六个仆人


De zes dienaren


古时候,有一位女王,是一个巫婆,可她的女儿却是世界上最美丽的姑娘。 老太婆总想着坑害人,每当来了一个求婚者,她总说谁要想娶她女儿,必须先解一道难题,解不出就要他的性命。 许多人迷恋姑娘的美貌,壮着胆子来求婚,却完不成老太婆交给的任务,结果呢,只得跪在地上,被毫不留情地砍去了头。
有一位王子,听人说这位公主美貌绝伦,便对自己的父亲讲:"恳请你让我去吧,我要向她求婚。"
"休想!休想!"国王回答说,"你去了,就等于是找死啊!"
谁知,王子因此一病不起,整整躺了七年,最后奄奄一息,没有哪个医生能治好他。
父亲眼看着他病入膏肓,才哀伤地对他说:"那你就去碰碰运气好啦。我已经束手无策了。"
儿子一听,从病床上一跃而起,健康恢复了,高高兴兴地上了路。
他骑马越过一片荒野,看见前边地上似乎有一大堆干草,于是就走了过去,发现原来是一个肥胖的家伙仰卧在地上。
这个肥胖的家伙看见王子走了过来,就站起来说:"您要是需要佣人,就请雇我吧!"
王子问他:"我要你这样一个笨手笨脚的人干什么?""噢,"胖子说,"这还不算什么,我要是好好鼓鼓气,还会比现在胖上三千倍呐!"
"要是这样,"王子说,"跟我走吧,也许你能帮得上忙。"
说完,王子走了,胖子跟在后面。 走了一会儿,他看见草地上躺着另一个人,把耳朵紧贴在地上。
王子问:"你在干什么?"
"我在听啊。"那人回答说。
"你这样专心致志地在听什么?"
"我在听世界上正发生着的事情。我的耳朵特别灵,什么也休想逃得过我,我甚至连草在生长都能听得见。""那么请告诉我,"王子说,"在王宫里,就是女儿很漂亮的那个女王的宫殿,你听见什么了?告诉我好吗?"
"我听见磨宝剑的声音,一个求婚者就要被斩首啦。"
王子说:"我用得着你,跟我走吧。"
于是三个人继续前进。
走了一会儿,远远地看见地上横着一双脚,却怎么也望不到身体的其余部分。 他们走啊走,走了好长一段路,才看见身子和脑袋。
"天哪!"王子惊叹道,"你的个头真够可以的啦!""没错,"高个子回答道,"要是我好好伸开四肢,我还会长三千倍呐,比地球上最高的山还高!要是您愿意雇用我的话,我很乐意为您效劳,。"
"那么,就跟我走吧,"王子说,"我用得着你。"
接着,他们继续往前走,看见一个人坐在路边上,用布扎住了眼睛。 王子问他眼睛是不是有毛病,不能见亮光。 "没有,"那人回答说,"我的目光太厉害了,所以我不能取下罩布,否则我眼睛望着什么,什么就会裂得粉碎。要是这本事对您有什么用,就把我带上吧。"
"走吧,"王子说,"我用得着你。"
他们继续前进,又看见一个人躺在阳光下,却浑身颤抖,像是冻坏了似的,四肢抖个不停。
"这么大的太阳,你怎么还发抖呀?"王子问。 "唉,"那人回答说,"天生我的体质就跟别人的不一样。天越热,我越冷,就越抖得厉害。天冷了,我就热得受不了。坐在冰上,我准会热得受不了;可坐在火炉里面呢,我又冷得受不了。"
"你真是个怪人,"王子说,"要是你乐意为我效力,就起来吧。"
他们又上了路,忽然见到一个脖子长得长长的人,正站在那儿伸着脖子四处张望,他的脖子长得能看到山的那一边。
王子问:"你这么起劲儿地在望什么?"
