijvoegen, maar meer krijg je ook niet." De mens ging weg, maar tevreden was hij niet.
Dus leeft de mens zeventig jaar. De eerste dertig jaar zijn de menselijke jaren: die gaan snel voorbij. Dan is hij gezond, vrolijk, werkt met plezier en verheugt zich over zijn bestaan. Maar dan komen de achttien jaren van de ezel. Dan wordt hem de ene last na de andere opgelegd; hij moet het koren dragen dat anderen tot voedsel strekt, en slaag en schoppen zijn het loon van zijn dienstbaarheid. Dan komen de twaalf jaren van de hond, dan ligt hij in de hoek, gromt, en heeft geen tanden meer om te bijten. En als die jaren voorbij zijn, dan vormen de tien jaar van de aap het slot. Dan is de mens een zwakhoofd en een dwaas, dan doet hij domme dingen en wordt voor de kinderen tot spot!
神様が世界を創って、それぞれの生き物の寿命を定めようとしました。すると、ロバがやってきて、「神様、私はどのくらい生きますか?」と尋ねました。「30年だ。」と神様は答えました。「それで満足か?」「ああ、神様」とロバは答えました。「それは長いですね。私の骨の折れる毎日を考えてください。朝から晩まで重い荷物を運び、他の人たちがパンを食べれるように粉ひき小屋までなん袋も穀物を引きずっていき、ぶたれたり蹴られたりする他は何も励ましてもらったり元気づけてもらったりしないのです。この長い年月を少し減らしてください。」すると神様はロバを可哀そうに思い、18年減らしてあげました。
ロバはホッとして去り、犬が現れました。「お前はどれくらい生きたいかね?」と神様は犬に言いました。「ロバには30年が多すぎたのだが、お前はそれでいいだろう。」「神様」と犬は答えました。「それが神様の思し召しですか?私がどれだけ走らないといけないかお考えください。私の足はそんなに長くもちません。それにいったん声が出なくなり吠えられなかったり、歯が無くなってかみつけなくなれば、私に残るのはすみからすみへ走って行き唸るだけです。」神様は犬の言うことをもっともだとわかり、12年寿命を減らしてあげました。
すると猿が来ました。「お前はきっと喜んで30年生きるだろうな。」と神様は猿に言いました。「お前はロバや犬のように働かなくていいし、いつも楽しくやってるからな。」「ああ、神様」と猿は答えました。「そんな風に見えるかもしれませんが、全然違います。キビがゆが降ってきても、スプーンがありません。私はいつも楽しいいたずらをしたり、いろいろ変な顔をして人々を笑わせなくてはならないのです。りんごをもらってかじってみると、まあ、酸っぱいこと。どれだけ喜劇のかげに悲劇ありなことか。30年もとてももちません。」神様は恵み深く、10年減らしてあげました。
最後に人間が現れました。人間は楽しそうで健康で元気いっぱいでした。そして寿命を決めてくださるよう神様にお願いしました。「お前は30年生かそう。」と神様は言いました。「それで十分かね?」「何て短いんでしょう。」と人間は叫びました。「私が家を建て、火を自分のかまどで燃やし、木を植え花が咲き実を結ぶとき、私は死ななくてはなりません。ああ、神様、私の寿命を延ばしてください。」「それではロバの18年をそれに足そう。」と神様は言いました。「それでも十分じゃありません。」と人間は答えました。「犬の12年もお前にやろう。」「まだ少なすぎます。」「ええと、それでは」と神様は言いました。「猿の12年もやろう。だがそれ以上はだめだぞ。」
人間は去っていきましたが満足していませんでした。それで人間は70年生きるのです。最初の30年は人間の年月ですぐ終わり、そのときは健康で明るく、楽しく働き、自分の人生を楽しみます。次にロバの18年が続き、このときは次から次へと重荷を背負い、他の人に食べさせる穀物を運ばなくてはなりません。そしてなぐられたり蹴られたりするのが、一生懸命務めたことの報いです。それから犬の12年が来ます。そのときはすみにいて、うなり、もう噛む歯がありません。これが終わると、猿の10年でおしまいになります。そのとき人間は頭が弱って愚かになり、ばかげたことをして、子供たちの笑い者になります。