Fantana fermecata


Vrouw Holle


Era odata o mama vaduva, care traia impreuna cu cele doua fiice ale sale: Alda si Hilda. Prima era urata, neatenta si lenesa; in timp ce a doua era frumoasa ca soarele, atenta si muncitoare. Mama o prefera pe prima fata, iar pe cea de-a doua o insarcina cu treburile cele mai grele din casa.
Intr-o zi, cand Hilda isi terminase treburile si torcea langa fantana, isi intepa degetul si manji fusul cu sange. Vru sa-l spele, dar fusul ii scapa din maini si cazu in fantana. Fata planse mult si, cand ii povesti mamei sale ce i se intamplase, aceasta dadu din umeri cu dispret, spunandu-i sa gaseasca o cale de a scoate fusul din fantana. Hilda incerca sa-i faca pe plac si cand se apleca pe marginea fantanii, aluneca si cazu in apa, apoi lesina.
Cand deschise ochii, se afla intr-un loc minunat. Vazu nu departe o casuta de tara si se indrepta catre ea. Cum nimeni nu raspunse, deschise usa si vazu ca intr-un cuptor se coceau multe painici, care tipau:
- Suntem deja coapte! Scoate-ne de aici!
Hilda scapa painile de paricolul de a fi arse si isi continua drumul, pana ajunse la un mar plin de fructe si incovoiat din cauza greutatii, care striga:
- Crengile mele sunt grele! Scutura-ma ca sa cada fructele coapte! Scutura-ma!
Asa facu Hilda, si marul isi ridica crengile catre cer. Fata continua sa mearga si ajunse la o casuta a carei stapana statea in usa. Era o batrana care avea niste dinti atat de mari, incat ii ieseau printre buze. Speriata, vru sa fuga, dar batrana ii spuse cu o voce blanda si suava:
- Nu pleca. Mi-ar placea sa ramai cu mine! Ramai si am sa te rasplatesc! Tot ce vreau este sa-mi faci patul si sa scuturi salteaua, ca fulgii din ea sa zboare precum cei de zapada. Sunt batrana mama Promoroaca.
Fata ramase si fu foarte fericita acolo, pentru ca muncea fara ca nimeni sa o bombane. Dimpotriva, batrana o coplesea cu laude mai tot timpul. Pana cand, intr-o zi, fata simti dorinta de a-si revedea mama si ii spuse acest lucru batranei mamei Promoroaca.
Bine, raspunse batrana. Ai fost foarte buna cu mine si am sa te conduc eu insami. Dar inainte, vreau sa-ti dau ceva. O duse pe fata langa o usa grea, care cand se deschise, lasa sa cada peste ea o ploaie de moneda care i se lipira de haine si pantofi. Ii inapoie fusul pierdut, inchise usa si Hilda se vazu singura in fata usii casei sale. Cand o vazu, cocosul canta cu bucurie: "Cucurigu! Fata de aur a sosit!"
Cand il auzira, Alda si mama sa alegara sa o imbratiseze pe Hilda, pe care o crezusera pierduta. Dar imediat incepura sa o intrebe de unde venise cu atatea bogatii. Hilda povesti intreaga sa aventura, iar ambitioasa mama considera ca fiica cea mare ar putea aduce si mai mare profit. O convinse pe aceasta sa-si incerce norocul si Alda se apuca de tors langa fantana. Se prefacu apoi ca ii scapa fusul din maini si il arunca pe fundul fantanii. Apoi, se arunca in fantana sa-l caute.
Se trezi in acel loc minunat si vazu casuta unde se coceau painicile. Dar acestea o rugara sa le scoata din cuptor, ea spuse ca sunt prea multe si ca vatraiul e prea greu, asa ca isi continua drumul. Intalni apoi marul plin de fructe, care o ruga sa-l scuture, dar Alda vazu ca aceasta treaba era foarte grea pentru ea si isi continua drumul fara sa-l ajute.
Astfel ajunse la casa Mamei Promoroaca.