那人回答说:"我的目光特别锐利,可以看清所有森林原野,深谷高山,可以看到整个世界。"
王子于是说:"跟我走吧,我正好缺你这样一个奇才哩。"
不久,王子便领着自己六个非同寻常的仆人,来到了老女巫生活的城市。 他没有自我介绍,只是告诉女王说,她要是肯把美丽的女儿嫁给他,他就会完成交给他的任何事情。
老巫婆很高兴,又有一个又帅又英勇的小伙子落进她的圈套了,便说:"我要给你出三个难题,你全解决了,我就把我的女儿许配给你。"
"第一个是什么?"王子问。
"我有一枚戒指掉在红海里了,你去帮我取回来吧。"
王子回去后,就对那几个仆人说:"第一件事很困难。必须从红海中捞回一只戒指来,怎么完成呢?"
这时候,那个目光锐利的仆人说:"让我来看一看它掉在哪儿了。"说着便向红海深处望去,说戒指挂在一块尖尖的礁石上了。
那个又高又瘦的人说:"只要你看得见,我就能轻而易举地把它捞上来。"
"要是就这么点事儿,我来。"大胖子嚷嚷着说。 他趴下身子,把嘴凑近海水。 只见海浪就像跌落深涧似地涌进他嘴里,一会儿他就把大海喝干了。 高个子微微弯下腰,用一只手拾起了戒指。 王子拿到了戒指,非常高兴,把它呈给了老巫婆。 老婆子很惊讶,说:"不错,是原来那只,算你幸运,解决了第一个难题,可马上还有第二个。你瞧我宫前的草地上,那儿放牧着三百头肥牛,你得连皮带毛,连骨带角把它们通通吃掉;还有在下边地窖里存放着三百桶酒,你也得喝光它们。要是有一根牛毛和一小滴酒剩下来,我就要你的命!""我不可以请些客人吗?"王子问,"没人陪着,吃喝无味啊。"老婆子冷笑一声,回答说:"我准你请一个客人,让你有个伴,可多了不行。"
王子回到他的仆人那儿,对大胖子说:"今天你做我的客人,好好饱餐一顿。"胖子于是放大肚皮,吃掉了三百头肥牛,一根毫毛也没剩下,吃完后问早餐是否就这么点儿东西。 那酒呢,他干脆抱着桶喝,根本用不着酒杯什么的,并且连最后一滴也用指甲刮起来吮干净了。 吃完后,王子去见老巫婆,对她讲,第二个难题也已解决。 巫婆大吃一惊,说:"从来还没谁做到这一步哩。不过还剩一个难题,"她心里嘀咕,"你逃不出我的手心,一定保不住你的脑袋!"她接着说,"今天晚上,我把我女儿领到你房里,你要用胳臂搂住她。你俩这么坐在一块儿,当心可别睡着啦!打十二点时我来察看,那会儿要是她已不在你的怀抱里,你就完了。"王子想:"这事儿容易,我把眼睛睁得大大的就行。"尽管如此,他仍旧叫来仆人,告诉他们老太婆讲了什么,并且说:"谁知道这后边捣的什么鬼呢!小心总是好的,你们要守着,别让那姑娘再出我的房间。"夜晚到了,老婆子果然领来自己女儿,把她送到王子怀抱里。 接着,高个子卷曲起身子,把他俩团团围住;大胖子朝门口一站,叫任何活人别想再挤进来。 他俩就这么坐着,姑娘不说一句话。 这时月光透过窗户照着她的脸庞,让王子看清了她那仙子一般的美貌。 他无所事事地一直望着她,心中充满了爱慕和喜悦。 这样望着望着,他的眼睛慢慢疲倦起来了。 快到十一点的时候,老婆子突然施出魔法,让他们全都睡着了,就在这一瞬间,姑娘逃了出去。
他们一直沉睡到十二点差一刻,这时魔法失去效力,他们又全醒过来了。 "呵,真糟糕!真倒霉!"王子叫道,"这下我完啦!"忠心的仆人们开始抱怨,那耳朵特灵的一位却说:"别吵,我想听听。"他倾听了一会儿,然后讲:"公主坐在一个离这儿三百小时路程的岩洞里,正为自己的不幸哭泣呢。只有你一个人能帮助她,高个子。你只要伸直腿,几步就到了那儿。""好,"高个子回答,"只是目光异常厉害的老兄得一块儿去,好使岩石崩开。"说着,高个子背起那个带着眼罩的人,一翻掌之间就到了被施过魔法的岩洞前。 高个子帮伙伴解下了遮眼布,这位只用目光一扫,山岩便崩裂成了无数小块。 高个子抱起姑娘,一眨眼送回了王子房里,随后以同样的速度把他的伙伴也接了回来。 不等钟敲十二点,大伙儿又像先前一样坐好了,个个精神振作,情绪高昂。 钟敲十二点时,老巫婆偷偷来了,她面带讥讽,好像想说:"这下他可是我的啦!"一心以为她女儿已坐在三百小时路程之外的岩洞中。 可当她看见女儿仍然搂在王子怀里时,才吓坏了,说:"这是一个比我能耐更大的人呵!"她再没什么可挑剔,只得把女儿许配给了王子。 临了她还咬着女儿的耳朵说:"你不能按自己心愿挑选一位丈夫,必须受一个普通老百姓支配,真丢人!"
