De drie handwerksgezellen


三个小伙计


Er waren eens drie arbeiders; ze hadden afgesproken om op hun zwerftochten samen te blijven en altijd in de stad te werken. Maar na een poos kregen ze bij hun meester geen werk meer, zodat ze eindelijk helemaal aan de grond zaten en niets hadden om van te leven. Toen zei de één: "Wat moeten we nu beginnen? We kunnen niet langer hier blijven, we moeten weer gaan zwerven en als we in de stad die we bereiken geen werk vinden, laat ons dan met de herbergier afspreken, dat we hem schrijven waar we zijn, zodat de een bericht kan krijgen van de ander en laat ons dan uit elkaar gaan." Dat leek de anderen ook het beste. En zo trokken zij weg.
Onderweg kwamen ze een rijkgeklede heer tegen die vroeg wie ze waren. "We zijn arbeiders en zoeken werk; tot nog toe zijn we bij elkaar gebleven, maar als we geen werk meer vinden, gaan we uit elkaar." - "Dat hoeft niet," zei de man, "als u doen wilt wat ik u zeg, dan zal het u aan geld en arbeid niet ontbreken, ja, u kunt grote heren worden en in rijtuigen rijden." De één zei: "Als het geen kwaad is voor onze ziel en zaligheid, dan zullen we het graag doen." - "Nee," zei de man, "ik heb geen vat op jullie." Maar de tweede had naar zijn voeten gekeken en toen hij één paardepoot en één mensenvoet zag, wilde hij zich niet met hem inlaten. Maar de duivel zei: "Weest maar gerust; ik heb het niet op jullie gemunt, maar op de ziel van iemand anders, die al half aan mij toebehoort, nu moet de andere helft er ook bij."
Nu ze daar zeker van waren, stemden ze toe, en de duivel vertelde hun, wat hij verlangde: de eerste moest op elke vraag antwoorden: "Wij alle drie," de tweede: "Om het geld," en de derde: "En dat was in orde." Dat moesten ze steeds achter elkaar zeggen, maar verder mochten ze geen woord spreken, en overtraden ze dat gebod, dan zou al het geld meteen verdwenen zijn: maar zolang ze zich daarnaar richtten, zouden hun zakken altijd vol geld zijn. Om te beginnen gaf hij hun meteen zoveel als ze maar dragen konden, en hij gebood hun in de stad naar die en die herberg te gaan. Ze gingen er binnen, de waard kwam naar hen toe en vroeg: "Wilt u wat eten hebben?" De eerste antwoordde: "Wij alle drie." - "Ja," zei de waard, "zo bedoelde ik het ook." De tweede: "Om het geld." - "Natuurlijk," zei de waard. Nu werd hun goed eten en drinken gebracht en keurig opgediend. Na het eten moest er betaald worden; en de waard gaf de eerste de rekening, en die zei: "Wij alle drie" en de tweede: "Om het geld" en de derde: "En dat is in orde." - "Natuurlijk is dat in orde," zei de waard, "betalen moeten jullie alle drie, en zonder geld gebeurt er niets." Maar ze betaalden meer dan hij gevraagd had. De andere gasten keken ernaar en zeiden: "Die mensen zijn niet wijs." - "Ja, dat is zo," zei de waard, "ze zijn niet helemaal bij hun verstand." Zo bleven ze nog een poos in die herberg en zeiden geen andere woorden dan: 'Wij alle drie', 'Om het geld' en 'Dat is in orde'. Maar ze keken goed rond en zagen alles wat er gebeurde.
