De drie vogeltjes


三只小鸟


Het is wel duizend en nog meer jaar geleden; toen waren er hier in 't land allemaal kleine koninkjes, en eentje woonde er ook op de Keuterberg, en die ging toch zo graag op jacht. Eens op een keer, toen hij met zijn jagers het slot uit trok, waren er beneden aan de berg drie meiskes, bezig met het hoeden van hun koeien, en toen ze de koning en de hele hofhouding zagen, toen riep de oudste de twee andere meisje toe en wees hen op de koning: "Hela! hola! Als ik hem niet krijg, dan neem ik er geen." En de tweede, aan de andere kant van de berg, antwoordde, terwijl zij wees op de man die rechts van de koning liep: "Hela! hola! Als ik die niet krijg, dan wil ik er geen." En toen riep de jongste, wijzend op hem die links van de koning liep: "Hela! hola! Als ik die niet krijg, dan wil ik er geen!" Maar dat waren de twee ministers! De koning hoorde dat allemaal, en toen ze van de jacht thuis gekomen waren, liet hij de drie meiskes bij zich komen en vroeg hun, wat ze daar gisteren op de berg hadden geroepen. Nu dat wilden ze niet zeggen. Maar de koning vroeg aan de oudste, of ze hem niet tot man wou hebben? Toen zei ze: "ja!" en haar twee zusters wilden met de twee ministers trouwen, want ze waren alle drie mooie meiskes met lieve gezichtjes, vooral de koningin, haar had ze – als vlas.
Maar nu kregen de twee zusters geen kinderen, en toen de koning eens op reis moest, liet hij ze naar de koningin gaan, om haar wat op te monteren, want ze moest een kindje krijgen. En ze kreeg dan ook een jongetje en dat had een vuurrode ster midden op zijn voorhoofd. De twee andere zusters nu zeiden tegen elkaar: ze wilden die jongen in 't water gooien. Toen ze hem daarin gegooid hadden (ik geloof dat het de Wezer is geweest), toen vloog d'r zo'n vogeltje op en dat zong:
Tot de dood genegen
't besluit nog niet gekregen
daar bij het lelieblad
jongetje, ben jij dat?
Toen ze dat allebei hoorden, sloeg hun de angst om 't hart en ze maakten, dat ze wegkwamen. En toen de koning thuiskwam, zeiden ze tegen hem: de koningin had 'n hond gekregen. En de koning zei: "Wat God doet, dat is welgedaan." Maar nu woonde er bij het water een visser, en die viste de kleine jongen weer op, en die leefde nog, en omdat z'n vrouw geen kinderen had, voedden ze 'm op. Na een paar jaar was de koning weer weg, en juist kreeg de koningin weer een jongetje, en de twee valse zusters gooiden het kind weer in 't water, en weer vloog er een vogeltje op en zong:
Tot de dood genegen
't besluit nog niet gekregen
daar bij het lelieblad
jongetje, ben jij dat?
En toen de koning thuis kwam, zeiden ze tegen hem, dat de koningin weer een hond had gekregen en weer zei hij: "Wat God doet, dat is welgedaan." Maar de visser viste deze jongen ook uit 't water op en voedde hem ook op.
Nu ging de koning weer op reis, en nu kreeg de koningin een lief klein meisje; en ook dat gooiden de valse zusters in 't water. Weer vloog er het vogeltje omhoog en zong:
Tot de dood genegen 't
besluit nog niet gekregen
daar bij het lelieblad
meisje, ben jij dat?
En toen de koning weer thuis kwam, zeiden ze hem dat de koningin nu een kat had gekregen. Toen werd de koning boos, liet z'n vrouw in de gevangenis werpen en daar heeft ze heel wat jaren in gezeten.
