Eva's ongelijke kinderen


エバのふぞろいの子どもたち


Toen Adam en Eva uit het paradijs waren verdreven, moesten ze een huis bouwen op onvruchtbare grond, en hun brood eten nadat ze er heel hard voor gewerkt hadden. Adam hakte de akker en Eva spon wol. Eva kreeg ieder jaar een kind, maar de kinderen waren zeer ongelijk, sommigen mooi, anderen lelijk. Na een lange tijd zond God hun beiden een engel, en liet hun zeggen, dat hij wilde komen en hun huishouding wilde zien.
アダムとイヴは楽園から追放された後、不毛の地に家を建て、額に汗してパンを稼ぐほかありませんでした。アダムは土を掘り起こし、イヴは糸を紡ぎました。毎年イヴは一人の子供を産みましたが、子供たちはみんな違っていて、可愛い子もいれば醜い子もいました。かなりの時が経ってから、神様は天使を遣わし、二人の家庭を見に行くと知らせました。

Eva, vrolijk omdat de Heer zo genadig was, maakte het huis ijverig schoon, versierde het met bloemen en strooide riet op de vloer. Dan haalde ze de kinderen, maar alleen de mooien. Ze waste hen en stopte hen in bad, kamde hun haar, kleedde hen in schone hemden en vermaande hen om zich in de tegenwoordigheid van de Heer fatsoenlijk en flink te gedragen. Ze moesten een passende buiging maken, een hand geven en bescheiden, maar verstandig antwoorden op wat hij vroeg.
イヴは、神様がそんなに慈悲深いことを喜び、精を出して家をきれいにし、花で飾り、床に灯心草をまきました。それから子供たちを中に入れましたが美しい子供たちだけでした。イヴはその子たちを風呂に入れ洗って、髪をすき、きれいな服を着せ、神様の前で礼儀正しく謙虚にふるまうよう注意しました。神様の前で丁寧にお辞儀し、両手を差し出し、神様の質問には控えめに賢く答えるんですよ、とイヴはさとしました。

Maar de lelijke kinderen mochten zich niet vertonen. Eén verborg ze onder 't hooi, het andere stopte ze onder het dak, het derde in het stro, het vierde in de oven, het vijfde in de kelder, het zesde onder een vat, het zevende onder de wijnkuip, het achtste onder haar oude pels, het negende en het tiende onder de stof waar ze hun kleren altijd van knipte, en het elfde en het twaalfde onder het leer waarvan ze hun schoenen altijd sneed.
ところが、醜い子供たちは、姿を見せてはいけない、と言われました。一人は干し草の下に隠れ、別の子は屋根の下に、三人目はわらの中に、四人目はストーブの中へ、五人目は地下室に、六人目はおけの下に、七人目は酒樽の下に、八人目は古い毛皮のコートの下に、九人目と十人目はイブがいつも子供たちの服を作る布地の下に、十一人目と十二人目はイヴが子供たちの靴を切りぬく皮の下に隠れました。

Ze was daar juist mee klaar, toen er aan de voordeur werd geklopt. Adam keek door een kier en zag dat het de Heer was. Eerbiedig deed hij open, en de Hemelse Vader trad binnen. Daar stonden al de mooie kinderen op een rij, bogen, gaven hem een hand en knielden dan. Maar de Heer begon hun de zegen te geven; hij legde de handen op het eerste kind en sprak: "Deze zal een machtig koning worden,"; en de tweede: "Deze een vorst,"; en de derde: "Deze een graaf,"; en de vierde: "Deze een ridder,"; en de vijfde: "Deze een edelman,"; en de zesde: "Deze een burger,"; en de zevende: "Deze een koopman,"; en de achtste: "Deze een geleerde." Hij gaf hun dus zijn rijke zegen mee.
準備ができるとすぐに玄関の戸をたたく音が聞こえました。アダムが隙間から見ると、それは神様でした。アダムは戸をうやうやしく開け、神様は入ってきました。すると、一列になってきれいな子供たちが立っていて、神様の前でお辞儀し、両手をさしだし、膝まづきました。ところが、神様は子供たちに祝福を与え始め、最初の子の頭に両手を置き、「お前は力のある王様になるがよい」と言い、二番目の子には「お前は王子に」、三番目の子には「お前は公爵に」、四番目の子には「お前は騎士に」、五番目の子には「お前は貴族に」、六番目の子には「お前は市民に」、七番目の子には「お前は商人に」、八番目の子には「お前は学者に」と言いました。神様は、子供たちに最も豊かな祝福の数々もまた与えました。

