Het water des levens


命の水


Er was eens een koning en die werd zo ziek, dat niemand dacht, dat hij er het leven nog af bracht. Maar hij had drie zonen, en die waren er heel bedroefd over, ze gingen naar de tuin van 't kasteel en huilden. Daar kwamen ze een oude man tegen en die vroeg naar de oorzaak van hun verdriet. Ze vertelden hem, dat hun vader zo ziek was, dat hij wel zou sterven, want niets hielp hem. Toen zei de oude: "Dan weet ik nog één middel, en dat is het levenswater; drinkt hij daarvan, dan wordt hij weer gezond, maar het is moeilijk te vinden." De oudste zei: "Ik zal het wel vinden," en hij ging naar de zieke koning en vroeg verlof om weg te gaan om het levenswater te zoeken, want dat was het enige dat hem genezen kon. "Nee," zei de koning, "daar is teveel gevaar bij, ik wil liever sterven." Maar hij smeekte zo lang, tot de koning erin toestemde. Maar de prins dacht in zijn hart: "Als ik het water breng, dan vindt mijn vader mij het liefst en dan zal ik het rijk erven."
Dus maakte hij zich reisvaardig, en toen hij een tijd gereden had, stond er een dwerg op de weg, die riep hem zo aan: "Waarheen ga je zo snel?" - "Dom wezen," zei de prins zeer trots, "heb jij daar iets mee te maken?" en hij reed verder. Maar het kleine ventje was boos geworden en had een kwade wens gedaan. Kort daarop kwam de prins terecht in een bergkloof, en hoe verder hij reed, hoe dichter de bergen naar elkaar toe kwamen, en eindelijk werd de weg zo smal, dat hij geen stap meer verder kon; het was niet mogelijk het paard te keren of uit het zadel te gaan, hij zat daar gevangen. De zieke koning wachtte lang op hem, maar hij kwam niet terug. Nu zei de tweede zoon: "Vader, laat mij dan op reis gaan om het levenswater te zoeken," en zijn gedachte was: "Als mijn broer dood is, dan valt het rijk mij ten deel." De koning wilde hem in het begin ook niet laten gaan, maar hij gaf toe. De prins trok toen langs dezelfde weg, die zijn broer gegaan was, en hij zag ook die dwerg die hem aansprak en vroeg, waar hij zo gauw heen wilde. "Klein mormel," zei de prins, "wat heb jij daar mee nodig?" en hij reed zonder om te kijken verder. Maar de dwerg verwenste hem en evenals de vorige kwam hij in een kloof terecht en kon tenslotte niet vooruit en niet achteruit. Maar zo gaat het als je te trots bent.
Maar toen de tweede zoon ook wegbleef, bood de jongste aan om weg te reizen en het levenswater te halen, en tenslotte moest de koning hem laten gaan. Hij ontmoette de dwerg en toen die vroeg, waarom hij zo'n haast had, hield hij in, gaf hem antwoord en zei: "Ik zoek het levenswater, want mijn vader is dodelijk ziek." - "Weet je ook waar dat te vinden is?" - "Neen," zei de prins. "Omdat je zo behoorlijk antwoord geeft, zoals het hoort, niet zo overmoedig als die twee broers van je, zal ik je inlichten en vertellen, hoe men bij het levenswater komt. Het stijgt omhoog uit de bron van de tuin van een betoverd slot, maar je komt er nooit in, als ik je geen toverstaf geef en twee broodjes. Met de staf sla je driemaal op de ijzeren poort van het slot, en dan gaat die open; daarbinnen liggen twee leeuwen met opengesperde muil, als je in elke muil een broodje gooit, worden ze kalm. Haast je dan en haal het levenswater vóór het twaalf uur slaat, want dan valt de poort weer dicht, en dan ben je opgesloten." De prins bedankte hem, nam de staf en de broodjes en ging op reis. En toen hij er aankwam, toen was alles, zoals de dwerg gezegd had. De poort sprong bij de derde slag met de staf open, en toen hij de leeuwen elk met een broodje gekalmeerd had, betrad hij het slot en kwam in een grote, mooie zaal; daar zaten betoverde prinsen in, en hij trok de ringen van hun vinger, en dan lag er een zwaard en een brood en dat nam hij mee. En daarop kwam hij in een kamer en daarin zat een mooi meisje, ze was heel blij dat ze hem zag, kuste hem en zei, dat hij haar had verlost en dat hij haar hele rijk zou krijgen, en als hij na een jaar terug kwam, zouden ze bruiloft vieren. En ze vertelde hem ook, waar de bron was van het levenswater, maar hij moest zich haasten en eruit putten, voor het twaalf uur sloeg. Weer ging hij verder en hij kwam in een kamer waarin een lekker fris bed stond, en omdat hij moe was, wou hij eerst een beetje slapen. Dus ging hij naar bed en sliep in; toen hij wakker werd, was het kwart voor twaalf. Geschrokken sprong hij op, liep naar de bron en schepte daaruit met een beker die ernaast stond en snelde zo gauw hij kon weg. Juist toen hij de ijzeren poort uitging, sloeg het twaalf uur en de poort bonkte zo haastig dicht, dat die hem nog een stukje van zijn hiel afsloeg.