Ondertussen groeiden de kinderen op, en de oudste ging eens op een keer met andere jongens uit vissen, en toen wilden die andere jongens hem niet bij zich dulden en zeiden: "Jij vondeling, ga je eigen weg." Nu werd hij bedroefd en vroeg aan de oude visser wat daar van waar was? Die vertelde hem, dat hij eens aan 't vissen was geweest en toen had hij hem uit 't water opgevist. Nou, zei hij, dan wilde hij weg en z'n vader gaan zoeken. De visser had graag dat hij bij hem bleef, maar hij liet zich niet vasthouden en tenslotte moest de visser toegeven. Hij begaf zich op weg en liep vele dagen achter elkaar, en eindelijk kwam hij voor een groot, wijd water, en daar stond 'n oude vrouw bij te vissen. "Goeiedag moeder," zegt de jongen. "Wel bedankt." - "U kon wel 's lang vissen voor u een vis ving." - "En jij kon wel 's lang zoeken voor je je vader vond. Wou je graag 't water over?" zei de vrouw. "Ja, God weet het." En toen nam die oude vrouw hem op haar rug en droeg hem door het water heen, en hij zocht lang en hij kon toch z'n vader maar nergens vinden. En nu was er al een jaar voorbij en nu trok de tweede jongen ook weg, om z'n broertje te zoeken. Hij kwam ook bij dat grote water en toen verging het hem precies als zijn broer. Nu was alleen de dochter nog maar thuis, en die schreide zo dikwijls om haar broers, dat ze tenslotte de visser ook smeekte om haar maar te laten vertrekken, want ze wou toch zo graag haar broertjes gaan zoeken. En ook zij kwam bij dat grote water en toen zei ze tegen de oude vrouw: "Goeiedag, moeder." - "Welbedankt." - "Ik hoop, dat God u helpt bij 't vissen." Toen de oude vrouw dat hoorde, werd ze heel erg vriendelijk en droeg haar het water over en ze gaf haar een grote tak in haar hand en zei tegen haar: "Nu moetje maar aldoor deze weg verder op gaan, kindlief, en dan kom je langs een grote zwarte hond. Dan moetje stil en dapper en zonder te lachen en zonder 'm aan te kijken langs hem gaan. Dan kom je aan een groot, open slot, en op de drempel moet je de tak laten vallen, en dan meteen het slot aan de andere kant weer uitgaan; dan is er daar een oude bron, daar is een grote boom in gegroeid, en daarin hangt een kooi met een vogel erin; die kooi moet je er uitnemen; neem dan nog 'n glas water uit diezelfde bron en ga met die twee dingen dezelfde weg weer terug; op de drempel ligt de tak nog, die neem je dan weer op, en als je dan weer langs die hond komt, dan sla je 'm in z'n gezicht, maar pas op, dat je hem niet trapt, en dan kom je maar weer bij mij terug. En nu vond ze het allemaal zo, als de oude vrouw gezegd had, en op de terugweg vond ze haar beide broers die de halve wereld hadden doorgezocht. Ze gingen samen tot waar de zwarte hond in de weg lag, en ze sloeg hem in 't gezicht en toen werd hij een pracht van een prins, en die ging ook met hen mee tot aan het water. En daar stond die oude vrouw nog; die was heel verheugd dat ze er alle vier waren, en ze droeg hen allemaal over 't water en toen ging ze ook weg, want ze was nu verlost. Maar de anderen gingen allemaal naar de oude visser, en ze waren allemaal blij, dat ze weer bij elkaar waren en de vogel hingen ze met z'n kooi aan de wand.
Maar de tweede zoon kon niet rustig thuis blijven, hij nam een boog en ging op jacht. En toen hij moe was, nam hij z'n fluit en blies een deuntje. Maar nu was de koning ook op jacht en hij hoorde dat en hij ging erheen, en toen hij de jongen aantrof, zei hij: "Wie heeft jou toegestaan om hier te jagen?" - "Wel, geen mens." - "Van wie ben je dan?" - "Ik ben de visser zijn zoon." - "Die heeft immers geen kinderen." - "Als je 't niet geloven wil, kom dan maar mee." Dat deed de koning en hij vroeg de visser uit, en die vertelde hem alles en het vogeltje aan de wand begon te zingen:
De moeder zit alleen
in de kerker van steen.
O koning, edel bloed
dit zijn uw kind'ren goed.
De zusters maakten een gemeen plan
daar werden zij 't slachtoffer van.
Zij smeten hen in het water
de visser vond hen later.
Nu schrokken ze allen, en de koning nam de vogel, de visser en de drie kinderen met zich mee naar 't slot, en hij liet de gevangenis openen, en haalde er zijn vrouw weer uit, maar die was er helemaal ziek en ellendig van. Maar toen gaf de dochter haar het water uit de bron te drinken en toen was ze weer fris en gezond. De twee valse zusters werden verbrand, en de dochter trouwde met de prins.