Nu kwam er een groot koopman met veel geld, en die zei: "Meneer de waard, hier is mijn geld, sluit het weg, daar zijn die drie gekke arbeiders, die konden het wel eens stelen." En de waard deed het. Toen hij die mantelzak naar zijn eigen kamer droeg, voelde hij dat hij zwaar was van 't goud. En nu gaf hij de drie arbeiders beneden een slaapplaats, maar de koopman kreeg boven een aparte kamer. Het werd middernacht, de herbergier dacht dat iedereen sliep, en hij kwam met zijn vrouw. Ze hadden een hakbijl bij zich en ze sloegen de rijke koopman dood, en na de moord gingen ze weer slapen. Toen het dag was geworden, ontstond er een groot rumoer, de koopman was dood in bed gevonden en hij baadde in zijn bloed. Alle gasten kwamen bijeen, maar de waard zei: "Dat hebben die drie gekke arbeiders gedaan." De gasten bevestigden dit en zeiden: "Het kan niemand anders geweest zijn."
Maar de waard liet hen praten en zei tegen hen: "Hebben jullie de koopman gedood?" - "Wij alle drie," zei de eerste, "Om het geld!" zei de tweede, en "Dat was in orde," zei de derde. "Zie je wel," zei de herbergier, "ze zeggen het zelf." Dus werden ze naar de gevangenis gebracht en zouden terechtgesteld worden. Maar toen ze zagen dat het ernst ging worden, werden ze toch bang, maar 's nachts kwam de duivel en zei: "Houd het nog één dag uit, en verpraat jullie geluk niet; er zal je geen haar gekrenkt worden."
De volgende morgen werden ze voor de rechter geroepen, en die zei: "Zijn jullie de moordenaars?" - "Wij alle drie." - "Waarom hebben jullie de koopman gedood?" - "Om het geld." - "Booswichten dat jullie zijn," zei de rechter, "vreesde je dan de zonde niet?" - "En dat was in orde." - "Ze hebben bekend en zijn nog halsstarrig ook," zei de rechter, "brengt hen meteen ter dood."
Zo werden ze naar buiten gebracht, en de waard moest mee in de kring. Toen ze nu door de beulsknechten gegrepen waren en op het schavot geleid, waar de beul al stond met ontbloot zwaard, kwam er opeens een koets met vier bloedrode vossen bespannen zo snel aanrijden, dat het vuur uit de stenen vloog, maar uit het raam wenkte iemand met een witte doek. De beul zei: "Dat betekent gratie," en uit de koets werd ook al "Gratie, gratie!" geroepen. Daar kwam de duivel de koets uit, gekleed als een zeer voornaam heer, met grote pracht; en hij zei: "U drieën bent onschuldig; nu mag u spreken; vertel maar wat u gezien hebt en gehoord." Nu zei de oudste: "Wij hebben die koopman niet vermoord, de moordenaar staat daar in de kring," en hij wees naar de herbergier, "en als een bewijs: ga naar zijn kelder, daar hangen nog vele anderen, die hij van 't leven heeft beroofd."
Toen zond de rechter de beulsknechten erheen en ze vonden wat verteld was, en toen zij dat de rechter bericht hadden, liet hij de herbergier het schavot bestijgen en het hoofd afslaan. En de duivel zei tegen de drie arbeiders: "Nu heb ik de ziel, waar ik het op gemunt had; jullie drieën zijn nu vrij en hebben je leven lang geld genoeg!"