Maar hij was blij, dat hij het levenswater gekregen had; hij ging naar huis en kwam weer langs de dwerg. Toen die het zwaard en het brood zag, zei hij: "Daar heb je wat belangrijks meegekregen, met het zwaard kun je hele legers overwinnen en dat brood raakt nooit op." Maar de prins wou zonder zijn twee broers niet bij zijn vader terugkomen, en zei: "Lieve dwerg, kun jij niet zeggen waar mijn twee broers zijn? Ze zijn vóór mij het levenswater gaan zoeken en ze zijn niet teruggekomen." - "Die zitten ingesloten tussen twee bergen," zei de dwerg, "daarin heb ik ze verwenst, omdat ze zo overmoedig waren." Toen smeekte de prins net zo lang, tot de dwerg hen weer losliet, maar hij waarschuwde hem en zei: "Pas voor hen op, want ze hebben geen goed hart."
Toen zijn broers kwamen, was hij heel blij en vertelde hun, hoe het met hem gegaan was, dat hij het levenswater gevonden had en er een beker vol van had meegenomen, en een mooie prinses verlost had die een jaar op hem wilde wachten, en dan zou de bruiloft gehouden worden en dan kreeg hij een groot rijk. Samen reden ze verder en kwamen bij een land, waar honger en oorlog was en de koning dacht al dat hij zich over moest geven, want de nood was groot. De prins ging naar hem toe en gaf hem het brood, waarmee hij zijn hele rijk te eten geven kon; ook gaf de prins hem het zwaard, en daarmee versloeg hij de legers van zijn vijanden en kon voortaan in rust en vrede leven. Nu nam de prins zijn brood en zijn zwaard weer terug, hij had nu drie rijken gered. En toen gingen ze aan boord van een schip en voeren over zee. Gedurende de zeereis praatten de twee oudsten met elkaar: "Hij, onze jongste broer heeft het levenswater gevonden, en wij niet; nu zou vader hem daarvoor het rijk kunnen geven dat ons toekomt, en zo zal' hij ons geluk wegnemen." Ze werden wraakzuchtig en spraken af, dat ze hem in 't verderf zouden storten. Ze wachtten tot hij vast in slaap was, ze goten toen het levenswater uit zijn beker en namen het voor henzelf, en in de beker goten ze voor hem zout zeewater.
