Tembel Heinz


Luie Hein


Heinz çok tembel biriydi. Bütün gün keçisini otlatmaktan başka işi olmadığı halde gün batarken evine vardığında hep sızlanıyordu: "Aslında zor bir iş benim yaptığım; her gün keçi otlatmak, yıllarca başka iş yapmamak, sonbaharlara kadar hep peşinde dolaşmak! Hani bu arada biraz yatıp kestirsem! Ama olmuyor işte, hayvan fidanlara ya da çit çiçeklerine zarar vermesin diye gözlerini iyice açacaksın! Bu koşullarda nasıl rahat edip hayatın tadını çıkarırsın ki!" diye sızlanıyordu.
Bu sıkıntıdan kurtulmak için bir gün oturup iyice düşündü. Aklından neler geçmedi ki! Derken buluverdi. "Şimdi ne yapacağımı biliyorum! Tombul Trine'yle evlenirim, onun da tek bir keçisi var. Benimkiyle birlikte otlatır, ben de sıkıntıdan kurtulmuş olurum" diye söylendi.
Yerinden kalkarak biraz bacaklarını oynattı, sonra sokağa çıkarak pek fazla uzakta olmayan kızın evine vardı. Onun anne ve babasına çalışkan ve meziyetli kızlarıyla evlenmek istediğini söyledi. Anne ve baba uzun boylu düşünmedi, tencere yuvarlanmış, kapağını bulmuş kabilinden hemen razı oldular.
Tombul Trine, Heinz'ın karısı oldu ve o günden sonra her iki keçiyi birden otlatmaya başladı. Heinz'm keyfine diyecek yoktu, artık tembellikten başka yapacak' bir şeyi kalmamıştı.
Arada sırada onunla dışarı çıkıyor ve "Bunu sadece biraz yorulmak için yapıyorum yoksa yan gelip yatmanın zevki çıkmaz ki!"
Ama Tombul Trine'nin de ondan daha aşağı kalır yanı yoktu. Bir gün kocasına "Bak, Heinz'cığım, ne diye canımızı sıkıp duruyoruz sanki? En güzel zamanlarımız geçip gidiyor. Bizi her sabah inatçılıklarıyla rahatsız eden keçilerimizi komşumuza versek de bunun karşılığında ondan bir arı kovanı istesek daha iyi olmaz mı? O kovanı evin arkasında güneşli bir yere koyar, sonra hiçbir şeye karışmayız. Arıları inekler gibi kollamaya ya da gütmeye gerek yok; onlar nasıl olsa uçarak kendi kovanlarını bulurlar, balı da kendileri yaparlar, biz parmağımızı bile kıpırdatmayız!" dedi.
"Akıllı bir kadın gibi konuştun" diye cevap verdi Heinz ve ekledi: "Bunu hemen yapalım. Ayrıca bal sütten daha besleyicidir. Hem de daha fazla dayanır."
Komşuları iki keçiye karşılık bir arı kovanını seve seve verdi.
Arılar sabahtan akşama kadar yorulmak bilmeden uçup durdu ve kovanı nefis bir balla doldurdu. Trine ballar çalınmasın ya da üzerinde fareler gezinmesin diye kendine fındık ağacından kalın bir değnek yaparak onu yatağının yanına, eliyle erişebileceği bir yere koydu; davetsiz misafirleri kovabilmek için!
Tembel Heinz öğlene kadar yataktan kalkmıyordu. "Erken kalkan cepten yer!" diyordu. Bütün gece uykusunu aldıktan sonra bir sabah karısına şöyle dedi: "Kadınlar tatlıyı sever, sen de durmadan bal atıştırıyorsun. Hepsini bitirmeden önce bir kazla yavrusunu alsak daha iyi olmaz mı, ne dersin?"
"Ama önce bir çocuk yapalım" dedi Trine. "Bütün gün kaz yavrusuyla uğraşacağıma!"
"Öyle mi dersin? Yani çocuk mu kazlara bakar? Bugün çocuk dediğin artık söz dinlemiyor, canı ne isterse onu yapıyor, yani anne babasından daha zekice düşünüyor; inek arayan seyisin üç tavuğun peşine düşmesi gibi!"
"Benim çocuğum olacak da öyle davranacak ha! Söylediğimi yapmazsa alırım elime sopayı, gösteririm ona gününü!" diyen Trine o heyecanla değneği kaptığı gibi fareleri kovalamaya çalıştı.
"Gördün mü, ona da böyle vururum!" diyerek hızlandı ve aynı anda talihsizlik eseri, yatağın başucundaki rafa yerleştirilmiş bal testisine vurdu; testi duvara çarparak parçalandı ve o güzelim bal yere aktı.
"işte kazla yavrusu yerde yatıyor" dedi Heinz. "Artık korunmaları gerekmez. Neyse ki testi kafamıza düşmedi. Bu yüzden talihimize şükretmeliyiz."
Testi parçalarından birinde hâlâ bal bulunduğunu görünce onu alıp karısına uzattı. "Kalanını biz yiyelim hanım, yiyelim de kendimize gelelim. Bu olaydan sonra artık her zamankinden daha geç kalkarız. Gün yeterince uzun zaten."
"Evet" diye cevap verdi Trine. "Nasılsa her yere zamanında varırız. Hani bir sümüklü böceği düğüne davet etmişler de, o da aceleden yolunu şaşırmış ve bir çocuğun vaftiz edildiği kiliseye gelmiş ya! Ne demiş biliyor musun? Acele işe şeytan karışır!"
