Gambling Hansel


Speelhans


Once upon a time there was a man who did nothing but gamble, and for that reason people never called him anything but Gambling Hansel, and as he never ceased to gamble, he played away his house and all that he had. Now the very day before his creditors were to take his house from him, came the Lord and St. Peter, and asked him to give them shelter for the night. Then Gambling Hansel said, "For my part, you may stay the night, but I cannot give you a bed or anything to eat." So the Lord said he was just to take them in, and they themselves would buy something to eat, to which Gambling Hansel made no objection. Thereupon St. Peter gave him three groschen, and said he was to go to the baker's and fetch some bread. So Gambling Hansel went, but when he reached the house where the other gambling vagabonds were gathered together, they, although they had won all that he had, greeted him clamorously, and said, "Hansel, do come in." - "Oh," said he, "do you want to win the three groschen too?" On this they would not let him go. So he went in, and played away the three groschen also. Meanwhile St. Peter and the Lord were waiting, and as he was so long in coming, they set out to meet him. When Gambling Hansel came, however, he pretended that the money had fallen into the gutter, and kept raking about in it all the while to find it, but our Lord already knew that he had lost it in play. St. Peter again gave him three groschen, and now he did not allow himself to be led away once more, but fetched them the loaf. Our Lord then inquired if he had no wine, and he said, "Alack, sir, the casks are all empty!" But the Lord said he was to go down into the cellar, for the best wine was still there. For a long time he would not believe this, but at length he said, "Well, I will go down, but I know that there is none there." When he turned the tap, however, lo and behold, the best of wine ran out! So he took it to them, and the two passed the night there. Early next day our Lord told Gambling Hansel that he might beg three favours. The Lord expected that he would ask to go to Heaven; but Gambling Hansel asked for a pack of cards with which he could win everything, for dice with which he would win everything, and for a tree whereon every kind of fruit would grow, and from which no one who had climbed up, could descend until he bade him do so. The Lord gave him all that he had asked, and departed with St. Peter.
And now Gambling Hansel at once set about gambling in real earnest, and before long he had gained half the world. Upon this St. Peter said to the Lord, "Lord, this thing must not go on, he will win, and thou lose, the whole world. We must send Death to him." When Death appeared, Gambling Hansel had just seated himself at the gaming-table, and Death said, "Hansel, come out a while." But Gambling Hansel said, "Just wait a little until the game is done, and in the meantime get up into that tree out there, and gather a little fruit that we may have something to munch on our way." Thereupon Death climbed up, but when he wanted to come down again, he could not, and Gambling Hansel left him up there for seven years, during which time no one died.
So St. Peter said to the Lord, "Lord, this thing must not go on. People no longer die; we must go ourselves." And they went themselves, and the Lord commanded Hansel to let Death come down. So Hansel went at once to Death and said to him, "Come down," and Death took him directly and put an end to him. They went away together and came to the next world, and then Gambling Hansel made straight for the door of Heaven, and knocked at it. "Who is there?" - "Gambling Hansel." - "Ah, we will have nothing to do with him! Begone!" So he went to the door of Purgatory, and knocked once more. "Who is there?" - "Gambling Hansel." - "Ah, there is quite enough weeping and wailing here without him. We do not want to gamble, just go away again." Then he went to the door of Hell, and there they let him in. There was, however, no one at home but old Lucifer and the crooked devils who had just been doing their evil work in the world. And no sooner was Hansel there than he sat down to gamble again. Lucifer, however, had nothing to lose, but his mis-shapen devils, and Gambling Hansel won them from him, as with his cards he could not fail to do. And now he was off again with his crooked devils, and they went to Hohenfuert and pulled up a hop-pole, and with it went to Heaven and began to thrust the pole against it, and Heaven began to crack. So again St. Peter said, "Lord, this thing cannot go on, we must let him in, or he will throw us down from Heaven." And they let him in. But Gambling Hansel instantly began to play again, and there was such a noise and confusion that there was no hearing what they themselves were saying. Therefore St. Peter once more said, "Lord, this cannot go on, we must throw him down, or he will make all Heaven rebellious." So they went to him at once, and threw him down, and his soul broke into fragments, and went into the gambling vagabonds who are living this very day.
Er is eens een man geweest, en die had nooit niks gedaan dan spelen, en toen hebben de mensen hem Speelhans genoemd, en omdat hij toen helemaal niet opgehouden heeft met spelen, zo heeft hij z'n huis en alles verspeeld. En nou, net de laatste dag, voor 'm de schuldeisers het huis hebben willen wegnemen, is Onze Lieve Heer gekomen, samen met Sint Pieter, en die hebben gezegd dat hij 't voor die nacht nog mocht houden.
Toen heeft Speelhans gezegd: "Mogen de kinders dan vannacht nog blijven; maar ik kan hun zelfs geen botje en niks te eten geven." Toen heeft Onze Lieve Heer gezegd: hij moest ze maar bij zich houden, en zij zouden wel eten voor zichzelf kopen, en dat vond Speelhans dan wel goed. Dan heeft Sint Pieter hem drie stuivers gegeven, en dan moest hij naar de bakker gaan en een brood halen.
Nu is Speelhans wel weggegaan, maar toen hij langs 't huis gekomen is, waar de andere spelers altijd gewoon waren te zijn en waar ze hem alles afgewonnen hadden, toen zijn ze gaan roepen en schreeuwen: "Hans! Kom toch hier!" - "Ja," zegt-ie, "jullie willen me die drie stuivers ook nog afhandig maken." Maar ze hebben hem niet laten gaan. En nu is hij binnen, en toen heeft hij die drie stuivers ook nog verspeeld.