Toen ze nu thuis kwamen, bracht de jongste aan de zieke koning zijn beker, zodat hij er van kon drinken en weer gezond worden. Maar nauwelijks had hij een beetje van dat zoute water gedronken, of hij werd nog zieker dan eerst. Hij jammerde daarover en intussen kwamen de twee oudste zoons en klaagden de jongste aan, omdat die hem had willen vergiftigen; zij brachten hem het echte levenswater; en toen gaven ze het hem. Nauwelijks had hij daarvan gedronken, of hij voelde zijn ziekte verminderen, en hij werd sterk en gezond als in zijn jonge dagen. Samen gingen ze nu naar de jongste, en bespotten hem, zeggend: "Je hebt weliswaar het levenswater gevonden, maar jij had de moeite en wij het loon; je had verstandiger moeten zijn en je ogen open houden; we hebben het van je weggenomen, terwijl je op zee was ingeslapen; en over 'n jaar gaat één van ons de mooie prinses halen. Maar pas op dat je er niets van vertelt, vader gelooft jou toch niet; en zeg je een enkel woord, dan verlies je bovendien nog je leven; maar als je zwijgt, zullen we je in leven laten." Nu was de oude koning boos op zijn jongste zoon en dacht dat die hem naar 't leven had gestaan. Dus liet hij 't hof bijeenroepen en 't vonnis uitspreken, dat hij in alle stilte zou worden gedood. Als de prins eens op een keer op jacht zou gaan en niets kwaads vermoedde, dan moest één van de jagers van de koning meegaan. Buiten waren ze heel alleen in 't bos. De jager zag er zo treurig uit, dat de prins tegen hem zei: "Lieve jager, wat scheelt eraan?" De jager zei: "Dat kan ik niet zeggen en toch moet ik het." De prins zei: "Spreek maar gerust, wat het ook is: het is je bij voorbaat vergeven." - "Ach," sprak de dienaar, "ik moet u doden, het is het bevel van de koning." Nu schrok de prins en sprak: "Lieve jager, laat mij leven, dan geef ik u mijn prinselijk gewaad, geef mij uw simpele jagersmantel." De jager zei: "Dat zal ik graag doen, ik had toch niet op u kunnen schieten." Toen ruilden ze hun kleding, en de jager ging naar huis; maar de prins ging dieper het bos is.
Een poos later kwamen er bij de oude koning drie wagens aangereden vol goud en edelstenen: een zending van de drie koningen, die met behulp van het zwaard van de prins de vijanden hadden verslagen en met zijn brood het land hadden gevoed, en die nu hun dankbaarheid wilden tonen. Toen dacht de oude koning: "Zou mijn zoon onschuldig zijn geweest?" en hij zei tegen zijn hovelingen: "Was hij nog maar in leven, het doet mij verdriet dat ik hem heb laten doden." - "Hij leeft nog," zei de jager, "ik kon het niet over mijn hart verkrijgen, uw bevel uit te voeren," en hij vertelde de koning, hoe het gegaan was. De koning was het een pak van 't hart en hij liet overal in 't rijk bekend maken, dat zijn zoon weer terug mocht keren en in genade zou worden aangenomen.
De verre prinses liet intussen een toegangsweg naar haar slot maken, met glanzend goud geplaveid, en ze zei tegen haar hofhouding: wie daar spoorslags op zou komen aanrijden, die was de ware en hem moesten ze binnenlaten, maar iemand die daarnaast reed, dat was de ware niet en hem mochten ze ook niet binnenlaten. Toen de tijd nu bijna verstreken was, wilde de oudste zoon zich haasten, snel naar de prinses gaan, en zich uitgeven voor hem die haar bevrijd had; want dan kon hij met haar trouwen en heer worden over haar rijk. Dus reed hij weg, en toen hij bij het slot kwam en die mooie gouden straat zag, dacht hij: "Het zou zonde zijn om daarop te rijden," en hij week af en liet zijn paard er rechts naast stappen. Maar voor de toren zeiden de wachters, dat hij de ware niet was en hij moest maar weer weggaan. Spoedig daarna kwam de tweede prins aan, en toen hij de gouden straat bereikte en het paard er de eerste hoef op gezet had, dacht hij: "Het zou zonde zijn, hij kon er wat afslaan," en hij hield de teugel in en boog het paard zijwaarts en reed aan de linkerzijde naast de straat. Maar toen hij bij de poort kwam, zeiden de mensen, dat hij de ware niet was, en hij moest maar terug gaan. Maar toen het jaar precies om was, wilde de derde zoon uit 't bos naar zijn geliefde rijden en bij haar zijn verdriet vergeten. Dus maakte hij zich op en, voortdurend aan haar denkend en verlangend al bij haar te zijn, zag hij de gouden straat niet eens. Zijn paard stapte er midden over, en voor de poort gekomen zag hij die opengaan en de prinses ontving hem met vreugde, zei dat hij haar verlosser was en heer van haar rijk, en de bruiloft werd gehouden in groot geluk. En toen alles voorbij was, vertelde ze hem dat zijn vader hem ontboden had en hem vergiffenis had geschonken. Hij reed erheen en vertelde hem alles, hoe zijn broers hem hadden bedrogen en hij daarover gezwegen had. De oude koning wilde hen straffen, maar ze waren met een schip weggevaren en kwamen van hun levensdagen niet meer terug.
