Küçük Çoban


Het herdersjongetje


Bir zamanlar küçük bir çoban vardı. Hazırcevaptı;
tüm soruları yanıtlamasıyla ün salmıştı. Ülkenin kralı onun bu yeteneğini duyunca huzuruna çağırttı onu.
"Sana üç soru soracağım. Doğru cevap verirsen seni oğlummuşsun gibi saraya alacağım, hep burada kalacaksın" dedi.
Küçük çoban sordu: "Neymiş o üç soru?"
"Dünyanın bütün denizlerindeki su kaç damladır?" diye sordu kral.
"Kralım, önce dünyadaki tüm nehirlerin denize akan ağızlarını tıka; tek bir damla denize akmasın ki, o zaman sayayım!" dedi oğlan.
"ikinci sorum şu: Gökte kaç tane yıldız var?" diye sordu kral.
Oğlan "Bana büyük bir tabaka beyaz kâğıtla tüy kalem verin" diyerek kâğıt üzerine öyle ufak noktalar serpiştirmeye başladı ki, bunları saymak imkânsızdı. Bakanın gözü kararıyordu.
"Burada ne kadar nokta varsa gökyüzünde de o kadar yıldız var; şimdi sayın bakalım!" dedi oğlan.
Kral, "Üçüncü sorum şu: Sonsuzluk kaç saniyedir?" dedi. Küçük çoban hemen cevabı yapıştırdı: "Kafdağı'nın yüksekliği bir saat, genişliği bir saat ve derinliği bir saattir. Bu dağa her yüzyılda bir küçük bir kuş konarak gagalamaya başlar. Tüm dağı gagalayıp bitirdiği zaman sonsuzluğun bir saniyesi geçmiş demektir."
Kral dedi ki: "Üç soruyu da doğru yanıtladın. Bundan böyle sarayda kalacaksın ve ben sana kendi çocuğum gibi bakacağım!"
Er was eens een herdersjongetje, en die was om zijn verstandige antwoorden, die hij op alle vragen wist te geven, wijd en zijd beroemd. Nu hoorde de koning daar ook van. Maar hij geloofde er niets van en liet het jochie bij zich komen. Toen zei hij tegen hem: "Ik zal je drie vragen voorleggen. Kun je daarop antwoorden, dan zal ik je als een eigen zoon beschouwen, en dan moet je bij me wonen in mijn kasteel." Het jochie zei: "Hoe zijn die drie vragen?" De koning zei: "De eerste vraag luidt: hoeveel druppels water zijn er in de wereldzee?" Het jongetje gaf ten antwoord: "O koning, laat alle rivieren op aarde dichtstoppen, zodat er geen druppel meer in zee komt, die ik niet eerst heb geteld en dan zal ik u zeggen, hoeveel druppels water er in de zee zijn." Nu zei de koning: "De tweede vraag luidt: hoeveel sterren staan er aan de hemel?" Het herdersknaapje zei: "Geef me maar een heel groot vel wit papier." En toen maakte hij daar met een pen zoveel punten op, dat ze nauwelijks te zien waren en bijna helemaal niet te tellen, want ze dwarrelden voor de ogen als men ernaar keek. Daarop zei hij: "Zoveel sterren staan er aan de hemel als er hier punten op het papier staan: tel ze maar." Maar dat kon niemand. Nu zei de koning: "De derde vraag luidt: Hoeveel seconden zijn er in de Eeuwigheid?" Toen zei het herdersjongetje: "In Achterpommeren ligt de Diamantberg; die is een uur hoog, een uur breed en een uur diep, elke honderd jaar komt er een vogeltje en dat scherpt er zijn snaveltje aan; en als de hele berg afgeslepen is, dan is de eerste seconde van de eeuwigheid voorbij."
De koning zei: "Je hebt alle drie de vragen goed beantwoord, als een wijze, voortaan moet je bij mij wonen in mijn paleis, en ik zal je behandelen als mijn eigen kind."