贫穷和谦卑指引天堂之路


Armoede en deemoed leiden ten hemel


从前有位王子,他走到了外面的世界,只见他心事重重,面带忧伤。 他抬头看着天空,天是那般的碧蓝,他叹息道:"一个人能在天堂上该有多好啊!"这时他看到了一位满头白发的老人向他走来,样子十分可怜。 他和老人打了声招呼,并问:"我怎样才能进天堂呢?"那人答道:"通过贫穷和谦卑!穿上我的破衣服,到人间去游荡七年,去尝贫困的滋味;不要钱,如果饿了,就向有同情心的人要点东西来充饥,这样你就接近天堂了。"
王子立刻脱下了华贵的外套,穿上了乞丐的衣服,步入了广阔的世界,经历了许多苦难。 除了一点食物外,他丝毫不取,只祈求主带他进天堂。 七年过去了,他又回到了他父王的宫殿,但没有人再认得他,他对仆人说:"快去禀告父王和母后,说我回来了。"但那些仆人不相信他的话,并嘲笑他,让他一直呆在那儿。 他又说:"去把我的王兄们叫来,我想再见见他们。"仆人对他的话仍无动于衷。 终于有一个去报告了王子们。 但他们也不信,也不理会他。 王子又给他母后写了封信,向他描述了自己经历的苦难,只是没提自己就是她的儿子。 出于怜悯,王后给了他阶梯下一小块地方居住,每天派两个仆人给他送饭。 谁知其中一个心地很怀,口口声声说:"叫化子凭什么吃那么好的东西。"于是他把这些食物私自扣了下来,留给自己吃或拿来喂狗,只给这位虚弱憔悴的王子少许水喝。 然而另一个仆人心地还算厚道,他把拿到的东西都给王子吃了,数量虽少,但他还能暂时活下来。 王子一直极力忍耐着,身体日见虚弱,病情也不断加剧,最后他要求接受圣礼。 弥撒刚做了一半,城里和附近教堂的钟就自动敲响了。 做完了弥撒,牧师走到阶梯下的可怜人面前,发现他已经死了,一手握着玫瑰,一手握着百合,在他身旁还有一张纸,上面写着他的经历。 当他下葬时,坟墓的一侧长出了一株玫瑰,一侧长出了一丛百合。
Er was eens een prins; hij liep buiten op het veld en dacht na en was triest. Hij keek op naar de hemel, die was zo mooi en zo zuiver en zo blauw, en toen zuchtte hij en zei: "Hoe heerlijk moet iemand zich daar boven in de hemel wel voelen!"
Daar zag hij een arme grijsaard langs de weg aankomen, hij sprak hem aan en vroeg: "Hoe kan ik toch in de hemel komen?" De man antwoordde: "Door armoede en deemoed. Trek mijn gescheurde kleren aan; zwerf zeven jaren de wereld door en leer ellende kennen; neem geen geld aan, maar als je honger hebt, vraag dan aan medelijdende mensen om een stukje brood, en dan zul je de hemel bereiken."
De prins trokzijn prachtige pak uit en hing de bedelmantel om, hij ging weg, de wijde wereld in, en leed grote ellende. Hij nam niets, dan een klein beetje eten, hij sprak niet, maar bad tot God dat hij hem eenmaal in de hemel zou willen opnemen.
Toen de zeven jaren om waren, kwam hij weer aan op het slot van zijn vader, maar er was niemand die hem herkende. Hij zei tegen de dienaren: "Ga naar boven en zeg tegen mijn ouders, dat ik ben teruggekeerd." Maar de dienaren geloofden hem niet, lachten hem uit en lieten hem staan.
Toen zei hij: "Ga het dan aan mijn broers zeggen, zodat ze beneden komen, ik zou hen zo graag nog eens zien." Ook dat wilden ze niet, tot één van hen erheen ging en het de jonge prinsen vertelde; maar die geloofden het ook niet en bekommerden er zich niet om. De bedelaarsprins schreef een brief aan zijn moeder en beschreef haar daarin al zijn ellende; maar hij zei er niet bij, dat hij haar zoon was.
Nu liet de koningin hem uit medelijden een plekje aanwijzen onder de trap, en ze liet hem elke dag eten brengen door twee knechts. Een van hen was een slechte man en hij zei: "Wat moet zo'n bedelaar met dat goede eten!" en hij hield het voor zichzelf of hij gaf het aan de honden en hij bracht de verzwakte, uitgeteerde jonkman alleen wat water; maar de ander was wel eerlijk en hij bracht hem wat hij voor hem meekreeg. Dat was niet veel, maar toch kon hij er een poos op leven; en hij was heel lijdzaam en hij werd voortdurend zwakker.
Toen nu zijn ziekte erger werd, wilde hij het heilig Avondmaal ontvangen. Halverwege de mis, begonnen de klokken in de stad en in de omtrek opeens vanzelf te luiden.
De priester ging na de mis dadelijk naar de arme man onder de trap; en hij lag daar en was al dood, en in zijn ene hand hield hij een roos, en in zijn andere hand een lelie, en naast hem lag een papier en daar stond zijn hele geschiedenis op geschreven. Toen hij in het graf was gelegd, groeide er aan de ene kant van het graf een roos, en aan de andere kant een lelie.