昔、病気の王様がいましたが、誰も王様がその病気から回復すると信じませんでした。王様には3人息子がいて、王様の病気を悲しんで宮廷の中庭に降りて行き、泣きました。そこへおじいさんが来て、なぜ悲しんでいるのか、と尋ねました。息子たちは、父親の病いが重く、どうにも治しようがないので死んでしまうだろう、と言いました。するとおじいさんは、「私はもうひとつの薬のことを知ってるよ。それは命の水だ。それを飲めばまた良くなるが見つけるのが難しいんだ。」と言いました。一番上の息子は、「なんとか見つけてみせる。」と言い、病気の王様のところへ行き、命の水を探しに行くことをお許しください、それだけがお父さんを救えるのですから、とお願いしました。「だめだ」と王様は言いました。「危険が大きすぎる、それよりむしろ私は死んだ方がましだ。」
しかしあまりしつこく頼むので、王様は了承しました。王子は心の中で、「僕が水を持ってくれば、お父さんに一番かわいがられ、国を継ぐことになる。」と考えました。それで王子は出発し、馬で少し行くと、道に小人が立っていて、王子に呼びかけ、「急いでどこへ行くんだい?」と言いました。「馬鹿なチビめ」と王子は、とても傲慢に言いました。「お前に関係ないだろ。」そして馬で進みました。しかし小人は怒って悪い願かけをしました。この後まもなく王子は渓谷に入りましたが、行けば行くほど山同士が近づいていき、とうとう道がとても狭くなって一歩も前に進めなくなりました。また馬の向きを変えることも鞍から降りることもできなくて、まるで牢獄にいるかのようにそこに閉じ込められてしまいました。病気の王様は長い間王子を待ちましたが、王子は帰ってきませんでした。
すると二番目の息子が、「お父さん、水を探しに私を行かせてください。」と言いました。そして心で「もし兄さんが死んでいれば、国はぼくのものになる。」と思いました。初め王様は行くのをやはり許しませんでしたが、最後は折れました。それで王子は兄が行ったのと同じ道を出発し、兄と同じように小人に会いました。小人が王子をとめて、そんなに急いでどこへ行くのか、と尋ねると、「チビめ」と王子は言いました。「お前には関係ないだろ。」そして二度と見ないで先へ進みました。しかし、小人は王子を魔法にかけ、この王子もまた、兄のように、渓谷へ入って行き、前へも後ろへも行けなくなりました。傲慢な人々はそんな風になります。
二番目の息子も帰って来ないので、一番下の息子が水をとりに行かせてほしいと願い、ついに王様はこの息子も行かせるよりしかたがありませんでした。王子が小人に会うと、小人は「そんなに急いでどこへ行くんだい?」と尋ねました。王子は止まって、事情を説明し、「命の水を探しに行くところです。父が死ぬほどの病気なものですから。」と言いました。「じゃあ、どこで水が見つけられるか知っているのかい?」「いいえ」と王子は言いました。「お前は礼儀にかなったふるまいを身につけていて、不誠実な兄たちのようには傲慢でないから、どうしたら命の水を得られるか教えてやろう。命の水は魔法のかかった城の中庭にある泉から湧き出ている。だが、私が鉄の棒と2つの小さなパンをお前にやらなければ、お前はその城へ進んで行けないよ。城の鉄の扉をその棒で3回たたきなさい。そうすれば扉はぱっと開く。中には2頭のライオンが大きな口を開けている。だけど、それぞれのライオンにパンをひとつずつ投げれば、ライオンはおとなしくなるからね。それから12時になる前に急いで命の水をとってくるんだ。そうしないと扉がまた閉まってお前は閉じ込められてしまうぞ。」
