森林中的圣约瑟


De heilige Jozef in het bos


从前,有位母亲生了三个女儿。 大女儿没有礼貌,心眼也坏;二女儿虽有缺点,但比大女儿好得多;只有小女儿又孝顺又乖巧。 但这母亲却很古怪,偏偏最喜欢大女儿,却不喜欢小女儿,并整天想着除掉她。 于是她经常让这可怜的小姑娘到外面的一座大森林去,好让她迷路再也回不了家,这样就可以把她撵走。 但是每个好孩子都有自己的保护天使,天使没有遗弃她,每次都给她指引了回家的正确道路。 有一次保护神似乎不在她跟前,小女孩找不着出森林的路了,她不停地走啊走啊,一直走到夜幕降临。 这时她看到前方有一盏微弱的灯光,立刻跑上前去,来到了一座小木屋前。 她敲了敲门,门开了;她走到第二道门前,又敲了敲,一位留着白胡须、样子令人肃然可敬的老人给她开了门。 这不是别人,正是圣约瑟本人。 老人和善地对女孩说:"进来吧!我亲爱的孩子,坐到火旁我的小椅子上来暖暖身子吧!你渴了吧!我给你弄点水来喝,在森林里也没有别的给你吃,只有几根胡萝卜,你还得先刮干净再煮。"
圣约瑟把萝卜递给了她,小女孩仔细地把它们刮净了,然后拿出母亲要她带的薄饼和面包块。 她把所有的东西都放在锅里,熬了一锅粥。 粥做好后,圣约瑟就开口道:"我很饿,给我点粥喝吧!"小女孩非常乐意地给老人倒了一大半。 可是有上帝的祝福,她仍旧吃饱了。 吃完饭,圣约瑟说:"现在该睡觉了,可我只有一张床,你到床上去睡吧,我就在地上的草上睡好了。""噢,不,"小女孩说,"还是您到床上睡吧!草铺对我来说已是够软和的了。"但约瑟抱起了小女孩,把她放在了床上。 女孩做完祈祷后,就进入了梦乡。 第二天早上她醒了,本想对老人道声"早安"却发现他已不在了。 她赶忙起床去找,但哪儿都没有他的影子,最后她发现门后留下了一袋钱,刚好够她提得动。 上面写着:给昨晚上在这儿睡觉的女孩。 看到这些字后,小女孩才背起钱袋回家了。 她又平安地回到了母亲身旁,把所有的钱都交给了母亲,母亲也没办法,只得对她表示满意。
第二天,二女儿也兴致勃勃地想进森林去。 母亲给了块大得多的煎饼和面包。 她所遇到的情况和妹妹的一样,晚上,她也来到了圣约瑟的小木屋前,老人把萝卜递给她,让她做粥。 等粥做好后,老人也同样对她说:"我饿极了,把你的一份给我一点喝吧!"小女孩说:"一块儿喝得啦!"饭后圣约瑟把他的床让给她,自己要睡在草上,女孩说:"不,还是躺到床上来吧,这床够咱们俩人睡的。"圣约瑟把她抱了起来放在床上,自己却躺在草地上睡了。
第二天早上,女孩醒来找圣约瑟,他已不见了。 但在门的后面女孩发现了一个巴掌大的钱袋,上面写着:给昨晚在这睡觉的孩子。 女孩拿起钱袋小跑着回了家,把钱袋交给了妈妈 ,却私自留了两块。
大女儿早就起好奇心了,第二天也坚持要进大森林。 她要多少煎饼母亲就给她多少,另外还加了些面包和奶酪。 晚上像两个妹妹一样,她也发现圣约瑟的小木屋。 粥做好了,圣约瑟说:"我饿极了,把你的饭给我一点吧!"得到的回答是:"急什么!急什么!等我吃饱了,你再吃也不迟!"可她吃得几乎一点不剩,老人只能刮盘子底了。 饭后,老人让她睡在自己的床上,自己准备睡在草地上。 女孩毫不推辞,自顾自地躺到床上睡了,把硬梆梆的草铺留给了老人。 第二天早上她醒来了,也发现老人已经不见了。 她也没费心去找,就径走直到门后去找钱袋。 她仿佛发现地上有件东西,但因为分辨不出到底是什么,就弯下腰去,一不小心鼻尖触到了那东西。 她站起了身,看到另一个鼻子与自己的连成了一块,她一时惊恐万状,开始号啕大叫起来。 但那根本没有用,那鼻子伸得老长老长的,不想看它也得看着。 她不停地尖叫着从屋里跑了出来,又遇到了圣约瑟。 她跪在老人的脚下不断地求情,最后出于同情,老人给她取下了鼻子,并给了她两个硬币,她这才返身回家。 母亲正站在门前,一见她就问:"你得到了什么?"她赶快撒了个谎,说:"一袋金子,我得到了一袋金子,不过我在路上又把它给丢了。"于是母亲就拉着她的手要她一起去找回金子,起先她哭着不愿去,但后来还是去了。 哪知路上有许许多多的蜥蜴和蛇向她们扑来,她们一点也没有办法,最后它们把这邪恶的孩子给咬死了,母亲的脚也被咬伤,因为她没有教育好自己的女儿。
Er was eens een moeder die drie dochters had. De oudste was ondeugend en slecht; de tweede was heel wat beter, al had ze ook haar fouten; maar de jongste was een goed, vroom kind. Maar nu was het zo wonderlijk van de moeder, dat ze juist de oudste dochter het liefst had, en helemaal niet van de jongste hield. Daarom stuurde ze het arme kind dikwijls weg naar een groot bos, om haar maar kwijt te raken, want ze hoopte dat ze dan verdwalen zou en nooit meer terugkomen. Maar de beschermengel - die elk vroom kind heeft - verliet haar niet, maar bracht haar altijd weer thuis.
