Het zeehaasje


Deniz Tavşanı


Er was eens een prinses; en die had in haar kasteel, hoog bij de tuinen, een zaal met twaalf vensters, en die keken naar alle hemelstreken. En als ze daar naartoe klom en rondkeek, dan kon ze het hele rijk overzien. Uit het eerste raam zag ze al scherper dan anderen, uit het tweede nog beter, uit het derde nog duidelijker, en zo verder tot aan het twaalfde toe, en van daaruit zag ze alles, wat boven en onder de aarde was; en zo kon niets voor haar verborgen blijven.
Maar omdat ze heel trots was en van niemand de mindere wilde zijn en zelf alleen de heerschappij in handen wilde houden, liet ze afkondigen dat niemand haar heer, meester en gemaal zou worden, die zich niet zo voor haar kon verstoppen, dat het onmogelijk was voor haar om hem te vinden. Maar als iemand het toch probeerde en ze ontdekte hem, dan ging z'n hoofd eraf en 't hoofd bovenop een paal. Er stonden zo al zeven-en-negentig palen met doodshoofden voor het slot, en in lange tijd had zich ook niemand meer aangemeld. De prinses was zeer tevreden en dacht: "Ik blijf mijn leven lang een vrij mens."
Toen kwamen er drie broers bij haar en die kondigden haar aan, dat ze hun geluk wilden beproeven. De oudste meende al geborgen te zijn als hij in een kalkput kroop, maar ze zag hem al uit het eerste venster, liet hem eruit trekken en hem z'n hoofd afslaan. De tweede kroop in de kelder van 't kasteel, en deze zag ze ook al uit het eerste raam, en 't was met hem gedaan, zijn hoofd kwam op paal negen-en-negentig. Toen kwam de jongste voor haar staan en vroeg om een dag bedenktijd, en hij vroeg ook of ze zo genadig wilde wezen om hem tweemaal de proef te laten doen, als ze hem zou ontdekken; mislukte het voor de derde maal, dan kon hij met z'n leven ook niets meer beginnen. Omdat hij zo'n knappe man was en zo smeekte, zei ze: "Ik wil het het je wel toestaan, maar 't zal je niet lukken."
De volgende dag dacht hij er lang over na, hoe hij zich zou verstoppen, maar het was tevergeefs. Toen greep hij z'n buks en ging op jacht. Daar zag hij een raaf en nam hem op de korrel, hij wou juist vuren, toen riep de raaf: "Niet schieten! ik zal het je vergelden!" Hij liet de loop zakken, trok verder en kwam bij een meer waar hij een grote vis betrapte, die uit de diepte naar de oppervlakte was komen zwemmen. Toen hij aanlegde, riep de vis: "Niet schieten! Ik zal het je vergelden!" Hij liet toe dat de vis weer onderdook en ging verder en daar kwam hij een vos tegen; en die vos hinkte. Hij legde aan en schoot mis en toen riep de vos: "Kom liever hier en haal me die doren uit mijn poot." Nu deed hij dat wel, maar dan wilde hij de vos doden en hem z'n pels aftrekken. De vos zei: "Laat dat, ik zal 't je vergelden!" De jonge man liet hem toen maar lopen, en omdat de avond gevallen was, ging hij naar huis.
De volgende dag moest hij zich verstoppen, maar hoe hij er zich z'n hoofd ook over brak, hij wist niet waar hij heen moest. Toen ging hij naar het bos, naar de raaf, en zei: "Ik heb je in leven gelaten; zeg mij nu eens waar ik me verstoppen moet, zodat de prinses me niet kan zien." De raaf liet de kop hangen en dacht er lang over na. Eindelijk kraste hij: "Ik heb het!" Hij haalde een ei uit zijn nest, brak het in tweeën, en sloot de jongeman daarin op, toen maakte hij het weer heel en ging er tenslotte zelf op zitten.
Toen de prinses voor het eerste raam kwam, kon ze hem niet vinden, ook niet voor het volgende raam, en ze begon al bang te worden, maar uit het elfde raam zag ze hem. Ze liet de raaf doodschieten, het ei halen en breken, en de jonge man moest eruit komen. Ze zei: "Eenmaal heb ik je het leven geschonken. Maar als je 't niet beter kunt, dan ben je verloren."
De volgende dag ging hij naar het meer; riep de vis en sprak: "Ik heb je het leven geschonken, zeg mij nu eens hoe ik mij verbergen kan zodat de prinses me niet ziet." De vis dacht lang na, eindelijk riep hij: "Ik heb het! Ik zal je verstoppen in mijn eigen maag." Hij slokte hem op, en ging naar de bodem van de zee. De prinses was al aan het kijken door haar vensters, en ook door het elfde venster zag ze hem nog niet, en ze was uit 't veld geslagen, maar eindelijk, door het twaalfde venster, daar zag ze hem. Ze liet de vis vangen en doodmaken, en daar kwam de jonge man te voorschijn. En iedereen kan zich indenken, hoe het hem te moede was. Zij sprak: "Tweemaal is je de kans gegeven, maar jouw hoofd zal wel op de honderdste paal komen."