Batrana ii ceru sa ramana la ea si Alda accepta. Dar in curand se satura de treaba pe care trebuia sa o faca si renunta sa mai faca paturile si sa scuture saltelele.
Mama Promoroaca sa satura si ea de lenevia Aldei, o facu sa se dea jos din pat intr-o zi si ii spuse ca nu mai avea nevoie de serviciile ei.
Alda se bucura la gandul ca se intoarce acasa si crezu ca isi va primi si recompensa. Batrana o conduse pana la usa si, cand Alda iesi, in loc de aur, cazu pe ea o ploaie de noroi. Usa se inchise si tanara se vazu foarte aproape de casa.
Cand cocosul o vazu, incepu sa cante: "Cucurigu! Fata neagra a sosit!"
Cand il auzira, Hilda si mama fugira sa o intampine, dar mare le fu mirarea cand o vazura manjita de noroi din cap pana-n picioare. Si cand mama incerca sa protesteze in ceea ce priveste comportamentul batranei mame Promoroaca, Alda insasi ii raspunse complet schimbata:
"Nu, mama. Am primit ceea ce meritam. Nu am stiut sa fiu buna cu painicile, nici cu marul, nici cu mama Promoroaca. Nici macar pe tine nu te-am ajutat vreodata. Dar de azi inainte ma voi schimba."
Si, intr-adevar, din acea zi, Alda fu buna, atenta si muncitoare, ca si sora ei mai mica si ca orice fata cuminte.
Er was eens een weduwe, die twee dochters had. De één was mooi en ijverig, de andere lelijk en lui. Maar ze hield van de lelijke en luie, die haar eigen dochter was, veel meer, en de andere moest alle werk doen en Assepoes in huis zijn. Het arme meisje moest elke dag op straat zitten bij de waterput en ze moest zoveel spinnen, dat het bloed haar uit de vingers sprong. Nu gebeurde het eens, dat de spoel helemaal bloederig was. Toen bukte ze zich over de putrand en wilde de spoel even afwassen, maar de spoel sprong haar uit de hand en viel naar beneden. Ze begon te schreien, liep naar de stiefmoeder en vertelde van haar ongeluk. Maar die werd heel boos en was onbarmhartig en zei: "Als je de spoel erin hebt laten vallen, moet je maar zorgen dat hij eruit komt ook." Toen ging het meisje naar de waterput terug en wist niet wat ze beginnen moest, en in haar angst sprong ze de put in om de spoel te halen. Ze verloor het bewustzijn, maar toen ze weer wakker werd en weer tot zichzelf kwam, lag ze in een prachtige weide; de zon scheen en er stonden duizenden bloemen. Ze stond op en liep de weide af. Daar kwam ze bij een oven vol met brood, en het brood riep: "Haal me eruit, haal me eruit, anders verbrand ik: ik ben al lang gaar!" Ze ging erheen en haalde platen vol brood eruit. Verder wandelde ze; ze kwam bij een boom vol met appelen en de boom riep: "Schud me toch, schud me toch, want de appels zijn allemaal rijp!" Ze schudde de boom zodat de appels vielen alsof het regende, en ze schudde zolang, tot er geen een meer hing, ze legde al de afgevallen appels op een hoop, en toen wandelde ze weer verder. Eindelijk kwam ze bij een klein huisje. Een oude vrouw keek uit het venster, maar die had zulke grote tanden, dat ze er bang van werd, en ze wou weglopen. Maar de oude vrouw riep haar na: "Waarom ben je bang, lieve kind? Blijf bij me. Als jij alle huiswerk wilt doen, zal het je goed gaan. Je moet alleen zorgen, dat je mijn bed goed schudt, zodat de veren vliegen, dan sneeuwt het in de wereld, ik ben vrouw Holle!" Toen de oude vrouw zo vriendelijk tegen haar sprak, vatte het meisje moed, stemde toe en kwam bij haar in dienst. Ze deed alles tot grote tevredenheid en schudde het