Stara żebraczka


De oude bedelares


Była sobie kiedyś stara kobieta. Na pewno widziałeś kiedyś, jak żebrze stara kobieta? Ta kobieta także żebrała, a gdy coś dostała, mawiała zawsze "Bóg Wam zapłać." Ta stara kobieta podeszła raz do drzwi. Stał tam pewien uprzejmy Huncwot przy ogniu i się grzał. Chłopak powiedział uprzejmie do kobiety, która stała pod drzwiami i drżała, "Chodźcie, mateczko, ogrzejcie się." Podeszła więc, lecz stanęła zbyt blisko ognia, jej stare łachy zaczęły się palić, a ona tego nie zauważyła. Chłopak stał i widział wszystko. Powinien był chyba gasić? Nieprawdaż? Powinien był gasić, A jeśli nie miał wody, jego oczy powinny wypłakać całą wodę z ciała. Byłyby dwa ładne strumyki do gaszenia.


Tłumaczył Jacek Fijołek, © Jacek Fijołek
Er was eens een oude vrouw. Je hebt toch wel eens een oude vrouw zien bedelen? Nu deze vrouw bedelde ook, en als ze ergens wat kreeg, zei ze: "Ik hoop dat God u beloont."
De bedelvrouw kwam aan de deur; en daar stond een vrolijke guit van een jongen bij 't vuur om zich te warmen. De jongen zei vriendelijk tegen de arme, oude vrouw, toen zij daar aan de deur stond te bibberen: "Kom, grootmoedertje, warm je hier maar." Ze kwam eraan, maar ze ging te dicht bij het vuur staan; haar oude lompen vatten vlam, maar ze merkte het niet.
De jongen stond erbij en zag het, hij had het toch moeten blussen? Niet waar, hij had het moeten blussen? En als er geen water bij de hand was geweest, dan had hij al het water in z'n lijf uit z'n ogen moeten schreien; en dan waren er twee aardige beekjes geweest om het te blussen.