De twaalf apostelen


十二使徒


Driehonderd jaren voor de geboorte van Christus leefde er eens een moeder en die had twaalf zonen, maar ze was zo arm en had zo weinig, dat ze niet wist, waarmee ze hen langer in leven kon houden. Dagelijks bad ze tot God, dat hij haar geven zou dat al haar zonen met de komende Heiland op aarde samen mochten zijn.
Toen nu hun armoede steeds groter werd, zond ze de een na de ander de wijde wereld in, om hun eigen brood te verdienen. De oudste heette Petrus, die trok weg en had al een heel eind gelopen, een hele dagreis lang, toen hij bij een groot bos kwam. Hij zocht een uitweg, maar hij kon er geen vinden, en hij raakte steeds dieper in het bos verdwaald; daarbij kreeg hij zo'n geweldige honger, dat hij zich nauwelijks staande kon houden. Tenslotte was hij zo verzwakt, dat hij moest blijven liggen, en hij dacht dat de dood nabij was.
Daar stond opeens, naast hem, een kleine jongen, glanzend en mooi en beminnelijk als een engel. Het kind sloeg de handjes in elkaar, zodat hij wel moest opkijken en hem aankijken. Toen sprak het: "Waarom zit je daar zo bedroefd?" - "Ach," zei Petrus, "ik trek de wereld rond en probeer mijn brood te verdienen; dat ik de beloofde Heiland nog eens zien zal, dat wil ik het allerliefst." Het kind zei: "Kom maar mee, dan zal je wens worden vervuld." En hij nam de arme Petrus bij de hand en bracht hem tussen rotsen door bij een groot hol.
Toen ze daar binnenkwamen, blonk alles van goud, van zilver en van kristal, en in het midden stonden er twaalf wiegen naast elkaar. Toen zei het engeltje: "Ga maar in de eerste liggen en slaap een beetje, ik zal je wel wiegen." Petrus deed het, en het engeltje ging voor hem zingen en wiegde hem zo lang tot hij ingeslapen was. Terwijl hij sliep, kwam de tweede broer, die ook door z'n beschermengel werd binnengebracht; en die werd net als de eerste in slaap gewiegd, en zo kwamen de anderen één voor één, tot ze alle twaalf in hun gouden wiegen lagen te slapen.
En zij bleven driehonderd jaar doorslapen, tot in de nacht waarin de Heiland van deze wereld geboren werd. Toen ontwaakten ze en ze waren bij hem op aarde en ze werden de twaalf apostelen genoemd.
主キリストが生まれる300年前に、12人の息子がいる母親が住んでいました。母親はとても貧しく生活に困っていたので、どうやって子供たちを養っていくのかもうわかりませんでした。母親は、息子たちみんなが約束されている救世主と一緒にこの地上にいられますように、と毎日神様にお祈りしました。暮らしがさらに苦しくなってくると、母親は息子を一人ずつ次々と世に送り出し、自分でパンを稼がせるようにしました。
一番上の息子はペテロと言い、出かけて行ってもう長い道のりを歩いていました。まる一日旅をして、大きな森に入りました。ペテロは森を抜ける道を探しましたが、見つからなくて、だんだん奥へ迷い込み、それと同時にとてもお腹がすいてきて、もう立っていられなくなりました。とうとうとても弱って横になるしかありませんでした。そしてもうすぐ死ぬだろうと思いました。突然ペテロのそばに、明るく光り輝き、天使のようにきれいでやさしい小さな男の子が立っていました。子供がその小さな手をパンパンとうちあわせたので、とうとうペテロは顔を上げて子供を見ました。すると子供は、「どうしてそんなに困った顔で座っているの?」と言いました。「ああ」とペテロは答えました。「僕は日々の糧を求めて、世間を渡り歩いているんだ。約束されている救世主に会うためにね。それが僕の一番の望みだよ。」子供は、「僕と一緒に来て。そうすればあなたの望みがかなえられますよ。」と言いました。
子供はかわいそうなペテロの手をとり、崖の間の大きなほら穴に連れて行きました。ほら穴に入ると、すべてのものが金、銀、水晶で輝いていて、その真ん中に12個のゆりかごが並んでいました。それからその小さな天使が言いました。「最初のゆりかごに横になり、少し眠りなさい。私が揺らしてあげます。」ペテロはいう通りにしました。天使はペテロが眠るまで歌を歌い、ゆりかごを揺らしました。ペテロが眠っていたとき、二番目の息子も守護天使に導かれてそこにやってきて、最初の息子のように揺られて眠りました。こうして、つぎつぎと他の兄弟もやってきて、ついに12人全員が金のゆりかごで眠りました。ところで、兄弟は、世界の救世主が生まれる夜まで、300年眠ったのです。それから兄弟は目覚め、この世で救世主と一緒になり、12使徒と呼ばれました。