三羽の小鳥


De drie vogeltjes


千年かもっと昔には、この国には小さな王様しかいませんでした。そういう王様のうちコイテル山に住んでいる王様は狩りが大好きでした。あるとき、王様は猟師と一緒に城から馬で出かけて行ったとき、三人の娘が山で牛の番をしていて、王様と従者を見て、一番上の娘が王様を指差し、他の二人の娘に「おーい、おーい、あの人と結婚しないなら誰とも結婚しないわ。」と言いました。すると二番目の娘が山の向こう側から、王様の右側にいる人を指差して、「おーい、おーい、私はあの人と結婚しないなら誰とも結婚しないわ。」と答えました。すると三番目の娘が王様の左側にいる人を指差して、「おーい、おーい、私はあの人と結婚しないなら誰とも結婚しないわ。」と答えました。ところで、これらの人たちは二人の大臣でした。王様にはこれが全部聞こえていて、狩りから戻った時、三人の娘を呼んで来させ、昨日山で何を言っていたのかね?と尋ねました。このことを娘たちは王様に言おうとしませんでした。それで王様は一番上の娘に、本当に私を夫にしたいかね?と尋ねました。すると娘は、はい、と言いました。二人の大臣は二人の姉妹と結婚しました。というのは娘たちはみんなきれいで顔が美しく、とりわけお后は亜麻のような髪をしていました。
二人の妹たちには子供がいませんでしたが、ある時王様は家から出かけなければいけなくなって、お后にもうすぐ子供が生まれるので元気づけてもらうため、二人をお后のところに招きました。お后には明るい赤の星がついている男の子が生まれました。すると、二人の妹たちは、その美しい男の子を川に捨てようとお互いに相談しました。ウェザー川だと思いますが、子供を川に投げ入れたとき、小さな鳥が空中に飛び上がって歌いました。「汝の死に、汝はせかされるか、神の言葉が言われるまで、白いユリの花の中に、勇敢な子よ、汝の墓があると」
二人はそれを聞くと死ぬほど驚いて、大急ぎで逃げました。王様が帰ってきたとき、二人は、お后は犬を産みました、と王様に言いました。すると王様は、「神様のなさることはいいことだ」と言いました。しかし、川の近くに住んでいる漁師が、その小さな男の子をまだ生きてるうちに釣り上げて、妻には子供がいなかったので、その子を育てました。
一年過ぎて、王様はまた出かけ、お后はまた小さな男の子を生みました。その子もまた、不誠実な妹たちはとりあげ川に捨てました。すると小さな鳥がまた飛び上がって歌いました。「汝の死に、汝はせかされるか、神の言葉が言われるまで、白いユリの花の中に、勇敢な子よ、汝の墓があると」
王様が帰ってきたとき、二人は、お后はまた犬を産みました、と王様に言いました。すると王様は、「神様のなさることはいいことだ」と言いました。ところが、川の近くに住んでいる漁師が、その小さな男の子もまた釣り上げて、その子を育てました。
王様はまた旅に出かけ、お后は小さな女の子を生みました。その子もまた、不誠実な妹たちはとりあげ川に捨てました。すると小さな鳥がまた飛び上がって歌いました。「汝の死に、汝はせかされるか、神の言葉が言われるまで、白いユリの花の中に、美しい子よ、汝の墓があると」
王様が帰ってきたとき、二人は、お后は猫を産みました、と王様に言いました。すると王様は怒って、妻を牢屋にいれろ、と命令しました。そこにお后は長年閉じ込められました。
子供たちが大きくなったとき、一番上の子があるとき他の男の子たちと釣りにでかけました。しかし他の子たちがどうしても仲間に入れてくれず、「あっちへ行けよ、拾い子め」と言いました。
これについて子供はとても悩んで、それは本当なのか?と年とった漁師に尋ねました。漁師は、昔釣りをしていたときお前を川から引き上げた、と話しました。それで男の子は、父親を捜しにでかけたい、と言いました。漁師は子供に家にいてくれと頼みましたが、どうしてもきかないので、了承しました。それから男の子はでかけ何日も歩いて、とうとう広い大きな川に着きました。その岸辺でおばあさんが釣りをしていました。
「おばさん、こんにちは」と男の子は言いました。
「有難う」とおばあさんは言いました。
「何かつかまえるまで時間がかかりそうですね。」
「お前が父親を見つけるまでしばらくかかりそうだよ。どうやって川を渡るんだい?」とおばあさんは言いました。
「さあ、神様だけがご存知です。」
するとおばあさんは男の子を背負い、川を渡してくれました。それから男の子は長い間探しましたが父親は見つかりませんでした。
 
一年過ぎたとき、二番目の男の子が兄を探しに出かけました。男の子は川にやってきて、兄と全く同じにことが進みました。そして今度は家に娘しか残っていなくて、娘は兄たちのことをとても嘆き、とうとう漁師に、兄たちを探しに行きたいので行かせてくださいと頼みました。それから娘もまた大きな広い川にやって来て、おばあさんに「こんにちは、おばさん。」と言いました。
「有難う。」とおばあさんは答えました。