王子は小人にお礼を言って、棒とパンを受け取り、道を進んで行きました。着いてみると全部小人の言った通りでした。扉は棒で3回たたくとぱっと開きました。王子はパンでライオンたちをなだめたあと、城に入り、大きく豪華な広間に着きました。そこに魔法にかけられた王子が何人かいたので、その指から指輪を抜いてはずし、剣とパンがそこにあったので、それを持ち去りました。このあと、王子は一つの部屋に入りました。その中には美しい乙女がいて、王子を見ると喜び、キスし、「あなたが私を救ってくれました。そして私の国は全部あなたのものになります。1年経ってあなたが戻れば私たちの結婚式が行われます。」と言いました。また、乙女は、どこに命の水の泉があるかを教え、12時前に急いで水をくまなければいけない、と言いました。それから王子はさらに進み、とうとう美しく新しいベッドがある部屋に入りました。王子はとても疲れていたので少し休みたいと思い、ベッドに寝て、眠り込みました。
目が覚めると12時に15分前でした。王子はびっくりしてぱっと跳ね起き、泉に走り、近くにあったカップに水を汲み、急いで立ち去りました。しかし、ちょうど鉄の扉を通りぬけているとき、時計が12時をうち、扉がバタンと閉まったので、王子のかかとが少しとれてしまいました。
しかし、王子は命の水を得て喜び、帰途に着きました。そしてまた小人に会いました。小人は剣とパンを見ると、「これをもって大きな財産を得たんだよ。剣でたくさんの軍勢をまるまる切れるし、パンは決して食べ尽きるということがないんだ。」と言いました。しかし王子は兄たちと一緒でないので父親のところへ帰る気になれなくて、「小人さん、私の兄たちがどこにいるかわかりませんか?二人は命の水を探しに私より前に出かけて、戻っていないのです。」と言いました。
「二つの山の間に閉じ込められているよ。」と小人は言いました。「あまり傲慢だから、私が二人をそこに閉じ込めたのさ。」それで王子はお願いして、小人に二人を解放してもらいました。しかし小人は、「二人に気をつけるんだよ、悪い心を持ってるからね。」と言いました。兄たちが来ると、王子は喜び、自分にあったことを話し、命の水を見つけてカップに1杯持ち帰ったこと、美しい王女を救ったこと、その王女が1年自分を待って、その時結婚式が行われ自分は大きな国を得る、ということを二人に話しました。
そのあと三人は一緒に馬を進め、戦争と飢きんに苦しんでいる国をたまたま通りがかりました。もうそこの王様は滅びるに違いないと思っていました。というのは食料がとても不足していたからです。それで王子は王様のところへ行き、パンを渡しました。それで王様は国じゅうの人々に食べさせ、おなかを満たしました。それから王子は剣も渡し、それで敵の集団を切り伏せ、安心して平和に暮らせるようになりました。それで王子はパンと剣を返してもらい、三人の兄弟はまた馬で進みました。しかし、このあと、三人は戦争と飢きんに苦しんでいるもう2つの国に入り、そのたびに王子は王様たちにパンと剣を渡し、こうして3カ国を救ったのでした。そのあと三人は船に乗り海を渡りました。航行中に二人の兄は二人だけで話し、「ぼくたちではなく弟が命の水を見つけた。それでお父さんは弟に国を譲るだろう。僕たちの国だよ。そして弟は僕たちの財産をみんな奪ってしまうんだ。」と言いました。それで二人は仕返しをしようとして弟をつぶす計画を相談しました。二人は弟がぐっすり眠るまで待って、カップから命の水を出して自分たちでとって、そのカップに塩辛い海水を入れました。
三人が家に着くと、一番下の息子は病気の父親が飲んで治るようにと、カップを持って行きました。しかし、塩辛い海水をほんの少し飲むとすぐに、王様は以前よりいっそう病気が悪くなりました。これを嘆いていると、二人の兄たちがやって来て、弟のことを父親に毒をもろうとしたと非難し、自分たちが本当の命の水を持ってきました、と言って、父親に渡しました。王様はそれを飲むとすぐ、病気が離れて行く感じがして、若い時のように健康で丈夫になりました。
そのあと兄たちは二人とも弟のところへ行き、嘲って「お前は確かに命の水を見つけたさ。だけどお前は骨折りをしただけ、僕たちは得をとったのさ。お前はもっと賢くなって目をしっかり開けておくんだったな。海でお前が眠っている時にお前からそれをとったんだよ。それで1年過ぎたら、僕たちのどっちかが美しい王女をもらいに行くよ。だけど、このことは何もお父さんにばらさないように気をつけろ。実際お父さんはお前を信用しないし、もし一言でも言えば命もおまけに失うことになるさ。だけど黙っていれば命は助けてやるよ。」と言いました。
