De hoefnagel


Il chiodo


Er was eens een koopman. Hij was op de jaarmarkt geweest en had daar goede zaken gedaan, alle waren verkocht en z'n geldkas gespekt met goud en met zilver.
Hij wilde nu naar huis, en hij wilde vóór het aanbreken van de nacht weer thuis zijn. Dus zette hij zijn tas met geld op het paard, en reed weg.
's Middags pauzeerde hij in een grote stad, en toen hij verder wilde, bracht de huisknecht het paard, maar zei: "Mijnheer! aan 't linker achterbeen is een nagel uit 't hoefijzer." - "Laat maar," antwoordde de koopman, "die zes uur die ik nog te rijden heb, zal dat ijzer wel houden. Ik heb haast."
In de namiddag stopte hij nog eens, was afgestegen en liet het paard brood geven. De knecht kwam de gelagkamer binnen en zei: "Mijnheer, er mist een hoefijzer aan 't linkerachterbeen van uw paard. Zal ik het naar de hoefsmid brengen?" - "Laat maar," zei de heer, "die paar uur die ik nog rijden moet, zal 't paard nog wel uithouden. Ik heb haast." En hij reed weg.
Het duurde niet lang, of het paard begon te hinken. Hij hinkte niet lang, of hij ging kreupel, en hij was niet lang kreupel geweest, of hij viel en brak een been.
De koopman moest het paard achterlaten, de tas afgespen, op z'n schouder nemen en te voet naar huis gaan, waar hij pas diep in de nacht aankwam.
"Van al mijn ongeluk," zei hij tegen zich zelf, "is die verwenste hoefnagel de schuld." Haast u langzaam!
Un mercante aveva fatto buoni affari alla fiera: aveva venduto tutta la sua mercanzia e la sua borsa era piena di monete d'oro e d'argento. Siccome voleva mettersi in viaggio in modo da arrivare a casa prima che fosse notte, chiuse il denaro nella valigia, la caricò dietro la sella e montò a cavallo. A mezzogiorno si fermò in una città e, al momento di ripartire, lo stalliere gli disse:
"Signore, al suo cavallo manca un chiodo nel ferro posteriore sinistro."
"Beh," rispose il mercante, "il ferro terrà per le sei leghe che mi restano da fare. Sono di fretta."
Nel pomeriggio smontò per far mangiare un po' di pane al suo cavallo. Lo stalliere gli disse:
"Signore, il suo cavallo ha la zampa posteriore sinistra senza ferro. Dovrebbe portarlo dal fabbro."
"No, per le due leghe che mi rimangono da fare, il cavallo potrà camminare così com'è" rispose il mercante. "Sono di fretta."
Subito rimontò e partì. Ma poco dopo il cavallo cominciò a zoppicare, poi a inciampare e non passò molto tempo che cadde e si ruppe una zampa. Il mercante fu costretto a lasciare là la bestia, togliere la valigia, caricarsela in spalla e dirigersi a piedi verso casa, dove arrivò a notte fonda.
"Tutta colpa di quel maledetto chiodo," disse far sé e sé. "È la causa di tutti i mali." Quando hai fretta, fai con calma!


Traduzione Gian Carlo Macchi, © Gian Carlo Macchi