De laatste dag ging hij bang naar buiten en hij kwam de vos tegen. "Jij weet altijd alle schuilhoeken," zei hij. "Ik heb je in leven gelaten, maar nu moet je me ook raad geven, waar ik me moet verstoppen, zodat de prinses mij niet kan vinden." - "Dat is moeilijk," zei de vos en zette een bedenkelijk gezicht. Eindelijk riep hij: "Ik heb het!" Hij ging met hem naar een bron. Daar dook hij kopje-onder en hij kwam er uit als marskramer en handelaar in dieren. Dat moest de jonge man ook doen en hij dook eruit op als een zeeslak. De koopman ging naar de stad en liet het aardig beestje overal zien. Er liep een massa volk te hoop om ernaar te kijken. Tenslotte kwam de prinses zelf ook, en omdat ze het een bijzonder leuk dier vond, kocht ze het en betaalde er de koopman voor, een heleboel geld. Voor hij 't haar gaf, zei hij tegen 't diertje: "Als de prinses naar die ramen gaat, kruip dan onder haar vlecht."
Nu kwam de tijd waarop ze hem moest gaan zoeken. Ze ging de rij af, van het eerste raam tot het elfde toe. En ze zag hem niet. En toen ze hem ook door het twaalfde raam niet zag, was ze bang en boos en sloeg het met zoveel geweld dicht, dat het glas van alle ramen stuk sprong en 't hele slot dreunde.
Ze ging de zaal uit, voelde de zeeslak onder haar vlecht en toen pakte ze hem beet, gooide hem neer en riep: "Weg! Uit m'n ogen!" en het dier rende naar de koopman en ze snelden samen weer naar de bron en daar doken ze in en kregen hun werkelijke gedaante weer terug. De jongeman bedankte de vos en zei: "De raaf en de vis zijn nog oerdom bij jou vergeleken, jij weet alles, dat is zeker!"
Rechttoe rechtaan ging de jongeman naar het slot. De prinses wachtte al op hem en schikte zich in haar lot. Er werd bruiloft gevierd, en nu was hij koning, en meester van het hele rijk. Nooit heeft hij haar verteld, waar hij zich voor de derde maal had verstopt, en wie hem behulpzaam was geweest; en zo geloofde ze, dat hij dat alles aan z'n eigen kunst te danken had, en ze had ontzag voor hem, want ze dacht bij zichzelf: "Die kan meer dan jij!"
Bir zamanlar bir kral kızı vardı. Sarayın çatı katındaki on iki pencereli odasında kalıyordu hep. Bu pencereden dışarı çıkıp baktığında da tüm ülkeyi görebiliyordu.
İlk pencereden baktığında normal bir insandan daha keskin görüyordu. İkinci pencereden baktığında daha iyi, üçüncüden baktığında ondan da iyi görebiliyordu.
Ve bu böyle gidiyordu; yani on ikinci pencereden baktığında yeryüzünde olan her şeyin yanı sıra, yeraltında olanları da görebiliyordu.
Ama çok kibirliydi bu kız; kimsenin buyruğu altına girmek istemiyor, ülkeyi tek başına idare etmek istiyordu. Bu nedenle bir ilan verdi. Buna göre ancak ve ancak kendisinden saklanmayı başarabilen bir erkekle evlenecekti!
Kim denediyse başaramadı ve başarısızlığı nedeniyle kellesi kesilerek bir kazığa çakıldı. Sarayın avlusunda kazığa geçirilmiş kafaların sayısı doksan yediyi bulmuştu.
Uzun süre kimse damat adayı olarak ortaya çıkmaya cesaret edemedi. Kralın kızı keyifliydi. "Ömür boyu özgür kalacağım!" diye düşünüyordu.
Derken üç erkek kardeş damat adayı olarak çıkageldi. Şanslarını deneyeceklerdi.
En büyükleri bir kireç kuyusuna saklanırsa kimsenin kendisini bulamayacağını düşündü. Ama kralın kızı birinci pencereden bakar bakmaz onu gördü ve hemen çağırtarak başını kestirtti.
Ortanca oğlan sarayın mahzenine gizlendi, ama genç kız onu da ilk pencereden bakar bakmaz buluverdi. Sonunda kellesi doksan dokuzuncu direğe geçirildi.
En küçük oğlan düşünmek için kendisine bir gün verilmesini, iki kez yanılırsa da bağışlanmayı istedi. Üçüncü kez kızın gözüne yakalanırsa yaşamından vazgeçecekti! Çok yakışıklı ve cana yakın biri olduğu için, genç kız onun bu önerisini kabul etti. "Hadi öyle olsun, ama başaramayacaksın!" dedi.
Ertesi gün oğlan nereye saklansam diye uzun uzun düşündü, ama bir çıkar yol bulamadı. O zaman silahını kavrayarak ava çıktı.
Derken bir karga gördü. Tam nişan alıp ateş edecekken kuş, "Beni vurma. Günün birinde sana yardımım dokunur" dedi. Oğlan silahını indirerek yoluna devam etti.
