Неравные дети Евы


Eva's ongelijke kinderen


Когда Адам и Ева были изгнаны из рая, то они должны были на неплодородной земле выстроить себе дом и зарабатывать хлеб свой в поте лица.
Адам трудился в поле, а Ева пряла шерсть.
У Евы каждый год рождалось по ребенку, и одни дети были красивы, другие же некрасивы.
По прошествии значительного времени Бог послал к Адаму и Еве ангела с известием, что он желает их навестить.
Ева, обрадованная такою милостью Господа, все тщательно в доме прибрала, украсила дом цветами, а каменный пол усыпала травами. Потом вывела детей своих, но только красивых.
Она их вымыла, выкупала, причесала их, надела на них чистенькие рубашечки и напомнила им, чтобы они в присутствии Господа вели себя прилично и держали себя смирно, кротко и разумно.
А некрасивые дети не смели Господу и на глаза показаться. Один спрятался в сено, другой - под крышу, третий - в солому, четвертый залез за печку, пятый - в погреб, шестой - под чан, седьмой - под винную бочку, восьмой - под старую шубу, девятый и десятый - под сукно, из которого шили их одежды, а одиннадцатый и двенадцатый - под кожу, из которой выкраивали им башмаки.
Едва только все было готово, Отец Небесный вступил в их дом. Красивые дети были поставлены в ряд; они кланялись ему и преклоняли перед ним колени. Господь же захотел их благословить и, возложив руки на первого из них, сказал: "Ты будешь могущественным королем!" - затем, обращаясь ко второму: "Ты - князем!" - к третьему: "Ты - графом!" - к четвертому: "Ты - рыцарем!" - к пятому: "Ты - благородным!" - к шестому: "Ты - купцом!" - к седьмому: "Ты - ученым!"
И так всех их наделил своею обильною благодатью.
Когда же Ева увидела, что Господь так благ и милостив, то подумала: "Дай-ка я выведу к нему и других моих, некрасивых, детей! Может быть, он и их не лишит своего благословения?" Побежала и вызвала их - кого из-под сена, кого из соломы, кого из-под печки и из других мест, куда они запрятались.
Вот и прибежали они все - грязные, неумытые, перепачканные сажей.
Господь взглянул на всех и сказал: "Благословлю и этих".
Он возложил руки на первого и сказал ему: "Ты будь мужиком", - потом сказал второму: "Ты - рыбаком", - третьему: "Ты - кузнецом", - четвертому: "Ты - кожевником", - пятому: "Ты - ткачем", - шестому: "Ты - башмачником", - седьмому: "Ты - портным", - восьмому: "Ты - горшечником", - девятому: "Ты - извозчиком", - десятому: "Ты - корабельщиком", - одиннадцатому: "Ты - рассыльным", - двенадцатому: "Ты - слугою на всю жизнь".
Когда Ева все это выслушала, то сказала: "Господи! Как можешь ты так неравномерно распределять свое благословение? Ведь это все мои, мною рожденные дети. Твои милости должны бы на всех излиться одинаково".
Но Господь возразил: "Ева, ты этого не понимаешь. Мне угодно и нужно весь свет заселить твоими детьми; ну, если бы они все были бы князьями и господами, то кто же стал бы поля возделывать, молотить, молоть и печь? Кто стал бы ковать, ткать, плотничать, строить, рыть, кроить и шить? Каждый должен быть на своем месте, все друг друга должны поддерживать и питать, как члены одного и того же тела".
Тут отвечала Ева: "Ах, Господи, прости, что я тебе так необдуманно поперечила! Да сбудется твоя святая воля и над детьми моими".
Toen Adam en Eva uit het paradijs waren verdreven, moesten ze een huis bouwen op onvruchtbare grond, en hun brood eten nadat ze er heel hard voor gewerkt hadden. Adam hakte de akker en Eva spon wol. Eva kreeg ieder jaar een kind, maar de kinderen waren zeer ongelijk, sommigen mooi, anderen lelijk. Na een lange tijd zond God hun beiden een engel, en liet hun zeggen, dat hij wilde komen en hun huishouding wilde zien.