这一来,姑娘骄傲的心中充满了怨恨,想方设法要报复。 第二天早上,她叫人用车运来三百担柴,对王子说,母亲的三个难题虽然解决了,但要她做他妻子,还得先有一个人自愿坐在大柴堆中,忍受烈火的焚烧。 她心想,他的仆人没谁为了他愿意被烧死。 他在爱情的驱使下,会自己坐在柴堆里去,这样她不就自由了吗? 谁知仆人们却说:"我们全都出过点力了,只有这位怕冷的老兄还什么没干,现在该看他的啦!"说着便把他抬到了柴堆上,点着了火。 大火熊熊燃烧,烧了整整三天,才烧光所有的柴,火渐渐熄灭了。 这时却见在灰烬中间,那老兄站在那儿,冻得深身哆嗦得像白杨树叶儿一样,嘴里还说什么:"我一辈子也没忍受过这样的严寒,再延长一会儿,不冻硬我才怪!"
再没什么办法了,美丽的姑娘只好接受陌生青年做丈夫。 可在他们乘车去教堂时,老婆子说:"我受不了这种羞辱!"于是派她的军队去追赶,下令见人都杀掉,一定要抢回她的女儿来。 谁料听觉灵敏的仆人竖起耳朵,听见了她在背后说的话。 "咱们怎么办?"他问大胖子。 大胖子自有办法,他只是往车后吐了一两口口水,他喝下去的大海的一部分便吐出来了,变成了一片大湖,老巫婆的军队全部困在湖中,作了淹死鬼。 巫婆听见报告,又派来铁甲骑兵。 然而耳朵灵敏的仆人听见他们身上盔甲的撞击声,立刻解下他那个伙计的遮眼布。 这位呢只是狠狠瞪了敌人两眼,他们的铁盔铁甲都像玻璃一般粉碎了。 王子一行这下才不受干扰地往前走去。 等两位新人在教堂里举行了结婚仪式,六个仆人便向他告别说:"您的心愿已得到满足,不再需要我们。我们打算继续漫游,碰一碰自己的运气。"
在离王子的宫殿半小时路程的地方,有一座村子,村外正好有个牧人在放一群猪。 到了村中,新郎便对新娘说:"你真知道我是谁吗?我不是什么王子,而是一个牧猪人。那儿放猪那位是我父亲,咱俩也必须干这个,必须当他的帮手。"随后,他带她住进旅店,并悄悄吩咐店主,在夜里拿走他们王室的华丽衣服。 第二天早上公主醒来,不再有衣服穿。 这当儿老板娘送来一件旧长袍和几双旧羊毛袜,还做出一付慷慨施舍的样子,说:"不是看在你男人份上,我才不给你呐!"这一来,她真相信丈夫是个牧猪人了,只好和他一起放牧猪群,心里想:"我以前太傲慢自大,真是活该!"这样过了八天,她再也受不了啦,因为双脚已经磨伤。 这时走来几个人,问她知不知道她丈夫是谁。 "知道,"她回答,"他是个猪倌呗,刚刚出门做带子丝线的小买卖去了。"那几个人却讲:"跟我走吧,我们领你见他去。"说罢带她进了王宫。 她一跨进大厅,便见她的丈夫浑身华服地出现在面前,她却没认出来,直到他搂住她,吻她,对她说:"我为你受了许多苦,所以也让你体会体会苦的滋味。"这时候,才举行了隆重的婚礼。 那位讲这个童话的先生,自称也是婚礼的佳宾。
Vele jaren geleden leefde er eens een oude koningin, en dat was een tovenares; maar haar dochter was het mooiste meisje onder de zon. Maar het oude mens dacht nergens anders aan, dan hoe ze de mensen in hun verderf kon lokken, en als er een vrijer kwam opdagen, dan zei ze: wie haar dochter wilde hebben, moest eerst een raadsel oplossen, of hij moest sterven. Velen werden verblind door de schoonheid van het meisje en ze waagden de kans, maar ze konden het nooit oplossen, wat de oude vrouw hun voorlegde, en dan bestond er geen genade: ze moesten knielen, en dan werd hun 't hoofd afgeslagen. Nu was er een prins, en die had ook gehoord hoe zeldzaam mooi de prinses was, en hij zei tegen zijn vader: "Laat mij er heengaan, ik wil naar haar hand dingen." - "Nee," antwoordde de koning, "nooit laat ik je gaan, want je loopt de dood tegemoet." Toen ging de zoon in bed liggen en hij werd doodziek en zo lag hij zeven jaar lang, en geen dokter kon hem genezen. Toen de vader zag, dat er geen hoop meer was, zei hij diepbedroefd tegen hem: "Ga er dan maar heen en beproef je geluk; want ik kan je toch niet helpen." Zodra de zoon dat hoorde, stond hij van zijn ziekbed op, werd weer gezond en vrolijk maakte hij zich klaar voor de reis.
