A rosa


De roos


Houve, uma vez, uma pobre mulher que tinha dois filhinhos. O menor tinha de ir todos os dias lenhar na floresta.
Certa vez, em que penetrara muito longe para catar lenha, chegou-se a ele um menino, extremamente lindo, que o ajudou e carregou a lenha até à casa dele; depois, num abrir e fechar de olhos, desapareceu.
O pequeno lenhador contou o caso à mãe, mas ela não quis acreditar.
Da outra vez, ele trouxe da floresta uma bonita rosa e contou que a tinha ganho daquele lindo menino, o qual lhe dissera que voltaria, novamente, quando aquela rosa desfolhasse.
A mãe colocou a flor num jarro de água; e poucos dias depois, numa bela manhã, o filhinho não se levantou. A mãe foi vê-lo na cama e encontrou-o morto. Deitado na caminha, o menino tinha uma expressão de grande felicidade.
Justamente nessa mesma amanhã, a rosa havia desfolhado.
Er was eens een arme vrouw, en die had twee kinderen, en de jongste moest elke dag het bos in om hout te halen. Toen het eens op een keer heel veel hout moest halen, kwam er een klein kind aan, maar dat was verbazend mooi, en dat ging naar hem toe en hielp heel ijverig met hout rapen en droeg het tot voor hun huis, maar toen was het, in een oogwenk, verdwenen. Het kind vertelde het aan zijn moeder, maar die wou er niets van geloven. Tenslotte liet het kind een roos zien, en zei dat het mooie kindje hem deze roos had gegeven en gezegd had dat als de roos was uitgebloeid, hij terug zou komen. De moeder zette de roos in het water. Op een morgen kwam 't kind helemaal niet uit bed; en de moeder ging naar het bed toe en daar vond ze haar kind dood, maar het lag er zo rustig. En de roos was diezelfde morgen uitgebloeid.