O velho Rink Rank


De oude Rinkrank


Houve, uma vez, um rei que tinha uma única filha. Esse rei mandara construir uma alta montanha toda de vidro e declarou que só daria a filha em casamento ao rapaz que conseguisse galgar a montanha sem cair.
No reino, havia um jovem que estava apaixonado pela princesa e perguntou ao rei se poderia casar-se com ela.
- Sim, - respondeu o rei, - com a condição, porém, de galgares a montanha de vidro sem cair.
A princesa, que também gostava do rapaz, declarou-se disposta a galgar u montanha com ele, a fim de ajudá-lo para que não caísse. E juntos iniciaram a escalada. Mas quando a princesa já se achava na metade do caminho, escorregou e caiu; a montanha fendeu-se e ela precipitou-se dentro da brecha. O noivo não pôde ver onde ela fora parar, porque a montanha se fechou imediatamente sobre ela.
Entretanto, a princesa chegou às profundezas da montanha e foi ter a uma grande caverna No mesmo instante. viu surgir à sua frente um velho de longas barbas grisalhas, o qual lhe disse que, se concordasse em ser sua criada e obedecer às suas ordens, teria a vida salva: do contrario a mataria. Não tendo outra solução, a princesa aceitou fazer tudo o que ele queria.
Todas as manhãs, o velho vestia uma roupa de couro, pegava uma sacola e uma picareta e ia fazer escavações na montanha e. à noite, quando regressava, trazia a sacola cheia de ouro e prata.
A princesa tinha de preparar-lhe a comida, arrumar a cama e fazer todos os demais serviços da casa; tudo devia estar em ordem quando ele chegasse.
Depois que ela passou muitos anos na caverna e ficou velha, ele passou a chamá-la de Senhora Vermelhona e ela. por sua vez, podia chamá-lo de velho Rink Rank.
Certo dia. em que o velho tinha saído como de costume, ela arrumou a cama. lavou a louça e a roupa, depois fechou bem as portas e janelas, deixando a casa completamente às escuras, sem entrar um tênue fio de luz sequer, e ficou lá dentro.
Quando o velho regressou, bateu na porta, dizendo:
- Senhora Vermelhona, abra-me a porta!
- Não. - respondeu ela; - não te abrirei a porta, velho Rink Rank!
Ele então disse:
- É Rink Rank. o pobrezinho.
setenta anos. coitadinho!
tão fraco já! tem compaixão
e lava, peço-te, o meu calção.
- Teus calções eu já lavei! - respondeu ela de dentro.
Ele tornou a falar:
- É Rink Rank, o pobrezinho,
setenta anos, coitadinho!
se compaixão tens no peito,
arruma, peço-te, o meu leito.
- Teu leito já arrumei! - respondeu ela.
E o velho tornou a dizer:
- É Rink Rank, o pobrezinho,
setenta anos, coitadinho!
tem uma palavra que conforta;
peço-te que me abras a porta.
Depois começou a correr ao redor da casa para ver se estava aberta nalgum lugar. Por fim pensou:
- Espia pela fresta para ver o que ela está fazendo e por que não quer abrir a porta!
Empurrou um pouco a porta e pela fresta tentou passar a cabeça para espiar, mas a longa barba incomodava- o; enfiou para dentro a barba, então a princesa fechou a porta e a barba ficou prosa; ela mais que depressa amarrou-a com um cordel.
O pobre velho começou a gritar horrivelmente, implorando que a soltasse, porque lhe estava doendo muito.
Mas ela respondeu que não abriria antes que lhe desse a escada que usava para sair da montanha. Querendo ou não, ele teve de revelar onde guardava a escada. Tendo-a encontrado, ela amarrou-a numa corda comprida e desceu pela montanha até à caverna do velho, e conseguiu sair de lá.
Foi diretamente para a casa do pai e contou-lhe tudo o que havia sucedido. O rei e o noivo ficaram muito alegres com a sua volta. Em seguida, foram escavar a montanha e descobriram o velho Rink Rank com todo o seu ouro e prata. O rei mandou matá-lo e carregou o imenso tesouro para o castelo.
A princesa ainda casou com o antigo noivo e ambos viveram muitos anos, imensamente ricos e felizes.