Nu gebeurde het, toen hij over een grote heide reed, dat hij uit de verte al iets op de grond zag liggen, net een grote hoop hooi, en toen hij er dichterbij kwam, zag hij dat het de buik van een mens moest zijn die daar lag, maar de buik was wel een heuvel. Zodra de dikkerd de reiziger zag, richtte hij zich op en zei: "Als u iemand nodig hebt, neem me dan in dienst." De prins antwoordde: "Wat moet ik met zo'n wonderlijke kerel beginnen?" - "O," zei de dikke, "dat zegt niets: als ik me goed opblaas, ben ik nog drieduizend keer zo dik." - "Als dat zo. is," zei de prins, "dan kan ik je wel gebruiken, kom maar mee." Nu ging de dikkerd achter de prins aan, en na een poos vonden ze wéér iemand, en die lag op de grond met zijn oor op het gras. De prins vroeg: "Wat doe je daar?" - "Ik luister!" zei de man. "Waar luister je zo ingespannen naar?" - "Ik luister naar wat er in de wereld gebeurt, want er is niets, dat mijn oor niet horen kan. Ik kan zelfs het gras horen groeien." De prins vroeg: "Zeg eens, wat hoor je dan aan het hof van de oude koningin, die zo'n mooie dochter heeft?" Hij antwoordde: "Ik hoorde het zwaard suizen, dat een vrijer 't hoofd afslaat." De prins zei: "Jou kan ik gebruiken: kom maar mee!" Zo trokken ze verder, en toen zagen ze opeens een paar voeten en nog een stukje van de benen, maar 't eind was niet te zien. Na een flink eind lopen kwamen ze langs een romp, en tenslotte ook bij een hoofd;,Zo," zei de prins, "wat ben jij voor een langhals?" - "O," zei de lange, "dat is nog niets; als ik al mijn leden helemaal recht uitstrek, ben ik nog drieduizend maal zo lang en groter dan de grootste berg op aarde. Ik zou graag uw dienaar zijn, als u me in dienst wilt nemen." - "Kom mee," zei de prins, "jou kan ik gebruiken." Ze trokken verder en vonden iemand langs de weg zitten, en die had een doek over zijn ogen. De prins zei tegen hem: "Heb je zulke zwakke ogen, datje niet in 't licht kunt kijken?" - "Nee," zei de man, "dat niet, maar ik mag die doek niet afdoen, want wat ik met mijn ogen aanzie, dat springt uit elkaar, zo'n kracht heeft mijn blik! Kan ik u van dienst zijn, dan zal ik u graag dienen." - "Kom mee," zei de prins, "jou kan ik gebruiken." Ze trokken verder en vonden iemand, die midden in de brandende zonneschijn lag en over z'n hele lijf rilde en hij klappertandde zo erg, dat er niets stil was. "Hoe kun je het zo koud hebben?" vroeg de prins, "en het is zó warm in de zon." - "Ach," zei de man, "ik heb nu eenmaal een andere aard; hoe warmer het is, des te kouder ben ik; de vorst dringt me in mijn knokkels, en hoe kouder 't is, des te warmer ben ik, onder het ijs kan ik het van de hitte, midden