Alleen éénmaal deed het engeltje alsof het er niet was, en het kind kon de weg uit het bos niet meer terugvinden. Ze liep steeds maar door tot het avond werd, en toen zag ze in de verte een lichtje branden, en ze liep er op af en kwam bij een klein hutje. Ze klopte aan, open ging de deur, en ze kwam bij een tweede deur, en ook daar klopte ze aan.
Een oude man, die een sneeuwwitte baard had en er heel eerbiedwaardig uitzag, deed open, en dat was niemand anders dan de heilige Jozef. Hij sprak heel vriendelijk: "Kom, lief kind, ga maar bij het vuur zitten op mijn stoeltje, warm je, en ik zal heerlijk fris water halen, als je dorst hebt, maar ik heb hier in het bos niets voor je te eten dan een paar worteltjes en die moet je eerst nog schrappen en koken."
Toen gaf de heilige Jozef haar de wortels: het meisje maakte ze keurig schoon, dan pakte ze een stuk pannenkoek en het brood, dat haar moeder haar had meegegeven, en dat deed ze allemaal bij elkaar in een keteltje boven het vuur en kookte daar haar maaltje van.
Toen het klaar was, zei de heilige Jozef: "Ik heb zo'n honger, geef me wat van jouw eten." Het meisje was daartoe bereid en gaf hem het grootste deel; maar Gods zegen rustte erop en ze had toch genoeg.
Toen ze gegeten hadden, zei de heilige Jozef: "Nu zullen we gaan slapen. Maar ik heb maar één bed, ga jij daar maar in, ik zal op het stro gaan liggen op de grond." - "Nee," antwoordde zij, "blijft u maar in uw bed, voor mij is dat stro zacht genoeg." Maar de heilige Jozef nam het kind op de arm en droeg haar naar bed, en toen deed ze haar gebedje en sliep in.
Toen ze de volgende morgen wakker werd, wilde ze de heilige Jozef goedemorgen wensen, maar ze zag hem niet. Toen stond ze op om hem te zoeken, maar ze kon hem in geen enkel hoekje vinden. Eindelijk ontdekte ze achter de deur een zak vol geld, zo zwaar dat zij hem maar net kon dragen; en daar stond op geschreven dat die zak voor het kind was dat hier vannacht geslapen had. Ze nam de zak, liep ermee weg en kwam weer gelukkig bij moeder thuis, en omdat ze al het geld aan haar gaf, kon die niet anders dan over haar tevreden zijn.