bed steeds met zoveel geweld, dat de veren als sneeuwvlokken rondvlogen; maar ze had dan ook een goed leven bij haar, geen enkel boos woord en elke dag haar natje en haar droogje. Ze was al een poos bij vrouw Holle, toen ze triest werd en in het begin zelf niet wist wat er met haar was; eindelijk begreep ze dat het heimwee was; al had ze het hier duizendmaal plezieriger dan thuis, ze verlangde er toch naar terug. Eindelijk zei ze tegen vrouw Holle: "Ik heb een vreselijk verlangen naar huis, en al gaat 't me hier nog zo goed, ik kan niet langer blijven, ik moet naar mijn familie terug." Vrouw Holle sprak:"Ik vind het lief van je, dat je weer naar huis verlangt, en omdat je me zo trouw gediend hebt, zal ik je zelf weer naar boven brengen." Ze nam haar bij de hand en bracht haar bij een grote poort. De poort werd geopend, en toen het meisje daar onder stond, viel er een regen van goud neer, en al het goud bleef aan haar hangen, zodat ze helemaal met goud was overdekt. "Dat krijg je, omdat je zo ijverig bent geweest,"zei vrouw Holle en ze gaf haar ook de spoel terug, die in de put was gevallen. Daarop viel de poort dicht en het meisje was in de bovenwereld, niet ver van haar moeders huis en toen ze in de tuin kwam, zat de haan op de putrand en riep:
"Kukeleku,
Onze gouden jonkvrouw zien we nu."
Toen ging ze naar binnen naar haar moeder en omdat ze met goud overdekt was, werd ze door haar en haar zuster vriendelijk begroet.
Het meisje vertelde alles wat ze ondervonden had, en toen de moeder hoorde, hoe ze tot grote rijkdom was gekomen, wilde ze haar eigen lelijke, luie dochter graag hetzelfde geluk gunnen. Ze moest bij de waterput zitten en spinnen; en om de spoel bloederig te maken, prikte ze zich in haar vinger door met haar hand in de doornheg te stoten. Toen gooide ze de spoel in de put en sprong er zelf in. Ze kwam, net als de ander, op de mooie weide en volgde hetzelfde pad. Toen ze bij de oven kwam, riep het brood weer: "Haal me eruit, haal me eruit, anders verbrand ik, ik ben al lang gaar." Maar het luie meisje antwoordde: "Denk je dat ik zin heb mijn handen vuil te maken," en ze ging weg. Weldra kwam ze bij de appelboom, die riep: "Schud me toch, schud me toch, wij appels zijn allemaal al rijp!" Maar zij antwoordde:"Dat denk je maar, er zou best een appel op mijn hoofd kunnen vallen!" en daarmee ging ze verder. Toen ze bij het huisje van vrouw Holle kwam, was ze niet bang, want van die grote tanden had ze al gehoord, en ze verhuurde zich meteen. De eerste dag deed ze zichzelf geweld aan en was vlijtig en deed wat vrouw Holle haar zei, want ze dacht aan al het goud dat ze ter beloning zou krijgen, maar de tweede dag begon ze al te luieren, en de derde nog meer: toen wou ze 's morgens niet eens meer opstaan. Ze schudde het bed van vrouw Holle ook niet, zoals het hoorde, en ze schudde zeker niet zo dat de veren vlogen. Dat verdroot vrouw Holle al gauw en ze zei haar de dienst op. De luie was daar best mee tevreden en dacht, nu zal de gouden regen beginnen; vrouw Holle bracht haar bij de poort, maar toen zij daar onder stond, werd er in plaats van goud een grote pan vol pek uitgestort. "Ter beloning van je diensten," zei vrouw Holle en sloot de poort. Zo kwam de luie meid thuis, helemaal vol pek, en de haan zat op de putrand en riep:
"Kukeleku,
Onze vieze jonkvrouw zien we nu!"
Het pek bleef aan haar kleven en wilde er haar leven lang niet af!