从前有三个小伙计,他们商定要一同游历,并总在同一个镇上干活。 然而好景不长,他们的主人再无活儿给他们干了,因此不久他们就变得衣服褴褛,难以度日。 于是其中的一个说:"怎么办?我们再不能呆在这儿了,我们还要再次去旅行,如果我走到哪所城市找不到活干,我就和店主商定,把我的行踪告诉你们,以便我们能互通消息,这样我们就可分开行事了。"这个主意倒是个万全之策,他们便又继续往前走,路上遇到了一位穿着考究的人,他问他们姓啥名啥。 "我们都是寻活干的伙计;现在我们还在一块,但一旦找不到活干,我们就将分开。""那倒没必要,"那人说,"如果你们照我说的去做,你们就既不会愁钱用又不会缺活干。不仅如此,你们还会成为贵族,乘一流马车!"其中一个叫道:"如果那样不危及灵魂和济世原则,我们就会那样做。""当然不会,"那人答道,"我不会骗你们。"但另一个人看了看他的脚,发现他有一只是马脚,一只是人脚,就不肯相信他的话了。 但鬼说:"别怕,我对你们没有歹意,是为一个别的灵魂而来的,他已有一半是我的了,我要叫他恶贯满盈。"现在既然安全了,他们就答应了,那鬼便告诉他们如何得到想得到的东西:即对任何人都得回答:第一个,"我们三个";第二个,"为了钱";第三个,"太对了!"只要他们总是连着这么说,不再说别的字,就会得到钱,一旦他们不听从指令,他们的钱就会顷刻消失;但只要他们一直照着做,他们的钱袋总会鼓鼓囊囊的。 作为见面礼,他马上把钱给了他们,他们能提多少就提多少,并指定他们到城里去找某某旅店。 他们去了,店主跑来迎接他们并问他们想吃些什么。 第一个回答说:"我们三个。""好啊!"店主说,"这正是我想的。"第二个说:"为了钱。""当然,"店主说。 第三个又说:"太对了!""当然正确,"店主说。
好酒好菜马上给端了出来,他们得到了周到的侍候。 吃完该付钱了,店主把帐单递给了一个人,那人说:"我们三个。"第二个:"为了钱。"第三个:"太对了!"店主说:"三人都付钱,没钱我可啥也不给。"但他们付的比他要的还要多。 在一旁瞧热闹的房客都说:"这些人一定是疯了。""嗯,肯定是,"店主说,"他们的脑子准有问题。"接着他们又在店里留了些时候,口中只是说:"我们这三个","为了钱","太对了!"但是他们清楚一切都在进行中。 事情是这样的,一个大商人携巨款而来,并说:"店主先生,帮我看好钱,怕那三个疯子可能会把它偷了去。"店主按他的话做了。 当店主提着箱子走进卧室时,他感觉箱子里都是沉甸甸的金子,他于是将三个伙计安排在楼下的房间里,让商人在楼上单独一室。 到了深夜,趁大家都睡熟之际,店主和他的女人用斧子将大商人砍死,之后他们又回床睡觉了。 白天大家听到了一声尖叫,发现大亨死在了浴池里,倒在一片血泊之中。 所有的房客都跑了出来,但店主说:"是那三个疯子干的。"房客们都想证明这一点,说:"是你们杀了他吗?""我们三个",第一个说;"为了钱",第二个说;第三个补充说:"太对了!""看看吧,听听,"店主说,"他们自己承认了。"这样他们就下了狱,并要受到审判。 这下他们才意识到事情严重了,他们都担心害怕起来,但是夜里鬼来说:"再忍耐一天,别怨天忧人,谁也动不了你们的一根毫毛。"
次日清晨,他们被带上了法庭。 法官说:"是你们几个谋杀别人吗?""我们三个。""为什么杀那个商人?""为了钱。""你们几个不要命的家伙,难道你们就不怕自己犯下的罪孽吗?""太对了!""他们已经招供,却还顽固不化,"法官说,"立即处以死刑。"于是他们被拖了出来,那个店主也走在了人群里。 就在他们被刽子手的助手们拖出来,带到那拿着明晃晃的大刀的站着的刽子手旁的架子边时,一辆四匹栗色马拉的车子突然出现,朝刑场急驰而来,车窗边有人用白手巾打着信号。 刽子手见状忙说:"赦免令下了,""大赦!大赦!"于是魔鬼走了出来,变了个先生,雍容华贵,气宇轩昂地说道:"你们三个是无辜的,现在你们可以讲话了,把你们所见所闻说出来给大伙听。"年纪最大的那个人说:"我们没有杀人,杀人真凶就在你们中间。"接着他又指着店主说:"为了证实这一点,去看看这个人的地窖吧,那里还挂着许多别的人,都是叫他给害死的。"于是法官派刽子手来到了店主的地窖中,发现那里的情形跟那伙计说的完全一样,于是他们把见到的一切报告了法官。 法官就派人将店主吊起来,砍了他的头。 最后鬼对三个伙计说:"现在我得到了我想要的灵魂,你们自由了,而且你们今生今世也不会缺钱用。"