Eva, vrolijk omdat de Heer zo genadig was, maakte het huis ijverig schoon, versierde het met bloemen en strooide riet op de vloer. Dan haalde ze de kinderen, maar alleen de mooien. Ze waste hen en stopte hen in bad, kamde hun haar, kleedde hen in schone hemden en vermaande hen om zich in de tegenwoordigheid van de Heer fatsoenlijk en flink te gedragen. Ze moesten een passende buiging maken, een hand geven en bescheiden, maar verstandig antwoorden op wat hij vroeg.
Maar de lelijke kinderen mochten zich niet vertonen. Eén verborg ze onder 't hooi, het andere stopte ze onder het dak, het derde in het stro, het vierde in de oven, het vijfde in de kelder, het zesde onder een vat, het zevende onder de wijnkuip, het achtste onder haar oude pels, het negende en het tiende onder de stof waar ze hun kleren altijd van knipte, en het elfde en het twaalfde onder het leer waarvan ze hun schoenen altijd sneed.
Ze was daar juist mee klaar, toen er aan de voordeur werd geklopt. Adam keek door een kier en zag dat het de Heer was. Eerbiedig deed hij open, en de Hemelse Vader trad binnen. Daar stonden al de mooie kinderen op een rij, bogen, gaven hem een hand en knielden dan. Maar de Heer begon hun de zegen te geven; hij legde de handen op het eerste kind en sprak: "Deze zal een machtig koning worden,"; en de tweede: "Deze een vorst,"; en de derde: "Deze een graaf,"; en de vierde: "Deze een ridder,"; en de vijfde: "Deze een edelman,"; en de zesde: "Deze een burger,"; en de zevende: "Deze een koopman,"; en de achtste: "Deze een geleerde." Hij gaf hun dus zijn rijke zegen mee.
Toen Eva nu zag, hoe mild en genadig de Heer was, dacht ze: "Ik zal de minder fraaie kinderen ook maar laten komen, misschien krijgen die ook nog wel de zegen." Ze ging hen dus overal ophalen: uit het hooi, het stro, de kachel en waar ze verder verstopt waren, vandaan. Daar stond een plompe, vuile, schurftige, roetzwarte schare. Onze Heer moest glimlachen, maar hij bekeek hen allen en sprak: "Ook aan deze wil ik mijn zegen geven." En op de eerste legde hij de handen en sprak: "Deze zal een boer worden,"; en de tweede: "Deze een visser,"; en de derde: "Deze een smid,"; en de vierde: "Deze een leerlooier,"; en de vijfde: "Deze een wever,"; en de zesde: "Deze een schoenmaker,"; en de zevende: "Deze een kleermaker,"; en de achtste: "Deze een pottenbakker,"; en de negende: "Deze een koetsier,"; en de tiende: "Deze een schipper,"; en de elfde: "Deze een bode,"; en de twaalfde: "Deze een huisknecht, zijn leven lang."
Toen Eva dat alles mee had aangehoord, zei ze: "Heer, wat wordt die zegen ongelijk verdeeld! Het zijn toch allemaal mijn kinderen, ik heb ze allen gebaard, en Uw genade moest toch over allen gelijk worden verdeeld." Maar God gaf ten antwoord: "Eva, dat kun je zo niet begrijpen. Voor mij is het nodig - en de wereld heeft het nodig - dat ik de wereld vervul met al je kinderen. Als het nu allemaal vorsten en heren werden: wie zou dan het koren verbouwen, dorsen, malen en bakken? Wie zou smeden, weven, timmeren, bouwen, graven, kuipen, snijden en naaien? Ieder moet zijn eigen stand inrichten, de één moet de ander onderhouden, en allen moeten gevoed en verzorgd worden, zoals de leden aan het lichaam." Toen antwoordde Eva: "O Heer, vergeef mij. Ik was te haastig, dat ik u tegen ging spreken. Uw wil geschiede, ook aan mijn kinderen."