in een vuur kan ik het van de kou niet uithouden." - "Je bent een rare kerel," zei de prins, maar als je mijn dienaar wilt zijn, kom dan maar mee." Nu trokken ze verder en zagen iemand staan die zijn hals uitrekte, zo'n lange hals, dat als hij rondkeek, hij over alle bergen heen kon kijken. De prins vroeg: "Waar kijk je zo naar?" De man antwoordde: "Ik heb zulke scherpe ogen, dat ik over alle bossen en velden, over bergen en dalen kan kijken en door de hele wereld heen kan zien." De prins zei: "Als je wilt, kom dan maar mee, want zo iemand ontbrak me nog."
Nu trok de koningszoon met zijn zes dienaren naar de stad waar de oude koningin woonde. Hij zei niet, wie hij was; maar hij sprak: "Wilt u mij uw mooie dochter ten huwelijk geven, dan zal ik volbrengen wat u mij opdraagt." De toverkol was blij, dat zij zo'n knappe prins in haar netten zou vangen en ze zei: "Driemaal zal ik je een opdracht opgeven, als je het elke keer goed uitvoert, dan kun je de man worden van mijn dochter." - "En wat is het eerste?" vroeg hij. "Je moet me een ring terugbrengen, die ik in de Rode Zee heb laten vallen." Nu ging de prins naar zijn dienaars en zei: "De eerste opdracht is niet gemakkelijk: er moet een ring gehaald worden uit de Rode Zee; geef me eens een goede raad." Nu zei de man met de scherpe ogen: "Ik zal eens kijken waar hij ligt." En hij keek in de diepte van de zeeën en zei: "Daar hangt hij, aan de punt van een rots." De lange bracht hen erheen en zei: "Ik zou hem er wel uithalen, maar ik kan hem niet zien." - "Als het anders niet is," zei de dikkerd, en hij ging op zijn buik liggen en hield zijn mond aan het water: de golven vielen erin als in een afgrond, en hij dronk dehele zee leeg, zodat die droog werd als een weiland. Nu bukte de lange zich enigszins en haalde de ring er met zijn hand uit. Wat was de prins tevreden, dat hij de ring had: hij bracht hem naar het oude mens. Verbaasd zei ze: "Ja, dat is hem; de eerste opdracht is goed voltooid; maar nu de tweede. Kijk daar eens naar de weide voor het slot: daar grazen driehonderd vette ossen; en die moetje met huid en haar, met botten en horens opeten, en in de kelders liggen driehonderd vaten wijn; die moet je erbij drinken; en als er van de ossen ook maar één haar, en van de wijn ook maar één druppel overblijft, dan is je leven verloren." De prins zei: "Mag ik er gasten bij uitnodigen? Zonder gezelschap smaakt het eten niet." De oude lachte lelijk en antwoordde: "Je mag er één bijnemen, zodat je niet alleen eet; verder niemand."