De volgende dag kreeg de tweede dochter ook zin om het bos in te gaan. De moeder gaf haar een veel groter stuk pannenkoek met brood mee. Het ging met haar net als met het eerste meisje. 's Avonds kwam ze bij het huisje van Sint Jozef, en hij gaf haar wortels om te koken. En toen 't klaar was, zei hij net zo tegen haar: "Ik heb zo'n honger, geef mij wat van je maal." Toen antwoordde het meisje: "Eet maar mee." En toen daarna de heilige Jozef haar zijn bed wilde afstaan en zelf op het stro wou liggen, antwoordde zij: "Nee, ga ook maar in het bed, er is plaats genoeg voor ons tweeën." De heilige Jozef nam haar op de arm, legde haar op bed en ging zelf in het stro liggen.
's Morgens, toen ze wakker werd en naar de heilige Jozef zocht, was hij verdwenen, maar achter de deur vond ze een zakje met geld, zo breed als een hand, en daar stond op: het was voor het meisje dat die nacht daar had geslapen. Toen nam ze het zakje mee en liep ermee naar huis en bracht het geld voor moeder mee, maar ze had er stilletjes een paar geldstukken uitgenomen voor zichzelf.
Nu was de oudste dochter nieuwsgierig geworden en wou de volgende morgen ook weg, het bos in. De moeder gaf haar zoveel pannenkoeken mee als ze hebben wou en brood en ook nog kaas. 's Avonds vond ze de heilige Jozef in zijn hutje, precies zo, als de twee anderen hem gevonden hadden.
Toen het eten klaar was en de heilige Jozef zei: "Ik heb zo'n honger, geef me ook wat van je maal," antwoordde het meisje: "Wacht maar tot ik genoeg heb, en wat er overblijft, mag je hebben." Maar ze at haastig alles op en wat over was, dat moest de heilige Jozef uit het schaaltje schrapen. De goede oude man bood haar daarop zijn eigen bed aan en wilde zelf op stro liggen. Zij maakte geen enkele tegenwerping, ging in het bed liggen en ze liet de grijsaard op het harde stro liggen.
Toen ze de volgende morgen wakker werd, was de heilige Jozef weer niet te vinden, maar daar bekommerde ze zich helemaal niet om: ze ging de geldzak zoeken achter de deur. Het leek wel of er iets op de grond lag, maar omdat ze niet goed onderscheiden kon wat het was, bukte ze zich en stootte er haar neus aan. Maar het bleef aan haar neus vastzitten en toen ze zich weer oprichtte, zag ze tot haar schrik dat het nog een tweede neus was, die aan haar eigen neus hing.
Toen begon ze te huilen en te gillen, maar dat hielp niets: ze moest voortdurend op haar neus kijken omdat die zo ver uitstak. Toen liep ze gillend weg, tot ze de heilige Jozef tegenkwam, en ze viel hem voor zijn voeten en ze bad en smeekte zo lang, tot hij haar uit medelijden de tweede neus weer afnam en haar nog twee centen gaf.
Toen ze thuis kwam, stond haar moeder al voor de deur naar haar uit te kijken en riep: "Wat heb je gekregen?" Toen loog ze: "Een grote zak geld, maar ik heb hem onderweg verloren." - "Verloren?" riep de moeder, "dan zullen we hem wel weer vinden," en ze nam haar bij de hand en wilde mee gaan zoeken. Eerst begon zij te schreien en wilde niet meegaan; toen zij dat tenslotte toch deed, kwamen er onderweg zóveel hagedissen en slangen op hen af, dat ze er niet aan konden ontkomen; en die staken het akelige kind dood, en de moeder beten ze in haar been, omdat ze het meisje niet beter had opgevoed.