Das Dietmarsische Lügenmärchen


Het leugensprookje uit Dietmark


Ich will euch etwas erzählen. Ich sah zwei gebratene Hühner fliegen, flogen schnell und hatten die Bäuche gen Himmel gekehrt, die Rücken nach der Hölle, und ein Amboß und ein Mühlstein schwammen über den Rhein, fein langsam und leise, und ein Frosch saß und fraß eine Pflugschar zu Pfingsten auf dem Eis. Da waren drei Kerle, wollten einen Hasen fangen, gingen auf Krücken und Stelzen, der eine war taub, der zweite blind, der dritte stumm und der vierte konnte keinen Fuß rühren. Wollt ihr wissen, wie das geschah? Der Blinde, der sah zuerst den Hasen über Feld traben, der Stumme rief dem Lahmen zu, und der Lahme faßte ihn beim Kragen. Etliche, die wollten zu Land segeln und spannten die Segel im Wind und schifften über große Äcker hin: da segelten sie über einen hohen Berg, da mußten sie elendig ersaufen. Ein Krebs jagte einen Hasen in die Flucht, und hoch auf dem Dach lag eine Kuh, die war hinaufgestiegen. In dem Lande sind die Fliegen so groß als hier die Ziegen. Mache das Fenster auf, damit die Lügen hinausfliegen.
Ik zal jullie eens wat vertellen. Ik zag twee gebraden hoenders vliegen, en ze vlogen heel gauw, met hun buik naar boven, en hun rug naar de hel; en een aambeeld en een molensteen die zwommen samen de Rijn over, heel langzaam en zachtjes, en daar zat een kikker en die at een ploegijzer op, met Pinksteren op het ijs. En er waren drie kerels en die wilden een haas vangen, en ze gingen op krukken en op stelten, en de één was doof, en de tweede was blind en de derde was stom en de vierde kon geen voet verzetten. Willen jullie nu weten, hoe dat in z'n werk ging? De blinde zag de haas 't eerst over 't veld draven, en de stomme riep 't tegen de lamme, en de lamme pakte hem bij zijn kraag. En een paar wilden over land zeilen, en ze spanden de zeilen voor de wind en ze voeren over grote akkers en toen zeilden ze een hoge berg over, en daar verdronken ze allemaal. En er was een kreeft, en die zat een haas achterna in z'n vlucht, en boven op een dak lag een koe: die was daarop geklommen. En in dat land, daar zijn de vliegen zo groot, als de geiten hier. Maar doe nu het venster maar open, zodat de leugens eruit kunnen vliegen!