年とった王様は末の息子が自分の命を狙ったと思い、怒っていました。それで裁判を召集し、息子に対して、密かに撃ち殺されるべきた、という判決が下されました。それであるとき、王子が、悪いことを何も疑わないで、馬で狩りにでかけました。王様の猟師が一緒に行くように言われていて、森で二人だけになったとき、猟師がとても悲しそうなので、王子は「猟師さん、どうしたの?」と言いました。猟師は「言えません。でも言うべきなんです。」と言いました。それで王子は「何なのかはっきり言ってごらん。お前を許すから。」と言いました。「ああ、私はあなたを撃ち殺すことになっています。王様がそう命令しました。」と猟師は言いました。それで王子はあっと驚いて、「猟師さん、殺さないでくれ。ほら、王家の服をやるよ、かわりにお前の粗末な服をくれ。」と言いました。猟師は「喜んでそうしますよ。全くあなたを殺さなくてよくなったのだから。」と言いました。それから二人は服を取り替え、猟師は家に帰り、一方王子は森に深く入って行きました。
しばらくして、金と宝石の荷馬車が末の息子を訪ねて王様のところにきました。それは、王子の剣で敵を倒し、王子のパンで国民を生かしておくことができた3人の王様たちが感謝の気持ちを示すために送ったものでした。年とった王様はそのとき「息子は無実だったのではないか?」と思い、家来たちに「あの息子がまだ生きていたらなあ。殺させてしまったのはなんと悲しいことだ。」と言いました。「まだ生きています。」と猟師は言いました。「王様のご命令を実行するのは忍びなかったのです。」そしてどういうことだったのか王様に話しました。それで王様の心から重荷がとれ、息子は戻ってよい、そして喜んで迎えられる、というお触れをあらゆる国に知らせました。
ところで、王女は宮殿につづく道をとても明るい金で作らせました。そして家来たちに、その道をまっすぐ自分のところに来る人がその当人だから入れてよい、しかし道のわきを通ってくる人は当人ではないから入れないように、と言いました。
時が近づいてきたので、一番上の王子は急いで王様の娘のところに行き、王女を救った人として名乗り、花嫁に迎え、おまけに国をいただこう、と思いました。それで馬ででかけ、宮殿の前に着き、見事な金の道を見ると、この上を馬で行くのは許しがたいことだ、と思いました。そして脇へ寄って道の右側を通りました。しかし、入口に来ると、家来たちは、当人ではない、立ち去るように、と言いました。
この後まもなく二番目の王子が出発し、金の道に来て馬が片足を道にのせたとき、許しがたいことだ、金が踏みつけられてはがれるかもしれないではないか、と考えました。それで脇へ寄って道の左側を通りました。しかし、入口に来ると、家来たちは、当人ではない、立ち去るように、と言いました。
とうとう1年がすっかり過ぎてしまったとき、三番目の息子も、森から出て愛する人のところへ行こう、そして娘と一緒にいて悲しみを忘れよう、と思いました。それで王子はでかけ、ずっと王女のことを考え速く会いたいとばかり思っていたので、金の道にまったく気づきませんでした。それで王子の馬は、道の真ん中を進み、入口に着くと扉が開かれ、王女が喜んで王子を迎え、「あなたが私を救ってくれた人です。そしてこの国のあるじです。」と言いました。二人の結婚式は大きな喜びでもって祝われました。式が終わると、王女は、あなたのお父さんがあなたを許してあなたを戻るように促していると王子に言いました。
それで王子は馬に乗ってそこへ行き、王様にすべて、兄たちが自分を裏切ったこと、それでも自分は黙っていたこと、を話しました。年とった王様は兄たちを罰しようと思いましたが、二人は海に逃げてしまって生きてる限り戻りませんでした。