Er is eens een koning geweest en die heeft een dochter gehad; en hij heeft een glazen berg laten maken en hij zei: wie daar overheen kon lopen zonder te vallen, die zou z'n dochter tot vrouw hebben. En nu was er iemand en die vond de koningsdochter zo aardig, en hij vroeg aan de koning of hij z'n dochter mocht hebben? "Ja," zegt de koning, "als je over die berg daar kan lopen, zonder te vallen, dan zal je haar hebben." Nu zei de prinses, ze zou dan samen met hem eroverheen lopen, en ze zou 'm vasthouden als hij zou vallen. En toen liepen ze er met elkaar overheen, en als ze er middenop zijn, glijdt de prinses uit, en ze valt, en de glazen berg gaat open, en ze schiet helemaal naar binnen, en de bruidegom kon niet eens zien waar ze erin gekomen is, want de berg ging meteen weer dicht. En hij aan 't jammeren en aan het schreien, en de koning had ook zo'n verdriet, en hij liet de berg op die plek wegbreken, en hij dacht dat hij haar er wel weer uit zou krijgen, maar hij kon de plaats niet vinden, waar ze er doorheen is gevallen. Intussen is de prinses heel erg diep in de grond gekomen in een groot hol. Toen kwam daar een oude kerel haar tegemoet, zo één met een hele lange, grijze baard, en die zei als ze hem dienen wou en alles doen wat hij beveelt, dan kon ze wel blijven leven en anders zal hij haar doden. Toen deed ze alles, wat hij haar zei. 's Morgens pakte hij een ladder uit de schuur en legde die tegen de berg en klom daarmee de berg uit, en dan haalt hij de ladder achter zich omhoog. En dan moet zij z'n eten koken en z'n bed opmaken en al het werk doen, en dan, als hij dan weer thuis komt, dan brengt hij altijd een hoop goud en zilver mee. Toen ze nu heel wat jaren bij hem geweest was en helemaal oud geworden was, toen noemde hij haar Vrouw Mansrot, en zij moest hem ouwe Rinkrank noemen. En hij was weer eens uit, en toen maakte ze z'n bed op en waste z'n schotels, en toen maakte ze de deuren en de vensters allemaal dicht, en dan is er ook een schuif geweest en daar scheen het licht binnen, en dat liet ze open. Toen de ouwe Rinkrank terugkwam, toen klopte hij aan de deur en riep: "Vrouw Mansrot, doe de deur open." - "Nee," zegt ze, "ik doe voor jou, Ouwe Rinkrank, de deur niet open." Dan zegt hij:
"Hier sta ik, arme Rinkrank,
Met mijn zeventien benen lank,
Op mijn ene vergulde voet,
Vrouw Mansrot, was me de vaat."
"Ik heb de vaat al gewassen," zegt ze. Toen zei hij weer:
"Hier sta ik, arme Rinkrank,
Op mijn zeventien benen lank,
Op mijn ene vergulde voet,
Vrouw Mansrot, maak m'n bed op."
"Ik heb je bed al opgemaakt," zegt ze. Toen zei hij weer:
"Hier sta ik, arme Rinkrank,
Op mijn zeventien benen lank,
Op mijn ene vergulde voet,
Vrouw Mansrot, doe open!"
Toen liep hij helemaal rond het huis en zag, dat daar een klein luik open stond, en toen dacht hij: "Je moest toch eens naar binnen kijken wat ze nu uitvoert, en waarom ze de deur niet open wil doen." Toen wou hij erdoor gluren, maar hij kon er z'n hoofd niet doorkrijgen om z'n lange baard. Toen stak hij er zijn baard eerst in, door het luik, en toen hij hem daar doorheen had, toen ging Vrouw Mansrot er meteen het luik voor doen, want ze had er een touw aangemaakt om het dicht te trekken. En zo bleef de baard vast zitten. Daar begon hij zo vreselijk te schreeuwen, dat het hem zo'n pijn deed, en hij smeekte haar, hem weer los te laten. Toen zei ze: "Niet eerder dan dat hij de ladder daar zet, waar hij mee de berg in- en uitkomt." En of hij nu wil of niet, hij moet wel zeggen waar de ladder is. Dan bindt ze een heel lang touw aan de schuif en toen zette ze de ladder neer en steeg omhoog, de berg uit, en pas toen ze boven was, trok ze de schuif open. Toen ging ze naar haar vader toe en vertelde hem, hoe dat allemaal gegaan was. Toen was de koning toch zo blij – en haar bruidegom was er ook nog, en toen gingen ze de berg opgraven, en ze vonden de oude Rinkrank met al zijn goud en zilver. En toen liet de koning de oude Rinkrank doodmaken, en hij nam al zijn zilver en zijn goud. En toen kreeg de prinses haar bruidegom nog tot man, en ze leefde tevreden en blij en heerlijk en in vreugde.