The golden key


De gouden sleutel


In the winter time, when deep snow lay on the ground, a poor boy was forced to go out on a sledge to fetch wood. When he had gathered it together, and packed it, he wished, as he was so frozen with cold, not to go home at once, but to light a fire and warm himself a little. So he scraped away the snow, and as he was thus clearing the ground, he found a tiny, gold key. Hereupon he thought that where the key was, the lock must be also, and dug in the ground and found an iron chest. If the key does but fit it! thought he, no doubt there are precious things in that little box. He searched, but no keyhole was there. At last he discovered one, but so small that it was hardly visible. He tried it, and the key fitted it exactly. Then he turned it once round, and now we must wait until he has quite unlocked it and opened the lid, and then we shall learn what wonderful things were lying in that box.
Het gebeurde in de winter, en er lag een dikke sneeuwlaag. Een arme jongen moest hout halen op een slee. Toen hij het bij elkaar had gezocht en opgeladen had, wilde hij, omdat hij steenkoud was geworden, niet dadelijk naar huis gaan, maar eerst een vuurtje aanmaken om zich te warmen. Hij veegde de sneeuw weg, en toen hij een plek grond tot op de aarde schoon had, vond hij een klein, gouden sleuteltje. Nu dacht hij, waar de sleutel was moest ook het sleutelgat zijn, en hij groef nog verder in de grond en daar vond hij een ijzeren kistje. Als die sleutel nu maar past! dacht hij, er zitten vast kostbare dingen in dat kistje. Hij zocht, maar een sleutelgat vond hij niet, eindelijk ontdekte hij het, maar dat was zo klein, dat je het ternauwernood kon zien. Hij paste en het sleuteltje kon er precies in. Toen draaide hij het een keer om, en nu moeten we wachten tot hij het helemaal ontsloten heeft en het deksel heeft opengedaan, en dan zullen we horen, wat voor wonderlijke dingen er in dat kistje lagen!