De vos en de moeder van zijn petekind


A raposa e a comadre


Mevrouw Wolf kreeg eens een jong wolfje en liet de vos tot peet nodigen. "Hij is toch bijna van de familie," zei ze, "hij heeft een behoorlijk verstand en veel handigheid, hij kan 't jongetje allerlei dingen leren en hem nog in de wereld voorthelpen." De vos kwam ook met een uitgestreken snoet en zei: "Beminnelijke moeder van mijn petekind, ik bedank u zeer voor de eer, die u me bewezen hebt, en ik zal me zeker zo gedragen, dat u er al het genoegen van heeft, dat u ervan verwacht."
Bij het doopmaal at hij flink en maakte veel plezier en dan zei hij: "Lieve mevrouw Wolvin, het is onze plicht voor de jonggeborene te zorgen; u moet goede voeding hebben, dat het flink en sterk wordt, ik weet een schaapsstal, waaruit we gemakkelijk een mooi stuk kunnen halen."
Dat wijsje beviel de wolvin en ze ging met de vos naar de boerderij. Hij wees haar de stal uit de verte en zei: "Daar kunt u ongezien binnen sluipen, en ik ga ondertussen aan de andere kant kijken of ik geen haantje kan pikken." Maar dat deed hij niet, hij ging naar de bosrand, strekte z'n benen uit en ging liggen soezen. De wolvin kroop de stal in, daar was een hond die aansloeg, zodat de boeren aan kwamen lopen, de petemoei betrapten en een scherp sop van gebrande as over haar huid uitgooiden.
Tenslotte ontkwam ze en sleepte zich naar buiten: daar vond ze de vos, die erg klaagde en zei: "Ach lieve petemoei, wat is het vreselijk! De boeren hebben me overvallen en aan alle kanten geslagen; als u niet wil dat ik hier ter plaatse blijf liggen en sterf, dan moet u me naar huis dragen." De wolvin kon zelf maar langzaam voort, maar ze was zeer bezorgd voor de vos, ze nam hem op haar rug en droeg de gezonde peet die niets mankeerde, langzaam tot aan haar hol. "Vaarwel, lieve petemoei! en dat de buite u goed bekome!" en toen lachte hij haar geweldig uit en sprong weg.
Houve, uma vez, uma lôba que teve um filhinho, e pediu à raposa para servir-lhe de madrinha.
- Ela é nossa parente próxima, - disse a lôba - e é muito esperta e sensata; poderá instruir o meu filhinho e ajudá-lo a orientar-se na vida.
A raposa sentiu-se muito honrada e respondeu:
- Minha mui prezada comadre, agradeço-vos muito por êste convite, que muito me honra; quanto a mim, procurarei estar à altura dêsse encargo e nunca vos desiludir.
Durante a festa, sentada à mesa do banquete, comeu com grande apetite e divertiu-se alegremente, depois disse:
- Cara senhora comadre, é nosso dever zelar pelo bebê; é preciso que vos alimenteis bem para que êle tam-
bém cresça forte e robusto. Eu conheço um redil onde poderemos arranjar fàcilmente uma boa provisão.
Essa cantiga soou agradàvelmente aos ouvidos da lôba e ela seguiu com prazer, a raposa até ao sítio dos camponesês; mostrando-lhe o redil de longe, a raposa disse-lhe:
- Podeis introduzir-vos lá dentro sorrateiramente, enquanto isso, vou ver se consigo do outro lado filar um franguinho.
Mas não fêz nada disso; foi até à borda da floresta, espichou as pernas e ficou descansando sossegadamente.
A lôba seguiu o conselho e introduziu-se no redil, mas o cão, que estava de guarda, viu-a e deu o alarma. Os camponeses correram imediatamente e surpreenderam a senhora comadre; jogaram nela cinza quente e a encheram de pauladas. Bem ou mal ela conseguiu escapulir- -se rastejando mais morta que viva, e foi dar com a raposa espichada no chão, lamentando-se tristemente.
- Ah, cara senhora comadre, - disse ela - qu" azar o meu! Os camponeses surpreenderam-me e qut- braram-me as costelas a pauladas; se não quereis que morra aqui na estrada, tereis de carregar-me para casa.
A lôba mal podia andar, de tanto que lhe doía o corpo, mas ficou tão penalizada com a sorte da raposa que a pegou nas costas e, lentamente, com todo o cuidado, levou a pobre comadre, sã e descansada, até sua casa.
Aí, então, a raposa disse-lhe cinicamente:
- Adeus, querida comadre, bom proveito vos faça o assado!
E saiu correndo, rindo a bandeiras despregadas.