「神様があなたの釣りをお手伝いしてくださいますように。」と乙女は言いました。おばあさんはそれを聞くととても愛想がよくなり、川を渡してくれ、魔法の杖をくれて、「娘さん、この道をずうっと行くんだよ。そして大きな黒い犬にであったら、それを笑ったり見たりしないで、黙って堂々と通りすぎなくてはだめだよ。それから大きな高い城に着くよ。その城の敷居にその杖を落として、城を通り抜け、反対側にでなくてはいけないよ。そこに大きな木が生えている古い泉があって、その木にかごに入っている鳥が下がっている。これを下ろさなくてはいけない。また泉からグラスいっぱいの水を汲みなさい。そしてこの二つの品を持って同じ道を戻るんだよ。敷居から杖を拾って持って行くんだ。それでまた犬のそばを通る時、その杖で犬の顔を打つんだ、必ずやるんだよ。それからここの私のところに戻っておいで。」と言いました。
娘がでかけてみるとまったく全てがおばあさんの言った通りでした。帰り道でお互いをさがして世界の半分を行った二人の兄たちを見つけました。三人は一緒に黒い犬が道にいる場所に行きました。娘が犬の顔を打つと、犬はハンサムな王子に変わり、みんなと一緒に川へ行きました。そこにおばあさんはまだいました。おばあさんはまたみんなにあえてとても喜び、みんなを向こう岸に渡してくれました。それからおばあさんも行ってしまいました。というのは今おばあさんの魔法もとけたからです。しかし、他のみんなは年とった漁師のところに行きました。そしてみんながお互いを見つけたことに喜びましたが、鳥は壁にかけておきました。
しかし、二番目の息子は家におちつかず、石弓を持って狩りに出かけました。疲れてくると、フルートをとって鳴らしました。王様も狩りをしていて、それを聞き、そちらへ行き、若者に会うと、「誰がここで狩りをする許可を与えたのかね?」と言いました。
「え、誰にも許可を得ていません。」
「じゃあ、お前は誰の子かね?」
「私は漁師の息子です。」
「だが、あれには子供がいないじゃないか」
「もし信じないなら、一緒にきてください。」
王様は一緒に行き、漁師に問いただしました。それで漁師は王様に全てを話しました。すると壁の小さな鳥が歌い出しました。「母は小さな牢屋にひとりいる、王家の血の王様よ、ここにいるのはみんな汝の子ら、二人の妹たちはとても不実、二人が子らに災難を与え、深い川に漁師は来て行く」
するとみんな驚いて、王様は、鳥と漁師と三人の子どもたちを一緒に城に連れて戻りました。そして牢屋をあけて妻を出すように命じました。お后はとても具合が悪く弱っていました。それで娘がお后に泉の水を飲ませると、お后は丈夫で健康になりました。しかし二人の不実な妹たちは焼かれ、娘は王子と結婚しました。
Het is wel duizend en nog meer jaar geleden; toen waren er hier in 't land allemaal kleine koninkjes, en eentje woonde er ook op de Keuterberg, en die ging toch zo graag op jacht. Eens op een keer, toen hij met zijn jagers het slot uit trok, waren er beneden aan de berg drie meiskes, bezig met het hoeden van hun koeien, en toen ze de koning en de hele hofhouding zagen, toen riep de oudste de twee andere meisje toe en wees hen op de koning: "Hela! hola! Als ik hem niet krijg, dan neem ik er geen." En de tweede, aan de andere kant van de berg, antwoordde, terwijl zij wees op de man die rechts van de koning liep: "Hela! hola! Als ik die niet krijg, dan wil ik er geen." En toen riep de jongste, wijzend op hem die links van de koning liep: "Hela! hola! Als ik die niet krijg, dan wil ik er geen!" Maar dat waren de twee ministers! De koning hoorde dat allemaal, en toen ze van de jacht thuis gekomen waren, liet hij de drie meiskes bij zich komen en vroeg hun, wat ze daar gisteren op de berg hadden geroepen. Nu dat wilden ze niet zeggen. Maar de koning vroeg aan de oudste, of ze hem niet tot man wou hebben? Toen zei ze: "ja!" en haar twee zusters wilden met de twee ministers trouwen, want ze waren alle drie mooie meiskes met lieve gezichtjes, vooral de koningin, haar had ze – als vlas.