大约一千多年以前,在这个地方住着一些小国的国王。 其中一个国王住在科特堡山上,他非常喜欢打猎。 有一次,他带着他的猎手们走出城堡。 这时,有三个少女在山脚下放牛,当这三个少女看见国王和他的侍从时,最年长的少女指着国王对另两个大声说:"喂!喂!除了他,我谁都不嫁。"第二位姑娘指着国王右边的那位,从山的另一边大声答话:"喂!喂!除了那一位,我谁都不嫁。"这时,最小的少女指着国王左边的那位大声说:"喂!喂!除了他,我谁都不嫁。"其实,那两位都是大臣。 她们的话全被国王听见了,他打猎回来就派人把那三个少女叫到自己跟前,问她们昨天在山脚下说了些什么。 她们现在却不愿意说了,于是国王就问年纪最大的少女,她是不是想让他成为她的丈夫,她回答说:是的。 然后,两位大臣娶了另外两个少女,因为她们三个都长得很漂亮,尤其是做王后的那位,有着一头亚麻色的秀发。
那两位妹妹都没有孩子。 一天,当国王不得不出门的时候,为了让王后高兴,他就请王后的妹妹来陪她,因为王后正赶上怀孕。 后来,王后生了一个男孩,他身上带着一颗鲜红的痣。 两个妹妹密谋要把那可爱的男孩扔进河里。 当她们刚把他扔下河--我想这是条叫威瑟的河,一只小鸟飞到空中,唱道:
"他是否会死,
只有上帝才知道。
勇敢的男孩,
变成百合花吧。 "
两个姨妈听到后,怕得要死,就急忙跑开了。 国王回来后,她们对他说,王后生了只狗。 国王就说:"这恐怕是命中注定的。"可是,住在河那边的一个渔夫把那个男孩捞了起来,当时他还有一口气。 渔夫和妻子没有孩子,就收养了他。 一年后,国王又出远门了,恰巧这时王后又生下一个男孩,那两个凶狠的妹妹又抱走孩子并扔到了河里。 一只小鸟又飞到空中唱道:
"他是否会死,
只有上帝才知道。
勇敢的男孩,
变成百合花吧。 "
国王回来时,她们对他说,王后又生了一只狗。 国王还是回答:"这恐怕是命中注定的。"那渔夫又把男孩捞起来,并带回家去抚养了。
不久,国王又出门去了。 这次王后生了个女儿,她也被那两个狠心的姨妈扔进了河里。 小鸟又飞到空中唱道:
"她是否会死,
只有上帝才知道。
勇敢的女孩,
变成玫瑰花吧。 "
国王回家时,她们对他说,王后这次生了只猫。 国王终于生气了,命令把他的妻子关到监狱里去。 王后在狱中呆了很久。
这些孩子们长大了。 一次,老大跟其他几个男孩去捕鱼,他们不愿让他一起去,还说:"你这个捡来的孩子,走一边去。"
他十分伤心,就去问老渔夫是不是真的。 老渔夫告诉他,他是有一次打鱼时,他把他从水里捞出来的。 男孩说,那他要去找他的亲生父亲。 渔夫请求他留下,他坚决不肯。 最后,渔夫同意了他的要求,他便出发了。 走了几天几夜,最后来到一条大河边,河边站着一位老太太在钓鱼。
"你好,大妈。"男孩说。
"谢谢。"老太太说。
"你要钓很长时间才能钓到鱼吧?"
"你大概也要寻找很长很长时间,才能找到你的父亲。你打算怎样过这条河呢?""只有上帝才知道。"于是,老太太把他驮在背上,带他过了河。 他找了很久很久,也没有找到他的父亲。
一年以后,第二个男孩也离家去寻找他的哥哥了。 他来到河边,遭遇跟他哥哥一样。 现在只剩下小女孩一人在家,她非常想念她的哥哥,最后她请求老渔夫让她出门去寻找哥哥。 她也来到了那条大河边,对老太太说:"你好,大妈。""谢谢。"
老太太回答说。
"上帝保佑你钓到大鱼。"女孩说。 老太太一听到这话,就变得很和蔼,背她过了河,还给了她一根魔杖,并对她说:"就沿着这条路往前走吧,孩子。当你走过一条大黑狗时,千万别出声,不要笑也不要看它,要一直走过去。然后,你就来到一座敞开着大门的城堡前,站在门槛上,你一定要放下魔杖,径直穿过城堡,从那一边出去。那儿有一口老井,井底长出一棵树,树上挂着一个鸟笼,里面关着一只鸟。你要取下鸟笼,并从井里取一杯水,然后,就带着这两样东西原路返回。再从门槛捡起那根魔杖并拿在手上。当你再次经过那条狗时,一定要抽打它的脸,当心一定要打着它。然后就到我这儿来。"小女孩果然找到了老太太所说的一切。 在回来的路上,她找到了她那两个哥哥,他们俩互相寻找,走了大半个世界。 他们一起往前走,到了黑狗躺着的路边。 女孩用魔杖抽打它的脸,它就变成了一位英俊的王子,并同他们一起来到河边。 老太太还站在那里,她很高兴再次见到他们,并把他们都背过了河。 然后,她就离去了,因为这下她也自由了。 其他人都到老渔夫家去,当他们再次见面时,都非常高兴。 他们把那只鸟笼挂到墙上。
但是,第二个儿子在家呆不住,拿着弓箭去打猎了。 当他累了,就拿出笛子吹上一曲。 国王也在打猎,听见笛声就朝年青人那边走去。 他看见年青人时便问:"谁容许你在这儿打猎?"
"噢,没有谁。"
"那么,你是谁家的孩子?"
"我是渔夫的儿子。"
"但他没有孩子呀。""如果你不信,就请跟我来。"
国王跟着去了,问渔夫是怎么回事。 渔夫告诉了他所有发生的事,这时墙上的小鸟开始唱了起来:
"母亲独自一人,
关在小监狱里,
尊敬的国王呀,
他们都是你的儿女,
那两个狠毒的姨妈,
想要害死这些孩子,
把他们扔进河底,
是渔夫把他们救起。 "
所有的人都大吃一惊。 国王带上小鸟、渔夫和三个孩子回到城堡,下令打开牢门,把妻子接出来。 当时王后已虚弱不堪了,女儿将从井里取来的水让她喝了,她就重新容光焕发并恢复了健康。 两个狠毒的姨妈被烧死了,女儿嫁给了那个王子。