海尔·柯贝斯


Meneer Korbes


从前,有只公鸡准备和一只母鸡一起出门旅行。 公鸡做了一辆漂亮的车,装上四只红色的轮子,然后套上四只小老鼠拉车。 母鸡和公鸡坐上车出发了,不久,它们遇到一只猫,猫问它们:"你们上哪儿?"公鸡回答说:"去海尔家。""带上我吧。"猫说。 公鸡说:"十分愿意。从后面上来吧,可别摔下来,小心别弄脏了小红轮子。小小车轮快快跑,小老鼠儿吱吱叫,我们朝前奔,快到海尔家。"
随后又来了磨盘、一个鸡蛋、一只鸭子、一个发夹,最后来的是一根缝衣针,它们全挤到车上,一起朝海尔家赶去。
它们到时海尔不在家。 于是小老鼠将车拖进牲口棚。 母鸡和公鸡飞到一根横杆上歇着了,猫咪蹲伏在灶膛边,鸭子蹲到了井台边,鸡蛋用毛巾把自己裹了起来,发夹一头扎进座垫上,缝衣针则跳到床上,藏到了枕头中央,磨盘也爬到门顶上。 海尔回到家中,走到灶膛边准备生火。 蹲在那里的猫撒了他一脸炉灰;他急忙跑到厨房去洗脸,鸭子又泼了他一脸水;他想用毛巾把水擦干,鸡蛋又滚出来破了,把他的眼睛给粘上了;他想休息一下,于是往坐椅上一坐,发夹扎得他弹了起来;他勃然大怒,一头倒到床上,可是头一碰枕头,缝衣针便把他扎得"嗷嗷"乱叫着往外冲;当他走到门口时,磨盘从门上落了下来,一下把他砸死了。 看来海尔·柯贝斯准是个大坏蛋!
Eens op een keer wou het haantje op reis gaan, samen met het hennetje. Het haantje maakte zelf een mooi karretje, met vier rode wieltjes. En hij spande er vier muisjes voor. Het hennetje ging naast het haantje op de bok zitten, en samen reden ze weg. Het wagentje reed zo hard dat het suisde. Ze hadden niet lang gereden, of ze kwamen de kat tegen. Die zei: "Waar gaan jullie naar toe?" Haantje antwoordde:
"Wagentje, suis,
naar de boeman z'n huis."
"Neem mij mee," sprak de kat. Haantje antwoordde: "Alsteblieft, en achterop, want van voren val je d'r af.
en je moet er wel voor waken
mijn rode wieltjes niet vuil te maken,
Wieltjes, knort!
Muisjes, vort!
Wagentje suis
naar de boeman z'n huis!"
En toen kwam er een molensteen, en een ei, en een eend, en één speld en tenslotte een naald, en die gingen achterop het karretje en reden mee. Maar toen ze bij de boeman z'n huis kwamen, was de boeman niet thuis. De muisjes reden het karretje in de schuur, het haantje vloog met het hennetje op de hanenbalken, de kat ging onder de schoorsteen liggen, de eend op de pompzwengel, het ei wikkelde zichzelf in de handdoek, de speld stak zichzelf in het stoelkussen, de naald sprong op 't bed midden in 't hoofdkussen, en de molensteen ging boven de deur liggen.
Daar kwam de boeman thuis! Hij ging naar de schoorsteen om vuur aan te leggen, maar de kat gooide hem z'n gezicht vol as. Vlug liep hij naar de keuken om z'n gezicht te wassen, daar spoot hem de eend water in z'n gezicht. Hij wou zich afdrogen met de handdoek, maar daar rolde het ei in zijn hand, brak, en het struif kleefde hem z'n ogen dicht. Hij wilde gaan rusten, ging op de stoel zitten, daar prikte hem de speld. Toen werd hij boos en gooide zich op zijn bed, maar toen hij zijn hoofd op 't kussen legde, stak hem de naald. En toen hij aan de huisdeur kwam, sprong de molensteen naar beneden en sloeg hem dood. Die boeman moet een ellendige kerel zijn geweest.