Hein was lui. En ofschoon hij niets anders te doen had, dan elke dag de geit naar de wei te brengen, zuchtte hij toch nog diep, als hij na zijn volbrachte dagtaak 's avonds thuiskwam. "Het is stellig een zware taak," zei hij, "een moeitevolle arbeid, zo'n geit jaar in jaar uit tot diep in de herfst te hoeden. En als je dan tenminste nog eens kon gaan liggen en een tukje doen! Maar nee. Overal moetje ogen hebben, anders knabbelt hij aan de jonge boompjes, of hij loopt door een hek een tuin binnen, of hij probeert weg te lopen. Hoe kun je dan nog een ogenblik rust hebben of plezier hebben in je leven!" Hij ging zitten, liet zijn gedachten gaan, en overlegde hoe hij die zware last van zijn schouders kon wentelen. Lang was z'n nadenken vergeefs, maar opeens vielen hem de schellen van de ogen. "Ik weet het al!" riep hij uit, "ik trouw met dikke Trien, die heeft ook een geit, en dan kan ze de mijne erbij hoeden, dan heb ik er geen last meer van." Dus stond Hein op, zette z'n vermoeide leden in beweging, ging dwars de straat over, want verder was het niet, – waar de ouders van dikke Trien woonden, en vroeg de hand van hun ijverige en deugdzame dochter. De ouders hoefden er niet lang over te denken. "Soort zoekt soort," meenden ze en gaven hun toestemming. Zo werd dikke Trien de vrouw van Hein, en ze hoedde beide geiten. Hein beleefde goede dagen; hij hoefde nergens meer van bij te komen dan van z'n eigen luiheid. Alleen ging hij nu en dan mee naar buiten en zei: "Dat doe ik alleen om later meer van mijn rust te genieten, anders zou je 't gevoel ervoor nog verliezen."
Maar dikke Trien was niet minder lui. "Heinlief," zei ze op een keer, "waarom zouden we ons 't leven zonder noodzaak moeilijk maken en onze beste tijd verzuren? Zou het niet veel beter zijn, als we allebei de geiten, die ons elke morgen met hun geblaat wakker maken, eens aan onze buurman gaven, en hij gaf er een bijenkorf voor in de plaats? Die bijenkorf zetten we op een zonnig plekje achter 't huis, en daar hoeven we verder niet meer naar om te zien. Bijen hoef je niet te hoeden, je hoeft er niet mee uit, ze vliegen uit, ze vinden de weg naar huis vanzelf, en ze maken honing, zonder dat het ons enige moeite kost." - "Jij bent nog eens een verstandige vrouw," antwoordde Hein, "je voorstel zullen we zonder mankeren meteen ten uitvoer brengen; bovendien is honing lekkerder en voedzamer dan geitenmelk, en je kunt het langer bewaren ook." De buurman gaf voor de twee geiten graag een bijenkorf. De bijen vlogen onvermoeid van de vroege morgen tot de late avond uit en in, en vulden de raat met de mooiste honing, zodat Hein er in 't najaar een kruik vol uit kon halen.
Ze zetten de kruik op de plank, die boven aan de wand op hun slaapkamer was gemaakt, en omdat ze bang waren dat hij gestolen werd, of dat de muizen eraan konden knabbelen, haalde Trien een stevige hazeltak en legde die bij haar bed, zodat ze, zonder te hoeven opstaan, met de hand de plank kon bereiken en ongenode gasten van haar bed uit kon verjagen.
Luie Hein kwam voor de middag niet uit bed. "Vroeg opgestaan is je goed verdaan," zei hij. Op een ochtend dat hij bij heldere zonneschijn nog in de veren lag, en uitrustte van 't lange slapen, zei hij tegen zijn vrouw: "Vrouwen houden van zoetigheid, jij snoept voortdurend van de honing; het is beter om, voor je alles hebt opgegeten, er een gans voor te kopen met een jong gansje erbij." - "Maar dan toch niet," zei Trien, "voor we een kind hebben om die gans te hoeden. Denk je dat ik me met jonge ganzen ga vermoeien en m'n krachten zonder noodzaak inspannen?" - "Dacht je," zei Hein, "dat die jongen ganzen zou hoeden? Vandaag de dag zijn de kinderen niet meer gehoorzaam; ze doen wat ze zelf willen, want ze denken dat ze wijzer zijn dan hun ouders; net als die knecht die een koe moest zoeken en drie merels ging vangen." - "Nou," zei Trien, "het zou hem anders slecht bekomen, als hij niet deed wat ik zei: een stok zal ik nemen en hem met ongetelde slagen z'n huid blauw slaan. Kijk maar eens Hein!" en in haar ijver pakte ze de stok, waarmee ze de muizen zou verjagen, "zie je, zó zal ik erop los slaan!" en ze zwaaide de hazeltak, maar ongelukkigerwijze sloeg ze de kruik honing boven het bed van de plank af. De kruik sloeg tegen de muur, viel in scherven, en de kostelijke honing stroomde over de grond. "Daar liggen nu de gans en het gansje," zei Hein, "en hij hoeft ook niet gehoed te worden. Alleen is 't een geluk, dat die kruik niet op m'n hoofd is gevallen, en we hebben alle reden om tevreden te zijn met ons lot. En omdat hij in één van de scherven nog wat honing zag, reikte hij daarnaar en zei heel tevreden: "Wat er over is, vrouw, zullen we toch nog heerlijk opeten, en dan zullen we voor de schrik eens lekker gaan slapen; wat geeft 't als we eens een beetje later dan gewoonlijk op zijn; de dag is werkelijk lang genoeg." - "Ja," antwoordde Trien, "alles komt toch nog op tijd terecht. Weet je, de slak was eens op de bruiloft gevraagd, en hij ging op weg, maar hij kwam aan met het doopmaal. En voor 't huis viel ze nog over de heg en zei: "Haastige spoed is zelden goed."