Derken bir göl kenarına geldi. Orada suyun yüzüne çıkmış olan koskoca bir balık gördü. Tam silahını doğrultmuşken balık, "Ateş etme. Bir gün sana yardımım dokunabilir" dedi. Oğlan onu vurmadı ve yoluna devam etti.
Derken bir tilkiyle karşılaştı. Ateş etti, ama ıskaladı.
Tilki, "Gel şu ayağımdaki dikeni çıkar bari" dedi.
Oğlan tilkinin istediğini yaptı, ama yine de onu öldürüp derisini yüzmek istedi. Tilki, "Vazgeç bu işten. Sana bir gün yardımım dokunabilir" dedi. Oğlan onu da serbest bırakarak evinin yolunu tuttu.
Ertesi sabah saklanması gerekiyordu. Uzun süre düşünse de nereye gizleneceğini bilemedi.
Ormana giderek kargaya sordu: "Seni serbest bırakmıştım. Şimdi söyle bana, nereye saklanayım da kralın kızı beni bulamasın?"
Karga başını öne eğerek uzun süre düşündü. Sonunda "Buldum!" diye gakladı. Yuvasından bir yumurta getirerek onu ikiye böldü. Oğlanı içine soktuktan sonra kabukları birleştirerek tam bir yumurta haline getirdi ve onun üzerine oturdu.
Ertesi gün kralın kızı birinci pencereden baktığında onu göremedi. Diğer pencerelerden de bakıp oğlanı göremeyince korkuya kapıldı. Ama on birinciden bakınca onu gördü! Kargayı öldürttü, yumurtayı parçalattı. Böylece oğlan ortaya çıkıverdi.
"Bu kez yakalandın. Bir dahakine daha iyi saklan, yoksa işin biter!" dedi.
Ertesi gün oğlan göle vardı ve balığa seslendi: "Senin hayatını bağışlamıştım. Şimdi söyle bana, nereye saklanayım da kralın kızı beni bulamasın?"
Balık uzun uzun düşündü. Sonunda "Buldum!" diye haykırdı: "Seni karnımda saklayacağım!"
Böyle diyerek onu yuttu ve suyun dibine daldı.
Kralın kızı sırayla pencerelerden baktı. Oğlanı on birinci pencereden de göremeyince çok şaşırdı. Ama on ikinci pencereden baktığında onu gördü. Balığı yakalatıp öldürttü. Böylece oğlan ortaya çıktı. Tabii ne halde olduğunu anlamışsınızdır!
Genç kız, "Seni iki kez bağışladım. Kellen yüzüncü kazığa dikilecek bu gidişle!" dedi.
Son gün oğlan üzüntüyle tarlalara daldı ve orada tilkiyle karşılaştı. Ona, "Sen gizlenecek yerleri iyi bilirsin. Ben senin hayatını kurtarmıştım. Şimdi söyle bana, nereye saklanayım da kralın kızı beni bulamasın?" dedi.
"Bu zor iş" diye cevap verdi tilki, suratını ekşitti. Birden "Buldum!" diye bağırdı.
Oğlanı alarak bir su kaynağına gitti. Suya girip çıktı ve bir hayvan satıcısına dönüştü. Oğlan da suya dalıp çıktı ve ufacık bir deniz tavşanı oluverdi. Satıcı şehre inerek bu ilginç hayvanı herkese gösterdi. Onu görmek için çok kişi toplandı. Sonunda kralın kızı da çıkageldi. Ufak hayvan hoşuna gitti ve onu satın aldı.
Satıcı balığa daha önceden, "Kralın kızı pencereye yanaştığı anda sen onun arkada topladığı saçlarının arasına girip saklan!" dedi.
Arama zamanı gelip çattı. Kralın kızı pencereye yaklaştı; birinciden başlayarak sırayla on bir pencereden de baktı, ancak oğlanı göremedi. On ikinci pencereden de bir şey göremeyince müthiş korktu ve kızdı; tüm pencereleri kırdı dağıttı. Öyle ki, yer yerinden oynadı.
Tam o sırada saçlarının arasındaki deniz tavşanını fark etti. Onu tuttuğu gibi "Yıkıl karşımdan!" diyerek yere fırlattı.
Balık hemen satıcının yanına gitti. Beraber su kaynağına giderek suya dalıp çıktılar ve asıl kimliklerine kavuştular.
Oğlan tilkiye teşekkür ederek "Senin yanında kargayla balığın lafı mı olur! Kafan gerçekten çalışıyormuş" dedi.
Ve doğruca saraya gitti. Kralın kızı onu bekliyordu, artık kaderine boyun eğmişti.
Düğün yapıldı ve oğlan kral olarak tüm ülkeye hükmetti. Ama karısına üçüncü kez nerede saklandığını ve kendisine kimin yardım ettiğini asla anlatmadı. Karısı da kocasının bunu kendi kendine başardığını sanarak "Benden de baskın çıktı!" diye düşündü.