De korenaar


Başak


In oude tijden, toen God zelf nog op aarde rond liep, was het land veel vruchtbaarder dan het nu is en toen droegen de aren niet vijftig- of zestigvoud, maar vierhonderd- of vijfhonderdvoud. De korrels groeiden aan de halm van onderen af tot bovenaan toe, zolang het koren was, zo lang was ook de aar. Maar zo zijn de mensen; in tijden van overvloed letten ze niet genoeg op de goede dingen, die van God komen; ze worden onverschillig en lichtzinnig. Eens op een dag ging er een vrouw langs een korenveld, en het kindje dat naast haar huppelde, viel in een plas en maakte de jurk vuil. Toen rukte de moeder een handvol van die mooie aren af en veegde daarmee het jurkje af. Toen de Here God, die juist langs kwam, dat zag, werd hij boos en sprak: "Voortaan zal de korenhalm geen aar meer dragen: de mensen zijn de hemelse gaven niet langer waard." De omstanders die dat hoorden, schrokken en vielen op hun knieën en smeekten, dat hij toch nog iets aan de halm zou laten: als ze het zelf al niet waard waren, dan terwille van de vogels die anders zouden verhongeren. De Here, die hun ellende voorzag, kreeg medelijden en stond het verzoek toe. En zo bleef bovenaan de aar nog over, zoals hij nu groeit.
Çoook önceleri, Tanrı'nın yeryüzünde dolaştığı günlerde toprak şimdikinden çok daha verimliydi. Başaklar şimdikinin elli altmış değil de dört beş yüz katı fazlaydı. Sapından tepesine kadar hep buğday doluydu. Ama insanoğluna yaranılmaz işte! Tanrı'nın verdiği bu bereketin kadrini ve kıymetini bilemeden onları bol bol harcadılar.
Bir gün bir kadın buğday tarlasına daldı; yanındaki ufak çocuğu oraya buraya sıçrarken bir su birikintisine düşerek elbisesini kirletti.
Annesi o güzel başaklardan bir avuç kopararak çocuğun elbisesini temizledi.
O sırada oradan geçmekte olan Tanrı bunu görünce öfkelendi ve "Bundan böyle başak artık buğday taşımasın! İnsanoğlu kendisine sunulan bereketin kıymetini bilmiyor" dedi.
Orada bulunup da bu sözleri duyanlar dehşet içinde kaldılar; hemen diz çökerek az da olsa başakta biraz buğday kalması için yalvarmaya başladılar. Kendileri hak etmemiş olsalar bile, hiç değilse suçsuz tavuklar aç kalmasınlar diye!
Bu sefaleti gören Tanrı onlara acıdı ve ricalarını kabul etti.
Sonuçta insanlara buğday bugünkü haliyle kaldı.