Nu ging de prins naar zijn dienaren en zei tegen de dikkerd: "Je mag vandaag bij me komen eten en nu zul je eens genoeg krijgen." En de dikkerd blies zichzelf op, en hij at de driehonderd ossen op, zodat er geen haartje van overbleef, en hij vroeg of het anders niet was dan dit ontbijt; en de wijn dronk hij zo uit het vat, een glas was er niet bij nodig, en hij dronk de laatste druppel nog op. Toen de maaltijd was afgelopen, ging de prins naar de oude koningin en zei haar: de tweede opgave was klaar. Nu verwonderde ze zich erover, en zei: "Zover heeft niemand het nog gebracht; maar er valt nog één opdracht te vervullen." En ze dacht: "Je zult me toch niet ontsnappen en je hoofd niet omhoog blijven steken." - "Vanavond," zei ze, "breng ik mijn dochter bij je en je moet haar omarmen, en als jullie bij elkaar zitten, pas dan op dat je niet inslaapt; als ze niet meer in je armen is, dan ben je verloren." De prins dacht: die afspraak is makkelijk, ik zal mijn ogen wel open houden, maar hij riep zijn dienaars, vertelde hun, wat het oude mens had gezegd, en zei: "Wie weet, wat voor list daar achter zit, voorzichtigheid is maar alles: houd de wacht en pas op, dat de jonkvrouw de kamer niet meer uitkomt." Bij het aanbreken van de nacht kwam de oude koningin met haar dochter, en leidde haar in de armen van de prins; de lange kwam en legde zich in een kring om hen heen, en de dikke ging voor de deur staan, zodat er geen levende ziel in kon komen. Daar zaten ze nu samen. Het meisje sprak geen woord, maar de maan scheen door het venster naar binnen, zodat hij haar verwonderlijke schoonheid kon zien. Hij bleef haar maar aankijken, was gelukkig en vol liefde en hij werd niet moe. Zo ging het tot elf uur toe, toen betoverde het oude mens hen allemaal, zodat ze in slaap vielen, en op dat ogenblik was het meisje ook verdwenen.
Nu sliepen ze vast, tot kwart voor twaalf; toen was de kracht van de toverij geweken en werden ze allemaal weer wakker. "O!" riep de prins, "nu ben ik verloren!" En de trouwe dienaars begonnen ook te jammeren, maar degene die zo'n goed oor had, zei: "Stil! Ik ga luisteren." En hij lag een ogenblik te luisteren en zei toen: "Ze zit op een rots, driehonderd uren hier vandaan, en ze huilt om wat er met haar is gebeurd. Jij, lange, kunt haar alleen helpen, als jij je in je volle lengte opricht, ben je er in een paar stappen." - "Ja," zei de lange, "maar Scherpoog moet meegaan, want de rots moet weg." Zo tilde de lange de man met de verbonden ogen op, en in een handomdraai waren ze voor de vervloekte rots. Meteen nam de lange de andere zijn oogverband weg, en hij keek rond, en de rots sprong in duizend stukken. De lange nam het meisje op zijn arm, droeg haar in een oogwenk terug, haalde toen net zo gauw zijn kameraad terug, en vóór de slag van twaalf waren ze allemaal weer op hun plaats, vrolijk en vol verwachting. Klokslag twaalf kwam de oude toverkol aangeslopen, zette een spottend gezicht, alsof ze wou zeggen: "Kip, ik heb je" en ze dacht dat haar dochter driehonderd uur ver op de rots zat. Maar toen ze haar in de armen van de prins zag zitten, schrok ze en zei: "Die kan meer, dan ik." Maar ze kon er niets tegen inbrengen en moest hem het meisje ten huwelijk geven. En zij fluisterde haar in 't oor: "Schande voor je, dat je zulk raar volk zult moeten gehoorzamen, en je geen man van je eigen keuze kunt nemen." Nu werd het trotse meisje woedend en ze zon op wraak. De volgende morgen liet ze driehonderd grote stapels hout bij elkaar zetten en zei tegen de prins: de drie opdrachten