De heilige Petrus en Onze Lieve Heer hebben aldoor gewacht, en toen 't zolang duurde voor hij terugkwam, zijn ze 'm tegemoet gelopen. Maar toen Speelhans hen zag komen, heeft hij gedaan alsof 't geld 'm in 'n gat van z'n zak gekomen is, en daar zat hij aldoor maar naar te grabbelen, maar Onze Lieve Heer wist wel, dat hij 't weer verspeeld had. En toen heeft Sint Pieter hem nog eens drie stuivers gegeven. Maar nu heeft-ie zich niet meer laten verleiden, en hij heeft hun 't brood bezorgd. Toen vroeg Onze Lieve Heer, waarom hij er geen wijn bij deed, en toen heeft-ie gezegd: "Och, Heer, de vaten zijn allemaal leeg." Toen zei Onze Lieve Heer, hij moest maar eens naar de kelder gaan, "er is nog beste wijn." Eerst geloofde hij dat helemaal niet, maar tenslotte heeft-ie dan gezegd: "Ik zal dan wel gaan, maar ik weet, dat er niks is." Maar toen hij van het vat tapte, kwam er beste wijn uitstromen. En toen heeft hij hun die wijn gebracht, en toen zijn ze alle twee die nacht gebleven.
De volgende morgen, heel vroeg, heeft Onze Lieve Heer tegen Speelhans gezegd: hij mocht drie genaden vragen. Natuurlijk bedoelde Hij, dat hij de hemel zou vragen, maar Speelhans wenste: "Ten eerste kaarten, waarmee je elk spel wint; dobbelstenen waarmee je ook altijd wint, en dan een boom waar alle fruit aangroeit en dat als iemand erin klimt, hij er niet af kan, tenzij ik het wil." En Onze Heer heeft 'm alles gegeven wat hij verlangde, en toen is hij met Sint Pieter weer weggegaan.
Nu is Speelhans pas goed met spelen begonnen, en hij had al gauw de halve wereld gewonnen. Dikwijls zei Sint Pieter tot Onze Heer: "Here, dat is niks gedaan, hij wint de hele wereld nog, we moesten 'm nou maar de dood zenden." En toen hebben ze hem de dood maar gezonden. En toen de dood kwam, toen zat Speelhans net aan tafel, en toen zei de dood: "Hans, kom es even mee naar buiten." Maar Speelhans zei: "Wacht, maar even tot dit spel uit is, en ga ondertussen een beetje de boom in en pluk wat, zodat we onderweg wat lekkers hebben." Meteen ging de dood de boom in, en toen hij er weer uit wilde, toen kon hij niet, en Speelhans heeft hem zeven jaar in die boom laten zitten, en al die tijd is er niemand gestorven.
Dikwijls zei Sint Pieter tegen Onze Heer: "Here, dat wordt niks, er gaat geen mens meer dood, we zullen er zelf eens bij moeten komen." En toen zijn ze er zelf maar eens op af gegaan en toen heeft Onze Heer gezegd, dat hij de dood nu weer uit de boom moest laten. En toen is hij er meteen naartoe gegaan en zei tegen de dood: "Kom d'r maar af," en toen nam de dood hem meteen mee en wurgde hem. En toen gingen ze samen verder en heeft de dood hem naar de andere wereld gebracht en toen is mijn Speelhans naar de hemelpoort gegaan en klopte daar aan. "Wie is daar buiten?" - "Speelhans." - "O, die hebben we niet nodig, ga maar weer weg." Toen is hij gegaan naar de deur van het Vagevuur en daar heeft hij weer geklopt. "Wie klopt daar?" - "Speelhans." - "O, d'r is al genoeg verdriet en ellende hier bij ons, we willen niet spelen, maak maar dat je wegkomt." Toen is hij naar de hellepoort gegaan, en daar hebben ze 'm binnengelaten, maar er was niemand geneigd te spelen, behalve oude Lucifer en de kromme duivels (en die hadden juist boven in de wereld allerlei werkjes gehad) en toen is hij meteen gaan zitten en is weer begonnen met spelen. Maar nu had Lucifer geen hulp behalve die kromme duivels, en toen heeft Speelhans hem alles afgenomen, omdat hij met zijn kaarten wel altijd moest winnen.
En nu is hij met zijn kromme duivels aan 't werk gegaan, en vaak gingen ze naar Hogevoort en daar hebben ze alle hopstengels uitgetrokken en zijn daarmee de hemel ingeklommen en zijn begonnen te waaien en de hemel begon al te kraken. Toen zei de heilige Petrus weer: "Here, dat wordt niks, we moeten 'm binnenlaten, anders gooit hij ons de hemel nog uit."
En toen hebben ze hem er maar binnengelaten. Maar Speelhans is dadelijk weer met spelen begonnen, en toen is er meteen een lawaai en een drukte gekomen, dat je je eigen woorden niet verstaan kon. Nu heeft Sint Pieter weer gezegd: "Here dat wordt wéér niks, we moeten hem naar beneden gooien, want anders maakt hij de hele hemel rebels." Nu dat is gebeurd. Ze hebben hem omlaag geworpen, en toen is zijn ziel in stukken gesprongen en hij is in alle spelers gevaren, die nu nog in leven zijn.