Maar nu kregen de twee zusters geen kinderen, en toen de koning eens op reis moest, liet hij ze naar de koningin gaan, om haar wat op te monteren, want ze moest een kindje krijgen. En ze kreeg dan ook een jongetje en dat had een vuurrode ster midden op zijn voorhoofd. De twee andere zusters nu zeiden tegen elkaar: ze wilden die jongen in 't water gooien. Toen ze hem daarin gegooid hadden (ik geloof dat het de Wezer is geweest), toen vloog d'r zo'n vogeltje op en dat zong:
Tot de dood genegen
't besluit nog niet gekregen
daar bij het lelieblad
jongetje, ben jij dat?
Toen ze dat allebei hoorden, sloeg hun de angst om 't hart en ze maakten, dat ze wegkwamen. En toen de koning thuiskwam, zeiden ze tegen hem: de koningin had 'n hond gekregen. En de koning zei: "Wat God doet, dat is welgedaan." Maar nu woonde er bij het water een visser, en die viste de kleine jongen weer op, en die leefde nog, en omdat z'n vrouw geen kinderen had, voedden ze 'm op. Na een paar jaar was de koning weer weg, en juist kreeg de koningin weer een jongetje, en de twee valse zusters gooiden het kind weer in 't water, en weer vloog er een vogeltje op en zong:
Tot de dood genegen
't besluit nog niet gekregen
daar bij het lelieblad
jongetje, ben jij dat?
En toen de koning thuis kwam, zeiden ze tegen hem, dat de koningin weer een hond had gekregen en weer zei hij: "Wat God doet, dat is welgedaan." Maar de visser viste deze jongen ook uit 't water op en voedde hem ook op.
Nu ging de koning weer op reis, en nu kreeg de koningin een lief klein meisje; en ook dat gooiden de valse zusters in 't water. Weer vloog er het vogeltje omhoog en zong:
Tot de dood genegen 't
besluit nog niet gekregen
daar bij het lelieblad
meisje, ben jij dat?
En toen de koning weer thuis kwam, zeiden ze hem dat de koningin nu een kat had gekregen. Toen werd de koning boos, liet z'n vrouw in de gevangenis werpen en daar heeft ze heel wat jaren in gezeten.