waren dan wel vervuld, maar ze zou niet eerder zijn vrouw worden, voor iemand midden op de houtmijten zou gaan zitten en het in het vuur zou uithouden. Zij dacht dat geen van zijn dienaren zich voor hem zou laten verbranden, en dan zou hij uit liefde voor haar zelf op de brandstapel gaan zitten en dan zou ze vrij zijn. Maar de dienaars zeiden: "We hebben allemaal wat gedaan, alleen de Vriezeman niet, die is nu aan de beurt," en nu zetten ze hem middenop de houtstapels en staken die aan. Toen begon het vuur te branden, en het brandde drie dagen, tot alle hout was opgebrand, en toen de vlammen verdwenen, stond de Vriezeman middenin de as, trilde als een espenblad en sprak: "Zo'n kou heb ik van mijn levensdagen niet moeten verduren, en als het nog langer had geduurd, was ik totaal verstijfd!" Nu was er geen uitvlucht meer te bedenken, het mooie meisje moest de onbekende jonkman trouwen, maar toen ze naar de kerk reden, zei de koningin: "Ik kan die vernedering niet verdragen," en ze zond haar leger achter hen aan, en ze moesten alles neerslaan wat tegen hen vocht en haar dochter weer terugbrengen. Maar die met het oor had z'n oren gespitst en had de heimelijke afspraak gehoord. "Wat doen we nu?" vroeg hij aan de dikke, maar deze wist raad; hij spuwde een paar maal achter de wagen – hij had immers zoveel zeewater opgedronken – en toen ontstond er een meer, waar de soldaten in bleven steken en verdronken. Toen de toverkol dat hoorde, zond ze haar geharnaste ridders, maar de Oreman hoorde het rammelen van hun wapenrustingen en maakte het oogverband van de Ogeman los, en die keek de vijanden een beetje boos aan, en toen sprongen ze uit elkaar als glas. Nu reden ze ongestoord verder, en toen ze kerkelijk ingezegend waren, namen de zes dienaren afscheid en spraken tot hun heer: "Uw wensen zijn vervuld, u hebt ons niet meer nodig, nu trekken we weer verder om ons geluk ergens anders te beproeven."
Een half uur vóór zijn eigen kasteel lag er een dorp, en daar hoedde een varkenshoeder zijn varkens; toen ze daar langs kwamen, zei hij tegen zijn vrouw: "Weet je wel, wie ik ben? Ik ben geen prins, maar een varkenshoeder; en die man daar, met de kudde, dat is mijn vader, we moeten samen meedoen en hem helpen." Toen ging hij met haar naar de herberg en hij zei in 't geheim tegen de herbergier, dat ze haar 's nachts haar koningsgewaad moesten wegnemen. Toen ze de volgende morgen wakker werd, had ze niets om aan te trekken, en de waardin gaf haar een oude rok en een paar oude wollen kousen, en ze deed bovendien nog of het een groot cadeau was, en zei: "Als hij uw man niet was, dan had ik het niet eens gegeven." Toen geloofde ze, dat hij een echte varkenshoeder was, en ze hielp hem met het hoeden van de varkens en dacht: "Dat heb ik verdiend met mijn overmoed en trots." Zo ging het acht dagen, toen kon ze het niet meer uithouden, want haar voeten zaten vol wonden. Toen kwamen er een paar mensen, die vroegen of ze wist wie haar man was. "Ja," gaf ze ten antwoord, "het is een varkenshoeder en hij is net uitgegaan, om als marskramer wat te verdienen met garen en band." Maar zij zeiden: "Kom maar eens mee, we zullen u bij hem brengen," en toen brachten ze haar naar boven op het slot, en toen ze in de zaal kwam, stond daar haar man in zijn koningsmantel. Maar ze herkende hem niet, tot hij haar in zijn armen nam, haar kuste en zei: "Ik heb zoveel voor je geleden, daarom heb je ook voor mij geleden." Nu werd de bruiloft pas gevierd, en wie dit verteld heeft, wilde wel, dat hij er ook bij was geweest!