Toen Eva nu zag, hoe mild en genadig de Heer was, dacht ze: "Ik zal de minder fraaie kinderen ook maar laten komen, misschien krijgen die ook nog wel de zegen." Ze ging hen dus overal ophalen: uit het hooi, het stro, de kachel en waar ze verder verstopt waren, vandaan. Daar stond een plompe, vuile, schurftige, roetzwarte schare. Onze Heer moest glimlachen, maar hij bekeek hen allen en sprak: "Ook aan deze wil ik mijn zegen geven." En op de eerste legde hij de handen en sprak: "Deze zal een boer worden,"; en de tweede: "Deze een visser,"; en de derde: "Deze een smid,"; en de vierde: "Deze een leerlooier,"; en de vijfde: "Deze een wever,"; en de zesde: "Deze een schoenmaker,"; en de zevende: "Deze een kleermaker,"; en de achtste: "Deze een pottenbakker,"; en de negende: "Deze een koetsier,"; en de tiende: "Deze een schipper,"; en de elfde: "Deze een bode,"; en de twaalfde: "Deze een huisknecht, zijn leven lang."
イヴは神様がこんなにやさしく慈悲深いのを見て、(ここにみっともない子供たちも連れてこよう、神様はあの子たちにも祝福を与えてくださるかもしれないわ)と考えました。それで走っていき、干し草、わら、ストーブ、隠れていたどこからでも、子供たちを出して連れて行きました。それで粗野で、汚く、かさぶたのある、すすだらけの一群がやってきました。神様はほほえんで、その子供たちみんなを見て、「この子たちにも祝福を与えよう。」と言いました。神様は最初の子の頭に両手を置き、「お前は農夫になるがよい」と言いました。二番目の子には「お前は漁師に」、三番目の子には「お前は鍛冶屋に」、四番目の子には「お前はなめし皮業者に」、五番目の子には「お前は機織りに」、六番目の子には「お前は靴屋に」、七番目の子には「お前は仕立て屋に」、八番目の子には「お前は陶工に」、九番目の子には「お前は荷車引きに」、十番目の子には「お前は船乗りに」、十一番目の子には「お前は走り使いに」、十二番目の子には「お前は一生下男に」、と言いました。

Toen Eva dat alles mee had aangehoord, zei ze: "Heer, wat wordt die zegen ongelijk verdeeld! Het zijn toch allemaal mijn kinderen, ik heb ze allen gebaard, en Uw genade moest toch over allen gelijk worden verdeeld." Maar God gaf ten antwoord: "Eva, dat kun je zo niet begrijpen. Voor mij is het nodig - en de wereld heeft het nodig - dat ik de wereld vervul met al je kinderen. Als het nu allemaal vorsten en heren werden: wie zou dan het koren verbouwen, dorsen, malen en bakken? Wie zou smeden, weven, timmeren, bouwen, graven, kuipen, snijden en naaien? Ieder moet zijn eigen stand inrichten, de één moet de ander onderhouden, en allen moeten gevoed en verzorgd worden, zoals de leden aan het lichaam." Toen antwoordde Eva: "O Heer, vergeef mij. Ik was te haastig, dat ik u tegen ging spreken. Uw wil geschiede, ook aan mijn kinderen."
イヴはこれを聞いて、「神様、贈り物をずいぶん不公平に分けるんですね。何と言っても、この子たちはみんな私の子です。私が産んだのです。祝福をみんな同じに与えていただきたいものです。」と言いました。しかし神様は「イヴ、お前は分かっていないのだ。この世全体がこの子たちから与えられるようにするのが正しく必要なことだ。子供たちがみんな王子や貴族なら、誰が穀物を育て、脱穀し、粉にして焼くのだ?誰が、鍛冶屋や機織りや大工や石工や人夫や仕立て屋の仕事をするのかね?めいめいが自分の役割を持ち、それで互いを養うようにさせねばならぬ。一つの体の手足のように皆が食べていけるようにするのだ。」と答えました。するとイヴは、「ああ、神様、お許しください。よく考えもしないで口をきいたりして申し訳ありませんでした。み心を私の子供たちにくださいますように。」