Ondertussen groeiden de kinderen op, en de oudste ging eens op een keer met andere jongens uit vissen, en toen wilden die andere jongens hem niet bij zich dulden en zeiden: "Jij vondeling, ga je eigen weg." Nu werd hij bedroefd en vroeg aan de oude visser wat daar van waar was? Die vertelde hem, dat hij eens aan 't vissen was geweest en toen had hij hem uit 't water opgevist. Nou, zei hij, dan wilde hij weg en z'n vader gaan zoeken. De visser had graag dat hij bij hem bleef, maar hij liet zich niet vasthouden en tenslotte moest de visser toegeven. Hij begaf zich op weg en liep vele dagen achter elkaar, en eindelijk kwam hij voor een groot, wijd water, en daar stond 'n oude vrouw bij te vissen. "Goeiedag moeder," zegt de jongen. "Wel bedankt." - "U kon wel 's lang vissen voor u een vis ving." - "En jij kon wel 's lang zoeken voor je je vader vond. Wou je graag 't water over?" zei de vrouw. "Ja, God weet het." En toen nam die oude vrouw hem op haar rug en droeg hem door het water heen, en hij zocht lang en hij kon toch z'n vader maar nergens vinden. En nu was er al een jaar voorbij en nu trok de tweede jongen ook weg, om z'n broertje te zoeken. Hij kwam ook bij dat grote water en toen verging het hem precies als zijn broer. Nu was alleen de dochter nog maar thuis, en die schreide zo dikwijls om haar broers, dat ze tenslotte de visser ook smeekte om haar maar te laten vertrekken, want ze wou toch zo graag haar broertjes gaan zoeken. En ook zij kwam bij dat grote water en toen zei ze tegen de oude vrouw: "Goeiedag, moeder." - "Welbedankt." - "Ik hoop, dat God u helpt bij 't vissen." Toen de oude vrouw dat hoorde, werd ze heel erg vriendelijk en droeg haar het water over en ze gaf haar een grote tak in haar hand en zei tegen haar: "Nu moetje maar aldoor deze weg verder op gaan, kindlief, en dan kom je langs een grote zwarte hond. Dan moetje stil en dapper en zonder te lachen en zonder 'm aan te kijken langs hem gaan. Dan kom je aan een groot, open slot, en op de drempel moet je de tak laten vallen, en dan meteen het slot aan de andere kant weer uitgaan; dan is er daar een oude bron, daar is een grote boom in gegroeid, en daarin hangt een kooi met een vogel erin; die kooi moet je er uitnemen; neem dan nog 'n glas water uit diezelfde bron en ga met die twee dingen dezelfde weg weer terug; op de drempel ligt de tak nog, die neem je dan weer op, en als je dan weer langs die hond komt, dan sla je 'm in z'n gezicht, maar pas op, dat je hem niet trapt, en dan kom je maar weer bij mij terug. En nu vond ze het allemaal zo, als de oude vrouw gezegd had, en op de terugweg vond ze haar beide broers die de halve wereld hadden doorgezocht. Ze gingen samen tot waar de zwarte hond in de weg lag, en ze sloeg hem in 't gezicht en toen werd hij een pracht van een prins, en die ging ook met hen mee tot aan het water. En daar stond die oude vrouw nog; die was heel verheugd dat ze er alle vier waren, en ze droeg hen allemaal over 't water en toen ging ze ook weg, want ze was nu verlost. Maar de anderen gingen allemaal naar de oude visser, en ze waren allemaal blij, dat ze weer bij elkaar waren en de vogel hingen ze met z'n kooi aan de wand.
Maar de tweede zoon kon niet rustig thuis blijven, hij nam een boog en ging op jacht. En toen hij moe was, nam hij z'n fluit en blies een deuntje. Maar nu was de koning ook op jacht en hij hoorde dat en hij ging erheen, en toen hij de jongen aantrof, zei hij: "Wie heeft jou toegestaan om hier te jagen?" - "Wel, geen mens." - "Van wie ben je dan?" - "Ik ben de visser zijn zoon." - "Die heeft immers geen kinderen." - "Als je 't niet geloven wil, kom dan maar mee." Dat deed de koning en hij vroeg de visser uit, en die vertelde hem alles en het vogeltje aan de wand begon te zingen:
De moeder zit alleen
in de kerker van steen.
O koning, edel bloed
dit zijn uw kind'ren goed.
De zusters maakten een gemeen plan
daar werden zij 't slachtoffer van.
Zij smeten hen in het water
de visser vond hen later.
Nu schrokken ze allen, en de koning nam de vogel, de visser en de drie kinderen met zich mee naar 't slot, en hij liet de gevangenis openen, en haalde er zijn vrouw weer uit, maar die was er helemaal ziek en ellendig van. Maar toen gaf de dochter haar het water uit de bron te drinken en toen was ze weer fris en gezond. De twee valse zusters werden verbrand, en de dochter trouwde met de prins.